(Over)leven in waterarmoede

Auteurs: Jill Coene & Sandrine Meyer

Voor de Koning Boudewijnstichting stelden Sandrine Meyer (ULB) en Jill Coene (UAntwerpen) – naar analogie van de energiearmoedebarometer een ‘waterarmoedebarometer’ samen.

Waterarmoede is een situatie waarin een huishouden geen toegang heeft tot water van voldoende hoeveelheid of kwaliteit om in zijn basisbehoeften (voedsel, persoonlijke hygiëne en huisvesting) te voorzien. De belangrijkste oorzaken zijn lage inkomens, hoge waterfacturen en huisvesting van slechte kwaliteit (bv. verouderde leidingen waardoor lekken kunnen ontstaan).

Hoeveel gezinnen in ons land zijn getroffen? Wie is kwetsbaar? Het zijn enkele vragen die we in deze blog trachten te beantwoorden.

We maken grotendeels gebruik van de gegevens van de SILC-enquête (Survey on Income and Living Conditions) van 2021. Deze vullen we aan met administratieve data voor 2021 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De VMM rapporteert immers jaarlijks statistieken in het kader van het algemeen waterverkoopreglement.

Dit kwantitatieve beeld uit de barometer vervolledigen we in deze blog met kwalitatief materiaal vanuit het “Tweejaarlijks Verslag 2018-2019- Duurzaamheid en armoede” van het interfederale Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2019). Het Steunpunt bevraagt immers ook de stem van mensen in armoede, een stem die niet kan ontbreken.

Drinkwaterverbruik

Sinds midden jaren ’90 daalde het gemiddeld drinkwaterverbruik van gezinnen van 121 liter naar 96 liter per dag per persoon in 2019. In 2020 en 2021 steeg het gemiddeld waterverbruik per persoon per dag opnieuw, deels als gevolg van COVID-19 (lockdowns, telewerk, tijdelijke werkloosheid, …).

In Vlaanderen verbruikt een persoon in een gemiddeld gezin van 2,3 personen gemiddeld 89 liter water per dag. Het drinkwaterverbruik verschilt sterk tussen gemeenten omdat er een verschil is in het aantal grond- en regenwaterputten. Zo is volgens de VMM in West-Vlaanderen 27% van het totale waterverbruik gedekt door grond- of regenwater, waar dat in de provincie Antwerpen maar 6% is. Kwetsbare gezinnen kunnen minder vaak een beroep doen op grond- of regenwater (bv. omdat ze in een appartement of huurhuis wonen). Zij zijn dus vaker afhankelijk van kraanwater. Bovendien liggen ook zuinige toestellen (waterzuinige wasmachine, spaardouchekop, toilet met spaarknop) minder vaak binnen hun bereik (Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 2019).

Van het totale waterverbruik (drinkwater + regen- en grondwater) in Vlaanderen gaat volgens de VMM 26,5% naar het gebruik van een douche, 18,5% naar het doorspoelen van toiletten, 16,5% naar de afwas, 8% naar koken en drinken, 5% naar schoonmaak en 24,5% naar andere toepassingen (bad, tuin, handen wassen, tanden poetsen, …). Tussen gezinnen verschilt dit uiteraard o.a. naargelang van de uitrusting van de woning (bv. is er een bad of een douche) en de aanwezigheid van een tuin.

Drinkwaterprijs

In Vlaanderen wordt de prijs voor drinkwater gereguleerd door de VMM (Vlaamse Milieu Maatschappij). De prijs verschilt per watermaatschappij en per gebied. De manier waarop de watermaatschappij de prijs berekent, is echter identiek in de hele regio. Ze omvat de kost voor levering, de kost voor afvoer en zuivering, een sociale bijdrage en 6% BTW. Er is een gedeelte aan een vaste prijs (vastrecht) en een gedeelte aan een variabele prijs afhankelijk van het verbruik. Het ‘vastrecht’ bedraagt € 100 per wooneenheid, met een korting van € 20 per bewoner voor maximum vijf bewoners. Voor het variabele gedeelte geldt een basisprijs voor de eerste 30m³ verbruik (plus 30m² per bewoner) en een comfortprijs (het dubbele van de basisprijs) voor meerverbruik. Bij abnormaal hoog verbruik door een verborgen lek kan de klant onder bepaalde voorwaarden een minnelijke schikking vragen. Dan is hij slechts een gedeelte van de factuur verschuldigd.

Voor bepaalde groepen (bv. rechthebbenden op een leefloon) bestaat in Vlaanderen een sociaal tarief voor drinkwater. Dit betekent een korting van 80% op de waterfactuur. 165.368 toegangspunten van de 2.761.121 huishoudelijke watermeters hadden in 2021 recht op dit sociaal tarief (zo’n 6%).

Voor sommige huishoudens is het niet mogelijk om het sociale tarief toe te passen, ook al hebben ze er theoretisch recht op (bijvoorbeeld bij collectieve watermeters in appartementen). In dat geval kan het huishouden een forfaitaire compensatie aanvragen, waarvan het bedrag afhangt van de samenstelling van het huishouden.

Wie geen toegang heeft tot drinkwater moet een beroep doen op flessenwater, wat erg duur is:

“Al jaren is het water dat bij ons uit de kraan komt bruin en vies. De sociale huisvestingsmaatschappij zegt dat het probleem bij de Watergroep ligt, de Watergroep vindt natuurlijk van niet. Ik ben dus verplicht om water in flessen te kopen. Dat is duur, slecht voor het milieu en ik moet extra pmd-zakken kopen.”

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 2019, p.36.

Hoe meten we waterarmoede?

Wij beschouwen een gezin als ‘waterarm’ wanneer het behoort tot de 50% laagste inkomens en de maandelijkse waterfactuur een te grote hap uit het beschikbaar inkomen na aftrek van de woonkosten vormt. We lichten dit stap voor stap toe.

Inkomen

Voor de berekening van het beschikbaar inkomen worden alle bruto-inkomsten van een huishouden samengeteld. Het gaat dan bijvoorbeeld over lonen en wedden, de bedrijfswagen, inkomsten of verliezen uit activiteiten als zelfstandigen, het aanvullend pensioen, uitkeringen en bijstand (werkloosheid, ziekte, pensioen, leefloon, …), de studietoelage, de inkomsten van verhuur van een eigendom of grond, gezin- en kindgerelateerde toelagen, huisvestingstoelagen, inkomsten uit vermogen, …

Van deze som worden regelmatig betaalde transferten tussen huishoudens, belasting op inkomen en sociale zekerheidsbijdragen en onroerende voorheffing voor eigenaarschap van de hoofdverblijfplaats afgetrokken.

Het resulterende beschikbaar inkomen wordt omgezet naar een ‘equivalent’ beschikbaar inkomen volgens de aangepaste OESO-equivalentieschaal om rekening te houden met verschillen in gezinsgrootte. Op basis van deze schaal krijgt iedere eerste volwassene in het gezin een gewicht van 1, iedere bijkomende volwassene een gewicht van 0,5 en kinderen jonger dan 14 jaar een gewicht van 0,3.

We nemen enkel de 50% laagste inkomens mee in de analyse.

Volgens de SILC-enquête bedroeg het mediaan beschikbaar inkomen in België op gezinsniveau € 2.045 per maand in 2021. In Vlaanderen (€ 2.172) was dat iets hoger dan in Wallonië (€ 1.854) en Brussel (€ 1.793).

Woonkosten

Vervolgens trekken we de kosten voor wonen af van het inkomen. De maandelijkse woonkosten beschouwen we als de optelsom van de huur of afbetaling voor de hypothecaire lening voor de hoofdverblijfplaats + onderhoudskosten voor de gemeenschappelijke ruimtes en gebruik van liften + kosten voor gewoon onderhoud en kleine herstellingen. Wonen in een zeer groot of luxueus huis vermindert het resterend gezinsinkomen. In dit geval stijgt ten onrechte het risico om in waterarmoede terecht te komen. Daarom plafonneren we de woonkosten die we in aanmerking nemen.

Volgens de SILC-enquête was de mediane woonkost (ongeacht eigenaarstype) in 2021 € 472 per maand. Hier steekt Brussel erbovenuit, met een mediane woonkost van € 625, tegenover € 462 in Vlaanderen en € 418 in Wallonië.

Waterfactuur

De SILC-enquête vraagt aan gezinnen hoeveel ze maandelijks betalen voor hun waterverbruik. Dat mag ook een ruwe schatting zijn. De hoeveelheid water die ze verbruiken is dus niet gekend, enkel het bedrag van de factuur. Gezinnen mogen de waterfactuur optellen bij de uitgaven voor energie. Om hiervoor te corrigeren, berekenen we voor deze gezinnen een fictief bedrag voor water. Hetzelfde doen we voor huurders waarvan de waterfactuur is inbegrepen in de huur.

Volgens de SILC-enquête bedroeg de mediane waterfactuur van gezinnen in België € 27 per maand in 2021 (€ 26,8 in Vlaanderen, € 21 in Brussel en € 30 in Wallonië). De mediane factuur stijgt naargelang het aantal gezinsleden en naargelang het inkomensdeciel. Wel weegt de waterfactuur in het inkomen van hogere inkomensgezinnen minder zwaar door.

Waterarmoede

Nu kunnen we het inkomen (min woonkosten) en de uitgaven voor water tegen elkaar afzetten. De drempelwaarde waaronder we een gezin beschouwen als gezin met disproportioneel hoge uitgaven voor water leggen we vast op twee keer de mediane ratio ‘wateruitgaven/inkomen na woonkost’. In 2021 bedroeg die drempelwaarde 2,1%.

Gezinnen met een laag inkomen (de onderste 50% van de inkomensverdeling) die meer uitgeven dan 2,1% van hun maandelijks inkomen (na aftrek van de woonkosten) worden volgens onze definitie dus beschouwd als waterarm.

Hoeveel gezinnen leven in waterarmoede?

13,8% van de gezinnen met een laag beschikbaar inkomen leefde in 2021 in waterarmoede. In Vlaanderen was dat aandeel aanzienlijk lager (9,1%), in Brussel en Wallonië was het hoger (zie figuur 1). Dichtbevolkte gebieden kennen een groter aandeel gezinnen in waterarmoede (20,9%) dan dunbevolkte (12,3%) en intermediaire (10%) gebieden.

Figuur 1. Waterarmoede in België en de gewesten. Eigen berekeningen o.b.v. SILC 2021.

We kunnen waterarmoede ook meten met een andere drempelwaarde, die internationaal vaker wordt toegepast. Gezinnen in waterarmoede zijn dan gezinnen (ongeacht de hoogte van hun inkomen) die meer dan 3% van hun inkomen na woonkost uitgeven aan de waterfactuur. In de barometer vind je hier gegevens over. We kozen ervoor om in deze blog te focussen op onze eigen indicator, die enkel de 50% laagste inkomensgezinnen meeneemt.

Welke gezinnen zijn het meest kwetsbaar?

In deze alinea’s bekijken we enkel gegevens voor België. Om uitspraken te doen over subgroepen binnen de regio’s is de steekproef te klein.

Naar huishoudtype blijken alleenstaanden (20,8%) en eenoudergezinnen (27%) het kwetsbaarst. Bij koppels zonder (6,8%) en met kinderen (9,6%) is dat aandeel veel lager.

Huurders op de private (26,9%) en sociale markt (33,5%) zijn vaker waterarm dan eigenaars met (6,5%) of zonder (7,7%) hypotheek. Huurders aan een verlaagde huurprijs (bv. omdat ze huren van een werkgever) of die gratis wonen nemen een tussenpositie in (11%). Gezinnen die wonen in een appartement zijn vaker getroffen dan bewoners in een vrijstaande woning.

Ook de kwaliteit van de woning is van belang. 18,4% van de gezinnen die in een woning van slechte kwaliteit wonen (d.w.z. met een lekkend dak, vochtige muren of vloeren, rottend raamwerk), is waterarm.

Bekijken we waterarmoede niet vanop het niveau van het huishouden, maar vanop het niveau van het individu, dan leefde 11,8% van de Belgische bevolking in 2021 in waterarmoede. Er is een verband met leeftijd en geslacht (kinderen en vrouwen lopen het grootste risico), maar ook met de gezondheid. 24,2% van de personen met een slechte gezondheid leeft bijvoorbeeld in waterarmoede.

Is er een verband met armoede?

Er is een verband tussen inkomensarmoede (gezinnen met een inkomen lager dan 60% van het mediaan beschikbaar equivalent inkomen) en waterarmoede. 56,6% van de gezinnen in armoede is ook waterarm. Ook de lage middenklasse blijft niet gespaard. 20,3% van de gezinnen met een inkomen vlak boven de armoedegrens leeft in waterarmoede.

Er is ook een verband met andere vormen van sociale uitsluiting. Kijken we naar gezinnen met een lage werkintensiteit (gezinnen waarvan de leden op actieve leeftijd minder werken dan 20% van hun potentieel) dan is 43% van hen waterarm. Van de gezinnen in ernstige materiële of sociale deprivatie (die minstens 7 van een lijst van 13 items niet kunnen veroorloven om financiële redenen) leeft 43,4% in waterarmoede.

Afbetalingsplannen

Wanneer een klant de drinkwaterfactuur niet kan betalen, kan hij/zij een afbetalingsplan regelen met de drinkwatermaatschappij, het OCMW of een erkende instelling voor schuldbemiddeling. Als de klant geen afbetalingsplan afsluit of het niet correct naleeft, heeft een drinkwatermaatschappij twee opties. Ze kan de schuld invorderen via een procedure bij de rechtbank (eventueel voorafgegaan door een minnelijke invordering) of overgaan tot debietbegrenzing door het indienen van een aanvraag tot begrenzing bij de lokale adviescommissie (LAC). Wanneer de LAC advies uitbrengt over aanvragen voor begrenzing of afsluiting, kan ook zij een afbetalingsplan opleggen.

Volgens de VMM bleef in 2021 het aantal opgestarte betalingsplannen vrij stabiel ten opzichte van het voorgaande jaar: 65.783 via de drinkwatermaatschappijen en 8.836 via de LAC.

Het aandeel niet-nageleefde afbetalingsplannen bij de watermaatschappijen daalde tussen 2020 en 2021 licht (25,4% in 2020; 23,4% in 2021). Daartegenover steeg het aandeel niet correct gevolgde afbetalingsplannen die door de LAC waren opgelegd (35,4% in 2020; 60,3% in 2021).

Debietbegrenzers en afsluitingen

Onder bepaalde voorwaarden en na advies van de LAC kan de watermaatschappij een debietbegrenzer activeren. Daarmee kan het gezin nog wel water verbruiken, maar aan een verminderd debiet (50 liter per uur). Tijdens de COVID-pandemie mocht tijdens bepaalde periodes geen debietbegrenzing worden doorgevoerd. Sinds juni 2021, toen dit opnieuw mocht, is het aantal debietbegrenzingen sterk gestegen, tot 777 eind 2021 (VMM, 2022).

Tot eind februari 2021 mochten er ook geen afsluitingen gebeuren omwille van de pandemie. In 2021 werden 195 afsluitingen geregistreerd, waarvan 12 na tussenkomst van de LAC. Van deze 12 waren er 8 afsluitingen omwille van wanbetaling. 183 afsluitingen vonden plaats zonder tussenkomst van de LAC, waarvan er 143 gerelateerd waren aan wanbetaling. Afsluitingen na wanbetaling zonder tussenkomst van de LAC gaan voornamelijk over tweede verblijven. In totaal waren er dus 151 afsluitingen omwille van wanbetaling in 2021.

Hoewel de debietbegrenzer een alternatief vormt voor afsluiting, zijn er ook nadelen aan verbonden. Zo moeten gezinnen constant plannen wat ze wanneer doen, wat kan leiden tot stress. Een begrenzer houdt ook geen rekening met de gezinssamenstelling. Deelnemers uit een vereniging getuigden:

“De waterdebietbegrenzer [vermindert] de druk op het water zo erg […] dat het 10 minuten duurt om een fles te vullen en dat de wasmachine niet kan draaien. De debietbegrenzers brengen mensen in armoede nog meer in de problemen in plaats van hen te helpen, want ze worden verplicht om water in flessen te kopen en naar een wasserette te gaan”.

“Door zo’n debietbegrenzer kan je de was niet meer doen, kan de boiler geen water meer opwarmen. Als je op een verdieping woont met een debietbegrenzer bij een al zwak debiet, is het water in de praktijk soms afgesloten.”

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 2019, p.35.

Een partieel beeld

Belangrijk om op te merken is dat we hier slechts een gedeeltelijk beeld hebben geschetst van waterarmoede, o.b.v. huishoudens die voorkomen in de statistieken. Problematisch is de situatie van dak- en thuislozen. Zij zijn afhankelijk van voorzieningen als drinkwaterfonteinen, openbare toiletten, vzw’s en andere organisaties (zoals Doucheflux). Dit soort voorzieningen zijn beschikbaar in sommige grote steden, maar zeker niet overal.

“Zo woonde een deelneemster vanuit een vereniging waar armen het woord nemen een tijdje in een schuurtje op het platteland zonder voorzieningen. Voor drinkwater was ze afhankelijk van mensen met een auto om kilometers verder water te gaan halen. Ze waste zich in de rivier omdat ze geen toegang had tot de sanitaire voorzieningen op de nabijgelegen camping.”

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 2019, p.34-35.

Ook hebben we geen cijfers over de zogenaamde ‘verborgen waterarmoede’: gezinnen die in verhouding te weinig water verbruiken, bijvoorbeeld uit angst voor de factuur. Omdat we in de SILC-enquête geen gegevens hebben over grond- of regenwaterputten, kunnen we een erg lage waterfactuur niet automatisch linken aan een situatie van waterarmoede. Nochtans zijn mensen bijzonder inventief om te besparen, wat kan leiden tot mensonwaardige situaties. Zo rapporteert het Tweejaarlijks verslag:

“Iemand poetst haar woning met water dat ze opgevangen heeft in een ton onder de dakgoot, een andere persoon wast af in twee kuipjes en gebruikt nadien het afwaswater om de WC door te spoelen, een andere deelnemer gaat soms bij zijn buren douchen om water te besparen.”

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 2019, p.38.

Beleidsvoorstellen

De waterarmoedebarometer van de Koning Boudewijnstichting doet geen beleidsvoorstellen. In het Tweejaarlijks Verslag van het Steunpunt (2019) staan wel een aantal aanbevelingen (p.40-41), waarvan we er enkele hernemen.

  • Streven naar een universele toegang tot water en sanitatie door drinkfonteinen en sanitair in de steden en gemeenten (24u/24u, zowel in de stad als op het platteland) te voorzien.
  • De invoering en het gebruik van de waterdebietbegrenzer in het Waalse en Vlaamse Gewest aftoetsen op de menselijke waardigheid, met betrokkenheid van mensen in armoede, hun verenigingen en de diverse stakeholders. In de eerste plaats inzetten op ondersteuning en begeleiding van de betrokken huishoudens.
  • Voorzien in een sociaal waterfonds waarmee – op maat – kan tussengekomen worden bij betalingsmoeilijkheden en ook kleine technische ingrepen kunnen gebeuren.
  • Verder uitwerken van ondersteuningsmogelijkheden in de plaatsing van een regenwaterinstallatie en besparende huishoudtoestellen, ook voor private en sociale huurders. De sociale huisvestingsmaatschappen stimuleren en verplichten om in te zetten op duurzaam watergebruik (opvang en gebruik van regenwater).
  • De installatie van individuele meters verplichten, zodat de bewoners zicht hebben en meer vat krijgen op hun waterverbruik.
  • Verbruiksgegevens in de eerste plaats gebruiken voor de opsporing van problemen (zoals waterlekken) en zo betalingsmoeilijkheden voorkomen.

Referenties

Meyer, S., & Coene, J. (2023). Barometer waterarmoede. Analyse en interpretatie van de gegevens 2021. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Koning Boudewijnstichting (2023). Zoom! Barometer van de waterarmoede. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2019). Tweejaarlijks Verslag 2018-2019. Duurzaamheid en armoede: een bijdrage aan politiek debat en politieke actie. Brussel: Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting.

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2022). Statistieken toepassing algemeen waterverkoopreglement – drinkwater, jaar 2021. Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij.

Afbeelding van Catt Liu via Unsplash