Een regenwolk met een zilveren randje? Hoe de covidpandemie ook academische mogelijkheden schept (2)

De coronacrisis heeft het heel wat academici moeilijk gemaakt. Zo liepen aan onze faculteit experimenten vertraging op, moest veldwerk worden uitgesteld en werd het vinden van proefpersonen een hele uitdaging. Maar ook aan deze regenwolk zit een zilveren randje: enkele nieuwe FLW-collega’s konden net aan de slag door (of “dankzij”) de coronacrisis. In deze blogreeks stellen we hen voor en lichten we hun onderzoek toe.

Pandemieën en ongelijkheid door de eeuwen heen

Jord Hanus (departement Geschiedenis) is zowel een ‘oude’ als ‘nieuwe’ collega aan onze faculteit. Tien jaar geleden werkte hij hier aan zijn doctoraat en vervolgens aan een postdocproject. Daarna zei hij de onderzoekswereld vaarwel. Hij oefende verschillende functies uit, onder meer bij ADOC (Departement Onderzoek en Innovatie). Tot het vorig jaar begon te kriebelen om opnieuw aan onderzoek te doen… Het EPIBEL-project, waarvoor nog een doctor in de geschiedenis werd gezocht, kwam op het juiste moment voorbij, en zo belandde Jord weer in de onderzoekswereld!

EPIBEL: Epidemieën en ongelijkheid in de Belgische geschiedenis

EPIBEL staat voor ‘Epidemics and Inequality in Belgium from the Plague to COVID-19′ en brengt gedurende vier jaar onderzoekers van UAntwerpen, UGent en UCLouvain-la-Neuve samen. De Antwerpse collega’s horen bij het Centrum voor Stadsgeschiedenis: professoren Tim Soens en Hilde Greefs, postdoctoraal onderzoeker Jord Hanus en doctoraatsstudent Arnoud Jensen. EPIBEL focust op de “veerkracht” van samenlevingen, oftewel hoe (huidige en vroegere) samenlevingen omgaan met rampspoed. Het project wil de impact in kaart brengen van elk van de grote epidemiegolven uit de Belgische geschiedenis, van de middeleeuwse Zwarte Dood tot COVID-19. Dat de armen doorgaans het hardst getroffen werden, hoeft niet te verbazen. Maar in bepaalde regio’s was dat veel méér het geval dan in andere. Waarom? En waarom ontsnapten sommige steden aan epidemieën? Wat deden zij anders? De twee fundamentele onderzoeksvragen die dit project wil beantwoorden, zijn complementair. Worden meer ongelijke samenlevingen harder getroffen door epidemieën? En maakt rampspoed ongelijkheid in samenlevingen groter of net kleiner?

De teams van UAntwerpen, UGent en UCLouvain-la-Neuve werken binnen EPIBEL elk aan een eigen luik en met een eigen focus. De Antwerpse onderzoekers bestuderen historische bronnen, met de nadruk op het ancien régime (1450-1800). Ze brengen de impact van epidemieën, van de genomen maatregelen en van ongelijkheid in kaart. Jord analyseert specifiek het effect van het crisisbeleid van verschillende regio’s, met interventies als quarantaine en lockdowns.

Onderzoek naar epidemieën vandaag brandend actueel

De geschiedenis van epidemieën en ongelijkheid is vandaag relevanter dan ooit. Enkele historische voorbeelden zijn ook verrassend actueel. Zo maakt Jord een vergelijking tussen sociale ongelijkheid tijdens de 19de-eeuwse cholera-epidemieën en de huidige covidpandemie. Cholera kreeg men door besmet water te drinken, en viel dus te vermijden door van een niet-besmette bron te drinken of drinkwater te koken. Deze ziekte trof de armen het hardst, onder meer omdat zij niet altijd water konden koken thuis. Maar ook hun ongeletterdheid speelde een rol. Sommige besmette waterbronnen werden immers voorzien van een waarschuwingsbordje, maar die (geschreven) boodschap ging aan ongeletterden voorbij. De link met de huidige crisiscommunicatie is snel gelegd. Slagen we er vandaag beter in om ongeletterden en anderstaligen te bereiken?

De resultaten van het EPIBEL-project zijn maatschappelijk relevant en kunnen ons helpen COVID-19 beter te begrijpen. Ook kunnen de bevindingen licht werpen op wat de beste aanpak van deze en vorige pandemieën was.

De geschiedkundige onderzoekswereld toen en nu

Jord Hanus

Door zijn ‘onderzoekspauze’ kan Jord de geschiedkundige academische wereld van tien jaar geleden vergelijken met die van nu. Hij merkt op dat digitale methodes in de menswetenschappen of ‘digital humanities’ een vlucht hebben genomen, en kijkt uit naar het uitvoeren van meer technische analyses. Ook is opmerkelijk hoe (sommige) bronnen dankzij ‘citizen science’ toegankelijker zijn geworden. Terwijl een geschiedenisproject vroeger onvermijdelijk gepaard ging met maanden tot jaren archiefwerk, zijn er de laatste tijd enkele grote databanken aangelegd (denk maar aan bevolkingsregisters of de Antwerpse doodsoorzakenregisters, soms door vrijwilligers, waar historici en demografen op aan de slag kunnen. Ook de ontwikkeling van software (bijvoorbeeld voor transcripties) reduceert het aantal archiefdagen voor historici. Tot slot merkt Jord dat geschiedkundig onderzoek meer interdisciplinair is geworden. Zo is er nu veel meer interactie met onder meer sociologen, economen en het Centrum voor Sociaal Beleid.

Onderzoeksopportuniteit “dankzij” de covidpandemie

Door het coronagerelateerde EPIBEL-project vond Jord opnieuw zijn weg naar onderzoek en naar onze faculteit. Sinds 1 september vind je hem, samen met zijn collega’s van het Centrum voor Stadsgeschiedenis, in het Brantijser. Welkom terug, Jord!

Verberg reacties