Inga Verhaert, terug van nooit (echt) weggeweest

Na een politieke carrière van zestien jaar keert Inga Verhaert met veel goesting terug naar de Universiteit Antwerpen om er de Dienst Internationale Samenwerking (DIS) te leiden. Daar wacht haar meer dan één uitdaging. “Het klassieke Erasmusprogramma zal niet verdwijnen, maar om verder te groeien moeten we naar een breder palet van mogelijkheden.”

Inga Verhaert verdiende jarenlang haar strepen als sp.a-politica. Maar daarvoor, tussen 1994 en 2004 om precies te zijn, legde ze al een heel parcours af aan onze universiteit. In die jaren werkte ze onder meer als coördinator Internationale Relaties aan wat toen nog het RUCA was en als beleidsmedewerker van toenmalig RUCA-rector wijlen professor Alain Verschoren. Ze maakte de fusie van de Universiteit Antwerpen vanop de eerste rij mee.

En toen was er dat uitstapje naar de politiek, dat uitdraaide op een heuse carrièreswitch. Wat in 2000 begon met een aanstelling in de gemeenteraad van Kalmthout, bracht haar in 2004 tot in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, twee jaar later gevolgd door een zetel in de deputatie van de Provincie Antwerpen. Die functie voerde ze uit tot 2018. Al die jaren hield ze zich onder meer bezig met internationale politiek en onderwijs. “Toen aan dat hoofdstuk een einde kwam, groeide al gauw het idee om terug te keren naar het hoger onderwijs, waar mijn hart altijd gelegen had. En toen zag ik die vacature voor diensthoofd van de DIS.”

Plafond bereikt?

Inga kreeg de functie en volgde zo Piet Van Hove op, die vandaag een mandaat bekleedt bij de European Association for International Education (EAIE). “Als DIS houden wij ons onder meer bezig met Europese onderwijsprogramma’s en de samenwerking met het zuiden”, legt Inga uit. “En uiteraard ook met uitwisselingsprogramma’s: het is een privilege om op dat vlak mee aan de knoppen te staan. We hebben vandaag immers meer dan ooit behoefte aan een vermenselijking van de internationale relaties. Internationaal onderwijs is daarbij een uitgelezen instrument. Via onze uitwisselingsprogramma’s maken wij als het ware nieuwe Europeanen en bij uitbreiding sterke wereldburgers.”

Daarbij kan niemand om de vaststelling heen dat er een plafond bereikt is: het aantal Vlaamse universiteitsstudenten dat op uitwisseling gaat, groeit al enkele jaren niet meer aan. Inga hoopt dan ook het aanbod op een nieuwe leest te kunnen schoeien. “Uit onderzoek blijkt dat veel studenten wel interesse hebben, maar dat ze een klassieke uitwisseling van een half jaar of langer om allerlei redenen niet zien zitten. Daarom denken we aan nieuwe uitwisselingsvormen: een korter verblijf, een mengvorm van fysiek en virtueel internationaal onderwijs, gastcolleges van buitenlandse docenten, een uitwisseling die gekoppeld is aan een werkervaring … De vertrouwde Erasmusformule zal zeker niet verdwijnen, maar op die manier willen we het palet verbreden.”

Corona gaf op dat vlak een zetje in de goede richting. Inga: “Door het afstandsonderwijs moesten we wel digitaliseren, waardoor tegenwoordig niemand nog opkijkt van pakweg een gemengd klaslokaal, met studenten uit Antwerpen én het buitenland. Dat we met YUFE (Young Universities for the Future of Europe) bij de koplopers zijn in de uitbouw van de nieuwe Europese universiteiten, geeft ons bovendien een streepje voor.”

Verrassingen vermijden

Daarnaast wil Inga nog meer aandacht besteden aan het risicomanagement bij buitenlandse studie- of werkverblijven. “Als universiteit hebben wij het jaar rond studenten, onderzoekers en andere medewerkers in het buitenland zitten. We moeten op zijn minst te allen tijde weten wie waar verblijft en onze mensen in de best mogelijke omstandigheden laten vertrekken. Dat betekent dat ze op de hoogte zijn van risico’s, voorzorgsmaatregelen, wat te doen als er toch iets misloopt … Al die zaken gaan we in procedures gieten. Want de pandemie heeft ons geleerd dat verrassingen nooit uitgesloten zijn. Belangrijk daarbij is ook onze Commissie Risicobestemmingen, die oordeelt over de risico’s van reizen naar minder voor de hand liggende bestemmingen. We hebben die werking recent verder op punt gesteld en uitgebreid naar onze studenten.”   

Intussen kreeg Inga er nog een uitdaging bij. In december stelde de rector haar aan als opdrachthouder Internationalisering, een universiteitsbrede functie. “De bedoeling is dat ik een analyse maak van de internationale initiatieven aan onze instelling. Welke processen zijn er? Zijn die goed op elkaar afgestemd? Moeten we eventueel iets extra doen? Het gaat dan bijvoorbeeld ook over het aantrekken van buitenlandse diplomastudenten, mobiliteit van medewerkers, internationale samenwerking binnen onderzoek … Dat gaat dus breder dan de activiteiten binnen de DIS, al kun je beide niet los van elkaar zien.”

Kleine wereld

Of haar terugkeer naar de universiteit als een grote ommekeer voelt na haar politieke carrière? Inga relativeert. “Ook bij mijn politieke werk lag de focus vaak op internationale samenwerking. En net als in de academische wereld draait het daarbij in de eerste plaats om menselijke relaties.” Tijdens haar jarenlange afwezigheid verloor Inga nooit echt de voeling met de universiteit. “Antwerpen mag dan een wereldstad zijn, we bleven elkaar tegenkomen, als in een dorp”, lacht ze.

Al is er in die zestien jaar ook heel wat veranderd. “Van welgeteld één internationale medewerker per universitaire campus zijn we gegroeid naar een DIS met een achttiental medewerkers en minstens een paar internationale medewerkers per faculteit. We mogen ook trots zijn op onze summer schools en onze samenwerking met het zuiden via onder meer het IOB (Institute of Development Policy). UAntwerpen doet niet langer aan internationalisering, UAntwerpen ís internationaal”, besluit Inga.