Vijf vragen over de Rijmbijbel

In de Koninklijke Bibliotheek kan je sinds kort de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant bewonderen. Studenten taal- en letterkunde hielpen mee om dit werk te vertalen naar modern Nederlands. Waarom is de Rijmbijbel een tripje naar Brussel waard? We vroegen het aan Frank Willaert en Bram Caers, die de studenten in het project hebben begeleid.

1. Kan je kort uitleggen waarom deze Rijmbijbel zo belangrijk is?

De auteur van de Rijmbijbel, Jacob van Maerlant, is een van de productiefste auteurs uit de Middelnederlandse literatuur die we bij naam kennen. Hij leefde in de tweede helft van de dertiende eeuw en was vooral actief als vertaler, voornamelijk uit het Latijn en soms uit het Frans. Hij heeft er zijn levenswerk van gemaakt om kennis die in Latijnse teksten vervat lag, te vertalen in het Middelnederlands en zo voor een breder publiek beschikbaar te maken. Toen hij in 1271 de Rijmbijbel voltooide, had hij zijn naam als auteur al gevestigd met een hele reeks andere teksten. Toch was hij op zijn hoede: de bijbelse stof in de volkstaal beschikbaar maken, was immers niet zonder gevaar.

De Rijmbijbel is geen echte vertaling van de bijbel, maar een bewerking, een becommentarieerde hervertelling in feite. Maerlant vertaalde de Historia scholastica van Petrus Comestor, dat de bijbelse geschiedenis van het Oude en het Nieuwe testament vertelt. Als een soort vervolg daarop vertaalde Maerlant ook De bello judaico van Flavius Josephus tot de Wrake van Jerusalem, een geschiedenis van de decennia na Christus’ dood.

Als het al bijzonder is dat we dus over een Middelnederlandse bijbelbewerking uit de dertiende eeuw beschikken, dan is het wellicht nog opzienbarender dat er een handschrift is bewaard met die tekst dat nog tijdens Maerlants leven is gemaakt. Dat kostbare boek bevat niet minder dan 159 rijkelijk uitgevoerde miniaturen, en wordt in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel bewaard.

2. Hoe zijn jullie betrokken geraakt bij het vertaalproject?

In 2015 hadden Mike Kestemont, Patricia Stoop, Bram Caers en ikzelf het plan opgevat om een minidocumentaire over de Brusselse Maerlanthandschriften te maken om bij de studenten belangstelling te wekken voor een vak over het werk van deze auteur. Dat plan is nooit uitgevoerd, want van Ann Kelders, die toen wetenschappelijk medewerker was aan de handschriftenafdeling van de Koninklijke Bibliotheek, kwam het tegenvoorstel om mee te werken aan de ontsluiting van het Brusselse Rijmbijbelhandschrift 15.001, waarvoor toen een restauratiedossier bij de Koning Boudewijnstichting was ingediend. Met vertalingen van die passages, waarop de miniaturen betrekking hadden, zouden wij bijdragen aan de valorisatie van dit handschrift. Tegelijk gingen in Utrecht studenten kunstgeschiedenis aan de slag met de beschrijving van de miniaturen. Het was immers van meet af aan de bedoeling dat dit prachthandschrift na restauratie zou worden tentoongesteld.

3. Hoe zijn de studenten te werk gegaan bij de vertaling?

Het publieksboek bundelt het werk van de verschillende groepen studenten.

In 2016 en 2017 hebben we telkens een werkcollege in de bachelor Nederlands aan het Rijmbijbelproject gewijd. Het eerste jaar aan het deel dat overeenkwam met het Oude Testament, het tweede jaar aan het deel dat spoorde met het Nieuwe Testament.

Na een inleiding over Maerlant en de Rijmbijbel zochten de studenten eerst uit welke verzen door de miniaturen werden geïllustreerd. Daarna moest ieder van hen een of meer passages vertalen. Die vertalingen werden vervolgens door een ander lid van de werkgroep en uiteindelijk door Patricia Stoop en mijzelf nagekeken. De resultaten van het vertaalwerk werden aan de Utrechtse studenten bezorgd, die zelf in de weer waren met de iconografische ontsluiting van de miniaturen.

Aan het eind van de colleges kwamen de Utrechtse studenten met hun docent dr. Martine Meuwese naar Antwerpen en hielden we een klein symposium over het aan beide universiteiten geleverde werk.

4. Zullen de vertalingen ook te zien zijn in de tentoonstelling?

De vertalingen die de studenten hebben gemaakt maken deel uit van een groter project. In Utrecht hebben studenten kunstgeschiedenis, zoals gezegd, de miniaturen beschreven en geanalyseerd, en in Leiden hebben studenten Nederlands het gedeelte van de Wrake van Jerusalem uitgegeven.

Al dat materiaal is gebundeld in een publieksboek, dat aan het Brusselse Rijmbijbel-handschrift is gewijd. Dat boek bestaat dus voor een groot deel uit werk dat door studenten aan drie universiteiten is verzet, naast inleidende artikelen over verschillende aspecten van Jacob van Maerlants werk en dit handschrift van de Rijmbijbel. De vertalingen van de studenten komen dus vooral tot hun recht in het boek.

5. Waarom zou iedereen de tentoonstelling in de KBR moeten bezoeken?

Het is uitzonderlijk dat drie van de mooiste handschriften die van Jacob van Maerlants werk bewaard zijn op één plaats te zien zijn. Het Brusselse Rijmbijbel-handschrift krijgt immers gezelschap van een rijkelijk geïllustreerde Spiegel historiael uit de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en een andere prachtige Rijmbijbel uit het Huis van het Boek. Daarnaast zijn niet minder dan veertig handschriften of handschriftfragmenten in de opstelling van het KBR-Museum voor deze gelegenheid in het teken van Maerlant gekozen. Daarbij zit niet alleen ander werk van Maerlant zelf, maar ook handschriften van zijn Latijnse bronteksten of vergelijkbare bijbelbewerkingen in het Frans.

Hoe dan ook is het KBR-Museum een bezoek waard omdat het op permanente basis een toegankelijke inleiding biedt tot de middeleeuwse boekproductie en tekstcultuur. Dat illustreert het museum aan de hand van de mooiste en zeldzaamste handschriften uit de collecties van de Koninklijke Bibliotheek.

Meer informatie

De Rijmbijbel – Koninklijke Bibliotheek van België

Bekijk: