- Bastiaan Lavaert over Margareta de Bacquere
In de betoverende wereld van het zeventiende-eeuwse literaire landschap schitteren devotieboekjes als kostbare juwelen vol vrome reflecties, diepgewortelde gebeden en spirituele ontdekkingen. Eén van deze vergeten teksten, ‘Memorien raekende het leven van jouffr. Margareta de Bacquere’, opent voor ons een deur naar deze tijd, waar vrouwen, ondanks hun onderbelichte rol, een cruciale plaats innamen in de vroegmoderne literaire cultuur.
Maar waarom graven we in dit verre verleden? Onze zoektocht naar de verloren stemmen van vrouwen uit de zeventiende eeuw is meer dan een historische verkenning. Het is een noodzakelijke ontdekkingsreis, omdat we in het heden nog steeds worstelen met de plaats van vrouwen in diverse maatschappelijke domeinen. Het bewustzijn van deze historische lacunes weerspiegelt de uitdagingen waarmee we vandaag de dag worden geconfronteerd in termen van gendergelijkheid en het erkennen van vrouwelijke bijdragen.
Te midden van een groeiend bewustzijn van de lacunes in ons begrip van de rol van vrouwen in de vroegmoderne literaire cultuur, blijft het noodzakelijk om nieuwe perspectieven te ontdekken en onbestudeerde bronnen te verkennen. Ondanks het waardevolle karakter van recent onderzoek op dit gebied, heeft het nog niet voldoende het brede publiek bereikt, en er liggen nog tal van onontgonnen schatten (waaronder deze devotieboekjes) die kunnen bijdragen aan een dieper begrip van de complexe weefsels van vroegmoderne samenlevingen.
Dit onderzoek heeft als doel de verscheidenheid aan dit soort devotieboekjes te verkennen, met een focus op het ontrafelen van de achterliggende redenen voor hun creatie en consumptie. Als voorbeeld gebruiken we een boek over Margareta de Bacquere. Het is dus niet de bedoeling de individuele levens van deze vrouwen te onthullen, maar wel om licht te werpen op de bredere sociaal-culturele context van deze devotieboekjes. Het is een blik op de gelaagdheid van ‘vergeten woorden’, waarbij we niet alleen de rijkdom van het zeventiende-eeuwse literaire erfgoed ontdekken, maar ook de basis leggen voor een inclusievere kijk op het verleden.
Te midden van deze vergeten verhalen en stille stemmen is dit ook een uitnodiging om deel te nemen aan de dialoog. Laten we samen de historische echo’s van Margareta de Bacquere en haar tijdgenoten ontdekken en reflecteren op de parallellen met onze eigen zoektocht naar inclusiviteit. Want in het onthullen van de vergeten verhalen van vrouwen uit het verleden, vinden we een pad naar een meer gebalanceerde en eerlijke toekomst.
Verkenning van de devotieboekjes
Devotieboekjes zijn compacte gedrukte boeken of manuscripten over de levens van devoten die, ontstaan rond 1300, een nieuwe opflakkering kregen gedurende de vroegmoderne periode. Tegenwoordig wordt de term ‘devotieboek’ gebruikt als een overkoepelende term voor een divers spectrum van meditatieve teksten, waaronder heiligenlevens, visioenboeken, traktaten over de kunst van het sterven (ars moriendi), beschouwingen over de Vier Uitersten en passieboeken. Dit onderzoek richt zich specifiek op de ars moriendi van overleden vrouwen.
Deze boeken, geschreven door zowel mannen als vrouwen op basis van dagboeken en brieven, fungeerden als een soort testament voor het devote leven van een overleden (vaak geestelijke) persoon. Ze dienden als bevlogen promotiemateriaal voor het geloof, maar werden individueel ingevuld. De boekjes lijken op deze manier niet bedoeld voor een breed publiek maar eerder als intieme reflectie voor individuele lezers.
Wat deze devotieboekjes zo intrigerend maakt, is hun persoonlijke karakter. In tegenstelling tot de meer formele religieuze teksten van die tijd, bieden deze geschriften een (in zoverre mogelijk) ongefilterde blik op de geloofsbeleving van een overleden gelovige. Het zijn geen gestandaardiseerde liturgieën, maar eerder intieme spirituele ‘dagboeken’.
Om hypotheses te formuleren over de redenen achter de creatie van devotieboekjes, kijken we vanuit het boek over Margareta de Bacquere naar opvallende kenmerken van dit literaire genre in de vroegmoderne periode. Een opvallend motief is de gravure van de persoon waar het boek over gaat, een terugkerend element bij alle onderzochte boeken. Deze afbeelding staat vaak naast of vlak voor het titelblad.
Op het titelblad is veel informatie terug te vinden, waaronder de uitgever en auteur van het boek. Alle onderzochte boeken zijn afkomstig van een Antwerpse uitgever. Hoewel dit onderzoek beperkt is tot Antwerpse bibliotheken, blijkt dit vrij accuraat te zijn. Volgens een artikel in het tijdschrift De Boekenwereld (jaargang 18, 2001-2) was Antwerpen namelijk al sinds de zestiende eeuw het productiecentrum voor deze teksten.
De auteur wordt echter niet altijd vermeld. Op dit moment beperkt de hypothese zich tot een, op het eerste zicht, simpele vaststelling dat enkel mannelijke auteurs vermeld worden. Dit wordt versterkt door twee redenen: in dit kleinschalige onderzoek zijn er geen vrouwelijke auteurs teruggevonden en hier bovenop zijn de boeken waarbij geen auteur is vermeld in het Middelnederlands geschreven terwijl mannen destijds vaak in het Latijn schreven.
Opmerkelijk is ook dat niet alle boeken gedrukt zijn. Sommigen geschriften, waaronder het boek over Margareta de Bacquere, zijn namelijk met de hand geschreven. Dit kan duiden op een gebrek aan financiële middelen, maar het zou ook kunnen voortkomen uit het feit dat uitgevers geen succes verwachtten.
Achterin het boek is een bijlage te vinden waar personen uit de directe omgeving bewijs leveren voor de beschreven gebeurtenissen en het devote leven van de overleden persoon, waarmee wordt aangetoond dat deze werkelijk accuraat zijn. Opmerkelijk in het boek over Margareta de Bacquere is het feit dat er voornamelijk mannelijke getuigen zijn. Dit is niet overal op te merken, aangezien sommige onderzochte devotieboekjes over geestelijke vrouwen uit een klooster ging. Normaliter waren er hierdoor weinig mannen in de directe omgeving van deze persoon.
Hypotheses over de creatie
De hypothese omtrent de creatie van deze devotieboekjes lijkt te wijzen op twee centrale motieven. Allereerst dienen de boekjes als een expressie van individueel geloof, waarbij ze een intieme kijk bieden op de persoonlijke spirituele ervaringen van de hoofdpersonen. De vaak voorkomende portretten van deze personen, prominent gepresenteerd aan het begin van de boeken, fungeren als visuele inleiding tot hun devote leven, waardoor lezers direct betrokken raken bij deze diepgaande geloofsbeleving.
Tegelijkertijd werpt de hypothese een kritische blik op een ander aspect: het vastketenen van vrouwen. Het blijkt dat er, zelfs met de waardevolle bijdragen van vrouwen aan deze devotionele geschriften, nog steeds bevestiging gezocht wordt vanuit het perspectief van mannen, zoals geïllustreerd door de aanwezigheid van een appendix waarin personen uit de directe omgeving getuigen van de waarachtigheid van de beschreven gebeurtenissen.
Deze bevestiging lijkt een strategie te zijn om potentiële vrouwelijke lezers aan te spreken. De boeken worden niet alleen gepresenteerd als uitingen van individueel geloof, maar ook als een manier om de tevredenheid van hun mannen te waarborgen. Het kopen van deze devotieboekjes wordt impliciet gekoppeld aan het leiden van een deugdzaam leven dat niet alleen de persoonlijke spiritualiteit verrijkt, maar ook de tevredenheid van de dichte omgeving bevordert. De hypothese roept zo vragen op over de dynamieken van genderrollen en de complexe motivaties die schuilgaan achter de consumptie van deze devotionele literatuur.