Iedereen arm? Over armoede en verdringing

Auteur: Jill Coene

Op 28 april 2023 organiseerde USAB een netwerkevent getiteld “Iedereen arm? Over nieuwe armoede en verdringing”. Met de netwerkevents wil USAB de academische gemeenschap en het brede middenveld samenbrengen rond een bepaald thema.

We kozen dit thema vanuit de vaststelling dat steeds meer mensen in de problemen komen door de inflatie en de energiecrisis. Organisaties signaleren meer hulpvragen. Komen er groepen aankloppen die voordien niet gekend waren? Wat betekent dit voor de werking van deze organisaties? En voor de hulpvragers? In deze blogpost gaan we in op de lessen die we tijdens het netwerkevent leerden.

Kies je doelgroep

Onthaal Sint Antonius is een vzw in Antwerpen die voedselpakketten uitdeelt en tweemaandelijks een kledingshop opent waar mensen voor een symbolisch bedrag kleding kunnen kopen. Rond sinterklaas voorziet ze speelgoed voor gezinnen met kinderen. In 2022 deden zo’n 836 gezinnen een beroep op de werking. De grootste groep waren Oekraïners, als gevolg van de oorlog, gevolgd door Belgen. De meeste andere klanten zijn ook afkomstig uit oorlogsgebieden.

De werking is sinds kort beperkt tot inwoners van bepaalde postcodes in de buurt, met het oog op een betere spreiding van klanten over de verschillende organisaties die voedsel bedelen. Voedselbedeling is afhankelijk van FEAD-middelen (het Europees Fonds voor Hulp aan de Meest Behoeftigen), giften en donaties, aangevuld met eigen aankopen. Het aandeel eigen aankopen zit in stijgende lijn omdat de donaties dalen. Werkingen als deze moeten dus creatief zijn wanneer de hulpvraag te sterk groeit.

Het is een zoveelste teken aan de wand dat vzw’s en andere organisaties niet de gaten in het armoedebeleid zouden moeten dichten.

Ook Kringwinkel Antwerpen kiest haar publiek. De kringwinkel biedt oplossingen voor hergebruik van goederen en nuttige toepassingen voor het niet-herbruikbare gedeelte. Ze biedt door middel van maatwerk loopbaankansen aan medewerkers voor wie de arbeidsmarkt weinig mogelijkheden biedt. Naast het inzamelen en verkopen van herbruikbare goederen heeft de kringwinkel nog andere activiteiten, zoals een hersteldienst voor fietsen en elektro en een verhuurdienst.

Om economisch rendabel te zijn en werknemers in dienst te kunnen nemen of houden, is het noodzakelijk om een breed publiek te bereiken. Dat is des te meer nodig omdat de subsidies van de overheid niet volstaan en zelfs afnemen. De kringwinkel richt zich daarom niet alleen tot wie het financieel moeilijk heeft, ook ‘luxury shoppers’ zijn nodig. Echt dure stukken en verzamelobjecten worden sinds een tijdje via een veilingwebsite aangeboden om te vermijden dat ze tegen te goedkope prijzen verkocht worden. In de winkel maakt men wel een onderscheid tussen meer ‘luxe’ items en noodzakelijke goederen. Deze laatste kunnen juist goedkoper worden aangeboden omwille van de brede klantenportefeuille.

Overigens stijgen door de inflatie de lonen van de medewerkers en de overige kosten van de kringwinkel. Hierdoor zag de kringwinkel zich genoodzaakt om ook de prijzen van de basisproducten sinds lang te verhogen.

Als de overheid gelooft in het verhaal van de kringwinkels en van de sociale economie in bredere zin, zijn ook hier meer investeringen nodig.

Meer nood aan samenwerking en afstemming tussen bestuursniveaus

Vanuit het OCMW van Brussel kregen we meer inzicht in de strijd tegen energiearmoede. Die is niet eenvoudig, zeker omdat de wetgeving rond energie versnipperd is: een deel is federaal, een ander wordt geregeld door de regio’s. Drie gewesten betekent dus ook drie verschillende regelgevingen (wat overigens niet alleen het geval is voor energie).

In Vlaanderen komen gezinnen die hun energiefactuur bij de commerciële leverancier niet kunnen betalen terecht bij de netbeheerder. Als ze vervolgens de facturen nog niet betalen, krijgen ze een prepaid meter (digitale budgetmeter). De netbeheerder rekent echter voor ‘niet beschermde klanten’ een ontradend tarief aan om deze gezinnen te stimuleren zo snel mogelijk hun schuld aan te zuiveren en de stap terug naar de markt te zetten. Hierdoor krijgen gezinnen die al financiële problemen hebben nog meer financiële zorgen. In Brussel bestaat dit systeem niet.

Is het wel gerechtvaardigd dat kwetsbare burgers anders worden behandeld naargelang het gewest (of de gemeente, in het geval van lokale wetgeving) waar ze wonen?

Overigens is er een tendens naar decentralisatie en krijgen de lokale besturen steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden toegeschoven (zonder dat daar noodzakelijk middelen tegenover staan). We komen daar nog op terug.

Naar een hertekening van het hupverleningslandschap

Omdat de regelgeving zo complex is, hebben maatschappelijk werkers een steeds meer doorgedreven kennis nodig. In OCMW’s bijvoorbeeld komt de allround maatschappelijk werker onder druk. Meer en meer is een maatschappelijk werker belast met specifieke taken (bv. toekenning leefloon, schuldbemiddeling, energie, werk, opleiding, wonen, … ). Een van de sprekers noemde dit de “saucissonering” van de armoede: armoede wordt opgedeeld in deelproblemen. Het voordeel is dat er voor de verschillende deelproblematieken meer aandacht komt, specifieke studies, werkgroepen, regelgeving en projectsubsidies. Maar het model bereikt zijn grenzen.

Het hulpverleningslandschap is enorm versnipperd. Mensen kunnen hun weg onmogelijk nog vinden. Bovendien worden openingsuren afgebouwd en worden diensten steeds vaker enkel nog digitaal of op afspraak aangeboden. Ook sociaal werkers botsen op muren en vinden vaak geen gehoor bij collega’s van andere diensten.

Rond één cliënt die problemen ervaart op diverse levensdomeinen, zijn meerdere hulpverleners vanuit verschillende organisaties betrokken, die vaak naast elkaar werken.

Men beseft dat de persoon die zijn verhaal moet doen bij verschillende maatschappelijk werkers niet de meest efficiënte aanpak is. In het Sociaal Huis van Mechelen werkt men voortaan met het model ‘1 cliënt = 1 maatschappelijk werker’, zodat een cliënt slechts een keer zijn verhaal moet doen. Achter de schermen kunnen collega’s bij elkaar te rade gaan om de situatie van de cliënt te verbeteren. Naargelang de situatie kunnen ad hoc teams worden samengesteld.

Er is een tendens naar allerlei samenwerkingsverbanden (geïntegreerd breed onthaal, één gezin één plan, …). Belangrijk is te starten vanuit een “coalition of the willing” en van daaruit een goede samenwerking te zoeken.

Nood aan structurele investeringen voor het maatschappelijk werk

Steeds meer vinden burgers met specifieke hulpvragen (bv. rond de energiefactuur) de weg naar het OCMW. De opdrachten voor de OCMW’s en de taken voor de maatschappelijk werkers zijn uitgebreid en er komen er steeds meer bij. Tijdens de coronacrisis moesten de OCMW’s bijvoorbeeld coronasteun verdelen en werden ze ingeschakeld voor contact tracing, door de oorlog in Oekraïne moeten ze meer vluchtelingen opvangen en begeleiden, …

De job van maatschappelijk werker is niet altijd even aantrekkelijk. Vaak zijn er slechts tijdelijke middelen beschikbaar voor een beperkt aantal vacatures met een contract van bepaalde duur. Door de stijgende hulpvragen, het uitgebreidere takenpakket en het achterblijvend personeelsbestand moeten OCMW’s soms noodgedwongen overgaan tot een meer administratieve aanpak. Daarbij is er nog weinig tijd voor psychosociale hulpverlening. Het risico bestaat dat de hulpverlening aan de meest kwetsbaren (gezinnen in een complexe situatie) in het gedrang komt, maar ook dat de maatschappelijk werker evolueert naar een sociaal administratief dossierbeheerder.

Er is daarom nood aan structurele maatregelen en structurele financiering (ook voor nieuwe opdrachten). Het aantal administratieve opdrachten moet worden verminderd zodat maatschappelijke assistenten zich kunnen bezig houden met een uitgebreide psychosociale opvolging.

De verzorgingsstaat beschermt onvoldoende tegen armoede

Prof. Bea Cantillon bracht tot slot een academische reflectie. Ze vertrok van de vraag: wie is arm? Dat zijn mensen met een inkomen onder de Europese armoedegrens. Een alleenstaande moeder die werkt aan een laag loon, schuurt daar echter dicht tegen aan.

De minimumuitkeringen liggen overigens onder een inkomensgrens die noodzakelijk wordt geacht om menswaardig van te leven (de zogenaamde referentiebudgetten voor verschillende gezinstypes, bedragen die min of meer overeenkomen met de armoedegrens). Een leefloon of minimum werkloosheidsuitkering is bijvoorbeeld onvoldoende voor gezinnen die niet het geluk hebben om een sociale woning te kunnen huren.

Het is een tendens in alle rijke welvaartsstaten, niet alleen in België: de verzorgingsstaat biedt onvoldoende bescherming tegen armoede. Het armoederisico neemt overal toe bij de bevolking op actieve leeftijd.

We moeten afstappen van het idee dat armoede oplossen eenvoudig is. “Armoede bestrijden kost geld en banen”, verwees Cantillon naar een rapport van het Nederlandse Sociaal-Cultureel Planbureau.

Maar dat mag geen reden zijn om niets te doen. Hoog tijd voor structurele maatregelen en investeringen!

Meer info? De presentaties van de sprekers zijn te vinden op onze website.

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay