Huizen vol verhalen

“The best rooms have something to say about the people who live in them.”, zei de bekende interieurarchitect David Hicks ooit. De publicatie At home in Renaissance Bruges van historica Julie De Groot beaamt dit. Aan de hand van boedelinventarissen worden verschillende levens van Bruggelingen uit de zestiende eeuw opnieuw zichtbaar gemaakt.

Een boek schrijven is durven

Julie De Groot

Deze publicatie komt voort uit Julies doctoraatsonderzoek dat deel uitmaakte van het project ‘Material Renaissance’ aan de Universiteit Antwerpen. “Ik had daarvoor niet zo veel met Brugge”, zegt Julie. “Maar na dit onderzoek heb ik toch echt het gevoel dat ik een bijzondere band met de stad heb opgebouwd. Oorspronkelijk gingen we Brugge, Oudenaarde én Antwerpen bestuderen. Maar toen we met Brugge begonnen stootten we op zo’n groot en zo’n rijk bronnenmateriaal dat we daar zijn ‘blijven hangen’.”

Een geslaagd doctoraat schrijven is natuurlijk nog niet hetzelfde als een goed boek schrijven. Dat was ook voor Julie een uitdaging. Maar wel eentje die ze graag aanging: “De uitgeverij kwam al vrij vroeg met dit voorstel, maar ik heb bewust de boot afgehouden tot na het afronden van mijn doctoraat. Het leek me onmogelijk om tegelijkertijd met de academische tekst bezig te zijn en daarnaast nog de juiste woorden te vinden voor een publieksboek. Dus ik heb mezelf wat tijd tussen de twee gegund. In een boek moet je durven, je moet voor je visie kunnen uitkomen en het gebald neerzetten in een logische, verhalende structuur. Persoonlijk vond ik het een heel interessante oefening omdat een boek je dwingt op een andere manier naar je eigen onderzoek te kijken. Je moet het zo helder mogelijk zien te maken.”

Een gaatje in de muur van de tijd

Julie onderzocht vooral de leefruimtes van de ‘gewone mens’, maar ze nuanceert dit ook: “Het gaat zeker niet om de allerarmsten. Want voor mijn onderzoek ging ik terug op boedelinventarissen en die laat je alleen opstellen als je wat bezittingen hebt. Ook de opmaak van zo’n inventaris kostte flink wat duiten in die tijd. De twee grootste groepen die dan naar voren treden zijn de ambachtslui en de handelaars.”

Maar boedelinventarissen zijn veel meer dan een opsomming van bezittingen, je krijgt ook echt een venster op het leven van de mensen in die tijd. “Soms lees je dingen in die inventarissen die je echt kunnen beklijven. Zo bestudeerde ik bijvoorbeeld de inboedellijst van een vader, moeder en kind die op korte termijn stierven tijdens een epidemie. Je kan je voorstellen hoe erg dat geweest moet zijn. Als onderzoeker ga je meestal op zoek naar verbanden, het grote verhaal. Toch vind ik het belangrijk dat je je bewust blijft van het feit dat dit ook mensen, individuen zijn geweest. Je moet oppassen dat je geen oorzaak-gevolg conclusies trekt waar er geen zijn. Mensen doen soms dingen at random. Wie laat er niet al eens iets rondslingeren, omdat we geen zin hebben om het te verplaatsen naar de juiste plek? Daar moet je ook voor opletten bij het lezen van deze inventarissen: je mag niet zomaar assumpties maken. Gelukkig zijn er vaak andere bronnen, die je bijvoorbeeld kunnen helpen bij de interpretatie van de plaatsing van het meubilair.”

Terug naar de toekomst

Tijdens haar onderzoek ‘leefde’ Julie een beetje mee in het oude Brugge, maar ze zou er toch niet willen wonen: “Het lijkt me wel een harde wereld. Er was weinig ruimte voor fouten. Je moest gewoon meedraaien in het sociale leven en de economie, zonder veel ruimte voor vrije tijd. Wij zijn ook niet meer gewend om op maat van de seizoenen te leven: koude, warmte, licht en donker, … Mensen leefden ook veel kleiner dan nu. Wij staan vaak niet stil bij hoe ruim onze huizen zijn tegenwoordig. Dus nee, ik zou heel graag eens op bezoek gaan, maar dan wel met de zekerheid dat ik de teletijdmachine terug kan nemen.”

Julies favoriete hoofdstuk gaat over het kantoor: “Je vindt hier veel persoonlijke objecten, en dat maakt het zo leuk. Denk aan een portret van een echtgenote of een gedetailleerde wereldkaart. Ik vond het ook heel boeiend om over de aanwezige schilderijen te schrijven. Ik beschouw schilderijen graag als objecten, en omschrijf ze ook graag zo. Los van zijn kunsthistorische waarde en iconografische betekenis is een schilderij ook een object dat ooit gekocht of geschonken werd met een doel. Het hangt dus waarschijnlijk ook met een reden in een bepaalde ruimte. In Brugge viel het me op dat doeken vaak op kasten, tresoren, stonden. In Antwerpen hingen ze daarentegen vaak aan de muur. Vermoedelijk waren de schilderijen in Brugge devotiestukken, meer een soort huisaltaar, terwijl schilderijen in Antwerpen een heel andere functie hadden op dat moment.”

Het thema van het boek loopt op dit moment ook verder in een nieuw vak dat Julie aan het ontwikkelen is voor het departement Erfgoedstudies aan de Universiteit Antwerpen. Dat zal volgend academiejaar van start gaan. Daarnaast heeft haar onderzoek ook geleid naar samenwerkingsprojecten met de culturele sector. Wie weet kom je haar binnenkort tegen in een museum in jouw buurt?


Zin in meer?

Je kan At Home in Renaissance Bruges.Connecting Objects, People and Domestic Spaces in a Sixteenth-Century City hier kopen of als open source document raadplegen.

Houses full of stories
“The best rooms have something to say about the people who live in them.”, was once said by the well-known interior designer David Hicks. The publication At home in Renaissance Bruges by historian Julie De Groot confirms this. Based on estate inventories, various lives of 16th century Bruges citizens are made visible again. Julie mainly investigated the living spaces of 'ordinary people'. The two largest groups here are the craftsmen and the traders.