Een week in het leven van… doctoraatsstudent Marly Terwisscha van Scheltinga

Doctoreren klinkt voor veel masterstudenten als een slimme volgende stap. Maar wat betekent het in de praktijk om van onderzoek je werk te maken? Dat lees je in het dagboek van doctoraatsstudent Marly Terwisscha van Scheltinga.

Ik ben Marly, een tweedejaars doctoraatsstudent geschiedenis. Mijn onderzoek gaat over loterijversjes: korte tekstjes van deelnemers aan loterijen in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw. Elke deelnemer gaf bij het kopen van een lot zo’n tekstje op, die dan bij de trekking allemaal werden voorgelezen. De versjes gaan van heel standaard over moralistisch tot komisch:

Machtelt Jan Pieterssen vant Woudt met haer twee kinderen / hadde zij tgroote lot ten zoude haer niet hinderen
Doet altijt goet / wenst nyemant quaets
Een weduwe wonende tandwerpen zeere clouck / wilde wel weten wat den trecker heeft in sijn brouck

Van deze versjes zijn er duizenden bewaard gebleven, netjes opgeschreven in registers die nu in archieven liggen. Meer uitleg over de loterijversjes lees je hier. Ik focus op de vrouwelijke deelnemers, waarbij ik vooral kijk naar hoe ze zich in hun verzen presenteren en of wat ze zeggen en hoe ze iets zeggen verschilt van mannelijke deelnemers.

Maandag

Mijn week begin ik achter de computer. Voor mijn onderzoek moet ik veel zestiende- en zeventiende-eeuwse teksten bekijken. Vroeger moest je daarvoor altijd naar een archief toe. Tegenwoordig zetten sommige archieven foto’s van hun stukken online. Dit is ook het geval voor één van mijn bronnen: de registers van een loterij die in 1607 in Haarlem gehouden werd. Ik kan de foto’s hiervan gewoon thuis bekijken.

Een volgende stap is het transcriberen van de teksten in de registers, oftewel het (soms moeilijk leesbare) handschrift in de bron overzetten naar modern schrift. Transcriberen doe ik normaal zelf, maar ik ben op dit moment wat aan het experimenteren met het programma Transkribus.

Met Transkribus kun je teksten door de computer laten transcriberen. Dat gaat niet zomaar. Elk handschrift is weer net even anders, dus je moet de computer eerst trainen om het schrift van jouw bron te herkennen, door eerst voldoende van je bron zelf te transcriberen. Nu is het zo dat veel andere onderzoekers dit al voor hun eigen bronnen hebben gedaan. Als het schrift van hun bronnen lijkt op dat van mijn bron, zou ik het computermodel dat zij getraind hebben kunnen gebruiken voor mijn registers. Ik probeer dus een aantal modellen uit op mijn registers.

Mabtem in plaats van Haerlem? Jan Pieversene in plaats van Jan Pietersen? Hmm nee, dit model werkt voor dit handschrift dus niet.

Dinsdag

Vandaag heb ik afgesproken met een collega om het te hebben over digitale tekstanalyse. Zou ik met een algoritme misschien subtiele verschillen tussen verzen van mannen en van vrouwen kunnen opsporen? Omdat mijn collega veel weet van digitale tekstanalyse, heb ik haar gevraagd om eens naar mijn onderzoek te kijken. We hebben een lang gesprek, waarin ze verschillende mogelijkheden noemt. Aan het eind ervan zijn we allebei enthousiast. Eerst moeten we nog verschillende dingen uitproberen, maar het lijkt erop dat digitale tekstanalyse een interessante optie is!

Woensdag

Lezen, lezen, lezen. Niet alles is digitaal. Vandaag duik ik weer eens ouderwets in de boeken. Nu bestaat het leven van een (geschiedenis) doctoraatsstudent sowieso uit veel lezen. Je moet lezen om je bronnen beter te begrijpen, om de historische context beter te leren kennen en om bekend te raken met de theorieën en debatten die er over en om je onderwerp bestaan. In dit geval ben ik aan het lezen over de rol van spreekwoorden in de cultuur van de zestiende eeuw. Op die manier kan ik de verzen iets beter in hun context plaatsen en makkelijker spreekwoorden in de verzen herkennen. Nu is dat bij ‘Die soeckt, sal vinden’ niet zo’n groot probleem, maar ken jij bijvoorbeeld ‘een kar vol goud, een kar vol steen, komt over honderd jaar alleen’? (Het antwoord lees je onderaan!)

Donderdag

Ook congressen zijn tegenwoordig (vanwege corona) online. Vandaag woon ik via Teams de tweede dag bij van het ‘Whither wander you’-symposium, over premodern toneel en andere soorten uitvoeringen, zoals rituelen, processies of bijvoorbeeld een publieke trekking van een loterij. De organisatoren zitten in het Verenigd Koninkrijk, dus het programma begint voor mij pas om 1 uur ’s middags. Normaal zijn congressen de perfecte gelegenheid om andere academici te leren kennen, maar dat is online natuurlijk niet zo gemakkelijk. Gelukkig hebben de organisatoren er iets op gevonden. Tijdens de lunch worden we opgedeeld in groepen van vier, zodat het makkelijker is om een gesprek te voeren. We stellen onszelf en onze onderzoeksonderwerpen voor en voor ik het weet wisselen we ideeën en literatuurtips uit. Zelfs online kan het dus! We sluiten de dag af met een online optreden van Beyond Shakespeare.

Vrijdag

Het is doctorandidag. De doctoraatsstudenten Geschiedenis die hun vierde jaar ingaan, presenteren vandaag hun onderzoek tot nu toe en de manier waarop ze hun proefschrift willen gaan structureren. Na de presentatie worden er vragen gesteld en suggesties gedaan. Vandaag zijn er zes presentaties, dus het is een lange dag. Toch is het interessant om te horen waar mijn collega’s zoal mee bezig zijn. Van de toverlantaarn aan het begin van de twintigste eeuw tot de symbolische betekenis van de jacht in de Habsburgse Nederlanden tot diplomatie in het Bahmanisultanaat in India: de onderwerpen zijn allemaal heel anders en daardoor blijft het boeiend. Tussendoor is er kans om met mijn collega’s te praten. Aangezien ik het afgelopen jaar voornamelijk thuis heb gewerkt, heb ik veel nieuwe doctorandi nog niet echt gesproken. Het is dus ook een gelegenheid om hen wat beter te leren kennen. Voor mij is het dus een ontspannen dag, hoewel het voor degenen die presentaties moeten geven juist stressen is. Maar volgend jaar is het mijn beurt, dus dan zal ik er wel wat minder relaxed bij zitten!

*dit spreekwoord heb ik na lang zoeken teruggevonden in een spreekwoordverzameling uit 1858 als ‘een koets vol goud, een kar vol steen, dat zal hiernamaals zijn al eens’, wat zoveel betekent als ‘het maakt niet uit wat je bezit in het leven, na de dood is iedereen gelijk’.