Auteur: Bea Cantillon
We hebben de voorbije maanden geleerd hoe belangrijk de verzorgingsstaat is, voor de mensen én voor de economie. Maar het lijdt geen twijfel dat de pandemie de welvaartsstaat heeft getroffen op een kritisch moment in zijn geschiedenis. Om die reden pleit ik, samen met meer dan 1.300 academici die de oproep mee ondertekenden, voor een vernieuwd sociaal contract.
Het Sociaal Pact van 1944
Onze verzorgingsstaat vindt zijn grondslag in het naoorlogse Sociaal Pact over groei, werk en herverdeling. De kern ervan: welvaart creëren en armoede bestrijden door groei, volledige tewerkstelling, loonstijgingen binnen de grenzen van de productiviteit en sociale herverdeling op arbeid gestoeld.
Het Pact was een te laat antwoord op de negentiende-eeuwse sociale kwestie die vele kwaadaardige krachten in het leven had geroepen. Het installeerde de verzorgingsstaat die de ongelijkheden en de armoede succesvol kon terugdringen.
Aan het begin van de 70’er jaren van de vorige eeuw kwam de droom in zicht dat kapitalistische groei en sociale herverdeling zouden leiden tot betere leefomstandigheden voor iedereen.
De verzorgingsstaat kwam tot stilstand…
Maar, uitgerekend wanneer de welvaarsstaat een grote mate van maturiteit had bereikt, begon de naoorlogse sociale gelijkmaking te vertragen. Ergens in de jaren negentig, kwam ze tot stilstand. Mensen met een lagere scholing, werklozen en zieken werden minder bestaanszeker. De kinderarmoede begon aan een opmars. De egalisering van de onderwijskansen stokte. De kloof in de (gezonde) levensverwachting van hoger en lager geschoolde mensen werd groter.
Waarom? Het is te gemakkelijk om de verantwoordelijkheid daarvoor bij de politiek, en andere actoren alléén te leggen. Het gaat zeer zeker om beleidskeuzen, maar óók en wellicht vooral om de onderliggende systemen. Systemen die berusten op afspraken die intussen ingehaald werden door de technologie en de kenniseconomie, door de individualisering en de emancipatie van de vrouw, door het beleid dat zich op deze transformaties entte.
In de nieuwe samenlevingsordening zijn de naoorlogse aannames over volledige tewerkstelling niet langer geldig. Volledige tewerkstelling voor mannen maakte plaats voor een duale arbeidsmarkt. Daarin gaat volledige tewerkstelling voor hoger geschoolden samen met structurele werkloosheid bij kortgeschoolde mannen en vrouwen.
De lage lonen bleven achter bij de groei van de productiviteit en daardoor is arbeid een te smalle basis geworden voor herverdeling.
De sociale zekerheid kijkt aan tegen een ‘glazen plafond’ van lage lonen en lukt er niet meer in om bestaanszekerheid te waarborgen aan vele werklozen, zieken, invaliden en mensen die onbetaald zorg dragen voor anderen.
En nochtans, aan de vooravond van de pandemie, werkte de actieve welvaartsstaat harder dan ooit tevoren. Ze ging gepaard met hoge sociale overheidsuitgaven, steeds meer mensen aan het werk en groei van de inkomens. Maar zelfs in deze gunstige omstandigheden konden de ongelijkheden en de armoede niet worden teruggedrongen.
Men rekende op een vliegwieleffect. Zo dacht men het herverdelingsvraagstuk te kunnen omzeilen: hogere werkzaamheidsgraden zouden zorgen voor minder uitgaven en meer inkomsten.
Trilemma of hoe het Sociaal Pact werd ingehaald
In de werkelijkheid stond de actieve welvaartsstaat voor een hardnekkig trilemma. Nieuwe jobs waren scheef verdeeld, de werkloosheid bij lager geschoolden bleef hoog en de nieuwe jobs kwamen met een hoge prijs. De lastenverlagingen drukten op de inkomsten van de sociale zekerheid, sommige jobs moesten zwaar gesubsidieerd worden, de overheden moesten bijspringen om lage lonen leefbaar te maken. Tegelijk, door de wurggreep van de wekloosheidsvallen, kalfde de sociale bescherming voor de werklozen af. Bijgevolg steeg de armoede bij lager geschoolde, werkloze gezinnen terwijl ook het probleem van ‘in-work-poverty’ niet opgelost raakte.
De tragiek van de actieve welvaartsstaat werd in een recent rapport van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau zeer treffend samengevat: “Armoede verminderen is mogelijk, maar kost geld en banen”.
De verscheurende keuze tussen armoede verminderen, meer geld uitgeven of inboeten op laagproductieve banen is systemisch, samenhangend met de achterhaaldheid van het naoorlogse sociaal contract, van sociale herverdeling, op arbeid gestoeld.
Nieuwe transformatiegolven, nieuwe verdelingskwesties
De pandemie treft onze welvaartsstaat aan de vooravond van een nieuwe golf van grote transformaties: de klimaatopwarming, de vergrijzing, de digitalisering. Het verscheurend trilemma – armoede, geld of banen – zal daarmee niet verdwijnen, integendeel.
Het klimaatbeleid – dat zeer ambitieus zal moeten zijn – bedreigt sommige mensen meer dan anderen. De productiewijze zal moeten veranderen. Sommigen zullen daar wel bij varen. Anderen zullen hun job verliezen.
Het principe van ‘de vervuiler betaalt’ staat op gespannen voet met verdelende rechtvaardigheid. Koolstofbelastingen bijvoorbeeld, treffen de onderste lagen relatief zwaarder dan de hogere. De gele hesjes gaven daarvan reeds de eerste, niet mis te verstane signalen. Omdat te grote ongelijkheden en armoede de klimaattransitie in de weg staan, kan het verdelingsvraagstuk nu niet langer ontweken worden.
De pandemie treft ons midden in de verouderingsgolf
Bovendien heeft de crisis de strategieën om de pensioenlast te financieren veel wind uit de zeilen genomen. De eerstkomende jaren zullen we niet moeten rekenen op schuldafbouw en meer mensen aan het werk om de pensioenlasten te financieren.
Zo is de veroudering meer dan ooit een verdelingsprobleem geworden. De armoede bij kinderen en jongeren is nu hoger dan bij de ouderen. Door de crisis zal deze ongelijkheid nog groter worden. In een recessie blijven de pensioenen op peil terwijl de werkgelegenheid en de lonen dalen.
De coronacrisis zal het ritme van verandering op de arbeidsmarkt versnellen. De pandemie treft vooral jongeren, midden- en kortgeschoolden, lager betaalden, arbeiders en mensen met een migratieachtergrond. En de digitalisering is in een hogere versnelling gebracht. Er zullen nieuwe jobs ontstaan, maar het zijn de beroepen met de meest routinematige taken die het grootste gevaar lopen te verdwijnen. De vraag naar zinvol werk wordt indringender dan ooit.
Ongelijke impact van de pandemie
De pandemie heeft de samenleving ongelijk getroffen. De overheidsinspanningen zijn enorm en vangen een groot deel van de noden op. Maar lang niet elk huis bood de nodige ruimte om te werken en te studeren. Sommigen zijn uit de boot van de reddingmaatregelen gevallen. Voor anderen was de bescherming ontoereikend, werklozen en langdurig zieken verloren het perspectief op werk. Kleine bedrijven zullen het moeilijker hebben dan de grote, velen zijn bedreigd. Bij de werknemers zijn degenen met lage inkomens zwaarder getroffen dan de anderen. En de armoede zal verder toenemen zodra de reddingsboeien worden weggehaald.
Voedselbanken werden zeer zichtbaar. Zij zitten al verschillende decennia in de lift, als kanaries in de koolmijn van de welvaartsstaat.
We zijn zo rijk geworden dat er zeer veel middelen zijn voor de consumptie van luxegoederen, voor reizen en dure hobby’s. De 25% rijkste gezinnen kunnen meer dan 30% van hun inkomen besparen op restaurantbezoek en reizen. De 25% armste gezinnen hebben doorgaans helemaal geen ruimte voor zulke uitgaven.
Weeffouten wegwerken volstaat niet
Het relancebeleid zal buitengewoon veeleisend zijn. De welvaart is gedaald en de collectieve lasten bereiken een ongezien hoog peil. Een rijke samenleving kan veel aan, de massale overheidssteun is eenmalig en de rente laag. Maar de corona-uitgaven komen bovenop de kosten van de veroudering en de inspanningen die nodig zijn voor de klimaattransitie. En de nieuwe ongelijkheden komen bovenop de onopgeloste armoedeproblemen.
Het zal niet volstaan om weeffouten hier en daar te remediëren. De economische en ecologische relance zal enorme collectieve inspanningen vergen, op vele vlakken. We gaan jaren inspanningen moeten leveren. Ditmaal zal de verdelingskwestie niet meer omzeild kunnen worden.
Gedeeld belang
Hier ligt de diepe reden van onze oproep. Om te slagen waar we faalden in het verleden is een nieuwe basisafspraak nodig over werk, rechtvaardige belastingen, ook op vermogen, klimaat en een correcte verdeling van de vergrijzingskost, die niet al het gewicht op de schouders van de jonge generaties legt.
De pandemie biedt daartoe ongeziene kansen: ze heeft vele positieve krachten blootgelegd en ze heeft ons herinnerd aan de betekenis van “gedeeld belang”.
De pandemie heeft heel wat sterke kenmerken van onze samenleving aan het licht gebracht: de capaciteit om samen snel te schakelen, het enorme engagement van het personeel in de zorg, de spontane solidariteit van duizenden vrijwilligers, de sterkte van de sociale zekerheid, de gezondheidszorg, de verzorgingsstaat. Onmiddellijk werden alle hens aan dek geroepen om de economie te stutten en de mensen inkomenszekerheid te geven.
De pandemie heeft ons ook herinnerd aan de diepe betekenis van ‘gedeeld belang’. Zorgen voor de rest werd meer dan ooit een kwestie van eigenbelang. Iedereen heeft gezien dat het risico op groot inkomensverlies iedereen kan treffen. Niemand die nog twijfelt aan de zin van sociale verzekeringen. De pandemie heeft getoond dat mensen die weinig verdienen belangrijk zijn: zij oefenen vaak de “essentiële beroepen” uit. De pandemie heeft gewezen op de waarde van het “zorgen voor elkaar”. Het zijn de inspanningen van de vele vaders en moeders, dochters en zonen die zorgen voor de afremming van de besmettingen en daardoor voor de borging van economische activiteiten. De pandemie heeft getoond hoe sterk de markt afhankelijk is van de welvaartsstaat. De pandemie heeft het kolossale belang van samenwerken zichtbaar gemaakt: lokaal, regionaal, federaal, Europees.
Over ‘gedeeld belang’ nog dit: vóór corona waren er kwaadaardige krachten werkzaam – Trump, Brexit, het opkomend populisme. Deze kwaadaardige krachten hielden minstens voor een deel verband met onopgeloste verdelingsvraagstukken, achterstelling en ongelijkheid. In de door het virus bevroren samenleving lijken ze even te zijn gaan liggen. Er is echter niet veel nodig opdat ze terug tot leven komen, virulenter dan ooit.
Kansen
De pandemie heeft intussen al enkele opmerkelijke zaken in gang gezet, vanuit de noodzaak van gedeeld belang.
De Europese Commissie meldde bij de voorstelling van het Green Recovery Fund dat nieuwe inkomstenbronnen zullen gezocht worden, zoals een belasting op financiële transacties, een financiële bijdrage gekoppeld aan de zakelijke sector en een nieuwe gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Dit gaat over samenwerking. Dit gaat over ecologisch verantwoorde groei. Dit gaat over herverdeling niet louter gestoeld op arbeid. Vanuit een sterk bewustzijn van de gemeenschappelijkheid der dingen.
Het Europese SURE (“temporary Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency”) verstrekt financiële steun om lidstaten te helpen bij het stutten van hun systemen van tijdelijke werkloosheid. Het is de eerste keer in de geschiedenis dat Europa nationale sociale zekerheidssystemen helpt met een bredere financieringsbasis.
Het overzicht van de Belgische Covid-19-maatregelen van het Steunpunt tot Bestrijding van de Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting, telt niet minder dan 109 bladzijden. Sociale minima worden opgetrokken. Het zorgpersoneel wordt geherwaardeerd. En na de noodzakelijke verhogingen van de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen zal het moeilijk zijn om met goed fatsoen de gewone zieken en werklozen achter te laten.
“Niemand mag achterblijven in de storm”, zo verwoordde Erica Vlieghe het doel van de actie 1000×1000. Dát moet het kompas zijn van het vernieuwde sociaal contract.
Een sociaal contract is geen menu van concrete beleidsmaatregelen. Het definieert gemeenschappelijke doelstellingen, rechten en plichten. Maar het moet ook over meer gaan dan over algemene beginselen. Er zullen afspraken moeten worden gemaakt over instrumenten en methoden.
Daarvoor is een brede conversatie nodig tussen overheden, sociale partners en het brede middenveld. Ons pleidooi is daarom in de eerste plaats naar hén gericht.
Dit is de tekst van de lezing ‘”Pleidooi voor een vernieuwd sociaal contract” op het slotcongres van de actie 1000×1000, op 3 februari 2021. Een uitgebreide versie van deze tekst is te lezen op de website van 1000×1000.
Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay