Digitale inclusie is van levensbelang

Auteur: Jill Coene

Het thema ‘digitale uitsluiting’ haalde de voorbije weken en maanden meermaals het nieuws. 10% van de Belgische huishoudens heeft thuis geen internet. Deels is dat te wijten aan een gebrek aan financiële middelen, deels aan een gebrek aan vaardigheden. Soms ziet men ook gewoon de noodzaak niet in.

Sociale uitsluiting of armoede leiden niet automatisch tot digitale uitsluiting. De groep mensen in armoede is zeer divers en sommigen hebben goede digitale skills. Ook hoogopgeleiden of jongeren, van wie men aanneemt dat zij tot de digital ‘natives’ behoren, kunnen digitaal uitgesloten zijn. Digitale uitsluiting kan omgekeerd wel leiden tot sociale uitsluiting.

Door de toenemende digitalisering van onze samenleving geraken digitaal uitgesloten groepen steeds verder achterop. Denk aan het digitaal onderwijs tijdens de coronapandemie waar vele jongeren de aansluiting met het onderwijs misten. Denk aan webinars en Massive Open Online Courses die voorbij gaan aan wie digitaal niet mee is. Digitale dienstverlening, e-government, online banking, e-commerce, … : digitaal uitgesloten personen maken er amper of geen gebruik van. Ook een cv opstellen, online sollicitatietesten doen, gebruikmaken van digitale dienstverlening van de VDAB, … zijn niet vanzelfsprekend. Bovendien maakt wie digitaal uitgesloten is weinig kans op een arbeidsmarkt die steeds meer digitale vaardigheden vereist.

Ondersteuning en laagdrempelige dienstverlening

Volgens Axelle Asmar, Leo Van Audenhove & Ilse Mariën (VUB) is sociale ondersteuning bij digitale problemen belangrijk voor digitale inclusie. Het gaat dan bijvoorbeeld over hulp vragen aan familie, vrienden, collega’s. Of over anderen vragen om handelingen in zijn plaats te doen, zoals een document afprinten. Ook hulp door organisaties of het volgen van computerklassen behoren tot de ondersteuningsmogelijkheden. Mensen in een precaire situatie hebben echter niet altijd toegang tot sociale ondersteuning op digitaal vlak, wat hun digitale uitsluiting nog kan versterken.

Publieke en middenveldorganisaties spelen een belangrijke rol om mensen te begeleiden en leerkansen te bieden. Een veilige omgeving waar men vaardigheden kan leren in een informele sfeer, met een aanbod dat aansluit bij de noden en interesses van de doelgroep is belangrijk. Overheden, organisaties en dienstverleners moeten naast online bereikbaarheid blijven inzetten op laagdrempelige, bereikbare en persoonlijke dienstverlening.

Ongelijke gezondheid

Een van de potentiële gevolgen van digitale uitsluiting is een ongelijke gezondheid. Wetenschappelijk onderbouwde en eenvoudig begrijpbare online gezondheidsinformatie is cruciaal, menen Gilles Henrard en Sophie Lacroix (ULG). Maar ook dan is ‘digitale gezondheidsgeletterdheid’ vereist, het vermogen om online gezondheidsinformatie te vinden, te begrijpen en te evalueren en die kennis toe te passen. Dit is niet louter een individuele verantwoordelijkheid.

Ook aanbieders van gezondheidszorg moeten erover waken dat informatie breed toegankelijk is (niet enkel online), met communicatie aangepast aan verschillende doelgroepen en in verschillende talen. Dit is des te relevanter in de strijd tegen corona.

Dennis Cremer, Betisem Elmensouri, Hans De Loof en Guido De Meyer (UAntwerpen) onderzochten de impact van het elektronisch geneesmiddelenvoorschrift op kwetsbare groepen. Vanaf 2021 verdwijnt het papieren voorschrift. Patiënten zullen ‘Mijngezondheid.be’ moeten gebruiken, een online portaal waarop men onder andere zijn geneesmiddelenvoorschriften kan raadplegen en beheren. Ook hier zijn toegang tot internet en digitale vaardigheden cruciaal.

23% van de ondervraagde patiënten staat negatief tegenover het gebruik van ‘Mijngezondheid.be’, vooral ouderen, patiënten die veel geneesmiddelen gebruiken en patiënten met beperkte digitale vaardigheden. Wie niet zelf online zijn gezondheidsdossier kan inkijken en voorschriften kan raadplegen, wordt afhankelijk van anderen om in te loggen. Of men zal de arts moeten vragen om een ‘bewijs van het elektronisch voorschrift’ uit te printen. Juist patiënten die daar het meeste nood aan hebben, geven aan dat zij hun arts dit niet zullen durven vragen.

Internet is een basisrecht

“Veel mensen krijgen het advies om hun internetabonnement op te zeggen om kosten te besparen. Dus enerzijds wordt internet als luxe beschouwd, anderzijds wordt van mensen wel verwacht dat ze alles digitaal meedoen.”

Deze getuigenis tekende een vereniging waar armen het woord nemen op. Dergelijk advies druist regelrecht in tegen de principes van digitale inclusie.

Toegang tot multimedia en internet in openbare plaatsen, liefst met de nodige ondersteuning, is een eerste stap, maar is onvoldoende. Tijdens de lockdown werden deze plaatsen gesloten. Ook in ‘normale’ tijden is het aanbod beperkt tot de openingsuren, moet men soms reserveren en is er niet altijd voldoende privacy.

Het aanbod van Telenet voor een basis internetpakket van 5 euro per maand is een goed initiatief dat andere providers zouden kunnen volgen. Maar de overheid zou moeten voorzien in structurele maatregelen, zoals een uitbreiding van het sociaal tarief voor internet en telefonie, gratis wifi op openbare plaatsen, een verlaging van de btw op een internetverbinding of een verhoging van de middelen van het ‘Fonds voor participatie en sociale activering’ (waarmee OCMW’s via aanvullende financiële steun de digitale uitrusting van hun cliënten kunnen ondersteunen).

Lees er meer over in het “Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2020”.

Bron afbeelding: https://www.independentliving.co.uk