E-inclusie: nood aan een meersporenbeleid

Auteur: Jill Coene

In december 2020 publiceerde USAB het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2020. Het themadeel van het boek stond in het teken van digitalisering en armoede.

Op 2 december stelden we het boek voor tijdens een colloquium. We lieten enkele experts aan het woord. Ilse Mariën (imec/smit VUB), Nicolas Van Praet (Netwerk tegen armoede), Dirk Christaansen (Centrum Kauwenberg), David Loyen (Link in de kabel) en Joke Van Dyck (team e-inclusie stad Antwerpen) deelden hun inzichten rond digitale uitsluiting en digitale inclusie. Ook enkele beleidsaanbevelingen passeerden de revue.

Dit is een korte weergave van de bevindingen.

Toegang niet gegarandeerd

De toegang tot hardware, zoals computers en laptops, is een belangrijke bekommernis. In tijden van lockdown en afstandsonderwijs volstaat één toestel voor een gezin met meerdere kinderen niet. Zij kunnen in dat geval niet tegelijk les volgen. Een smartphone is geen goed alternatief: het is moeilijk tot onmogelijk om huiswerk te maken met zo’n toestel.

Een belangrijke rol is weggelegd voor het sociaal werk. Maatschappelijk werkers kunnen de signalen op het terrein immers vroeg detecteren (zie bijvoorbeeld de vele vaststellingen vanuit de verenigingen waar armen het woord nemen: Claes, Leroy, Creytens, Van Praet en Van Tittelboom, 2020, p.343).

Internet moet volgens de experts een basisrecht zijn. Liefst heeft men toegang tot internet in de eigen woning. Het aanbod in openbare plaatsen, zoals bibliotheken of webpunten, is immers niet altijd toegankelijk (bv. beperkte openingsuren). Er is niet altijd voldoende privacy. Ook de zorginstellingen (voor mensen met een handicap, jeugdinstellingen, woonzorgcentra, …) zouden digitale tools moeten inbedden in hun werking.

Er moet aandacht zijn voor de kosten: niet alleen de aankoop van een computer of laptop kost geld. Ook het internetabonnement, een printer, inkt, printpapier, … wegen op het gezinsbudget. Telenet wil voor 5 euro per maand internet aanbieden aan kwetsbare gezinnen. Voor de identificatie van deze gezinnen zal Telenet samenwerken met sociale organisaties.

De Vlaamse overheid wil via de werking van de Uitpas voorzien in internettoegang voor iedereen. De federale overheid werkt intussen aan een hervorming van de sociale telecomtarieven. De experts menen dat een uitbreiding van de rechthebbenden op het sociaal tarief zich opdringt, net als automatische rechtentoekenning.

Vaardigheden

De Vlaamse relancemiddelen om de impact van corona op te vangen, benadrukken het belang van digitale transformatie. De digitale vaardigheden van burgers zullen worden aangescherpt.

Digitale inclusie gaat immers niet alleen over toegang tot hard- en software. Men moet ook voldoende vaardigheden hebben om mee te kunnen. Er is nood aan ondersteuning van en begeleiding bij het gebruik van digitale technologieën.

Opleidingen zijn soms nog te formeel, te schools, ook het tempo ligt vaak te hoog. Er is een ruim aanbod, maar dat is soms te hoogdrempelig voor kwetsbare groepen. Het aanbod moet beter worden afgestemd op de noden en verwachtingen van de doelgroep. Er moet voldoende begeleiding zijn en ruimte voor het opbouwen van een vertrouwensband. Dat vergt tijd en een leerproces.

Outreachend werken’ is daarbij het toverwoord. Men moet in de wijken, in de buurtwerkingen, in de verenigingen waar armen het woord nemen digitaal uitgesloten burgers opsporen en hen warm maken voor het aanbod.

Toegankelijke dienstverlening

De toegang tot dienstverlening moet ten allen tijde gegarandeerd blijven.

Bij het opzetten van een website moet men reeds bij de start waken over toegankelijkheid. Dienstverleners moeten kunnen schakelen tussen verschillende apparaten en tussen verschillende tools en communicatiekanalen om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Waar sommige klanten liever sms’en of Whatsappen, zullen anderen de voorkeur geven aan e-mail.

Medewerkers kunnen burgers in een veilige omgeving ondersteunen zodat zij leren om een bepaalde digitale taak uit te voeren. Toch moet er ook rekening worden gehouden met de vaardigheden van medewerkers. Ook zij ervaren soms digitale drempels waardoor ze de klant niet kunnen helpen.

Men moet daarbij oog blijven hebben voor niet digitale alternatieven. Niet iedereen zal ooit digitaal kunnen participeren of over voldoende vaardigheden beschikken. Overheden, organisaties, bedrijven moeten dan ook blijven investeren in niet digitale dienstverlening (telefonisch en face-to-face contact).

Voorts is het cruciaal om in te zetten op mediawijsheid. Het kenniscentrum mediawijsheid informeert, deelt kennis en goede praktijken en brengt mensen samen.

Transversaal beleidsprobleem

Digitale inclusie is met andere woorden een transversaal beleidsprobleem. Overheden moeten over de bevoegdheden heen werken en op meerdere sporen tegelijk inzetten.

Voor (lokale) besturen is het van belang om te voorzien in één aanspreekpunt. Die kan het hele domein overzien en de link leggen naar andere partners en bedrijven. Grote steden zijn vaak al bezig met digitale inclusie, maar ook kleinere gemeentes mogen niet achterblijven.

Alle experts waren het er ten slotte over eens: de expertise op het terrein is er. Men moet niet het warm water willen heruitvinden. Er is nood aan kennisdeling en samenwerking.

De expertise van organisaties vanuit het brede middenveld moet op lange termijn structureel worden ondersteund. Bestaande e-inclusiewerkingen moeten worden versterkt en verder gefinancierd. Belangrijk is om daarbij te vertrekken vanuit de gebruikers en in dialoog te gaan met mensen in armoede.

Meer aanbevelingen?

Inmiddels publiceerde de Taskforce e-inclusie aanbevelingen om de digitale kloof te dichten en ongelijkheid op elk niveau tegen te gaan. Zeker de moeite om dit advies ter harte te nemen!

Afbeelding van David Schwarzenberg via Pixabay