Auteurs: Marie Seghers, Celine Mertens en Katrien De Maegd, HOGENT
Wake-up call
De coronamaatregelen daagden scholen en gezinnen uit om veel te schakelen, van de klas naar het online thuis les volgen. Daarbij werd pijnlijk zichtbaar hoeveel gezinnen geen computer of zelfs internet hebben, hoe weinig leer- en beweegruimte er was om online les te volgen, huiswerk te maken of om binnen de cocon van het gezin te ontspannen, … Sommige scholen konden moeilijk contact maken met leerlingen en leken sommige gezinnen een stukje ‘kwijt’ te zijn.
Voor de ene school was die situatie een ware wake-up call, voor andere scholen een gekende realiteit. Scholen die al investeerden in het contact met hun ouders, die welzijnsnoden van gezinnen wisten te capteren, die al contacten met welzijnsorganisaties hadden uitgebouwd, konden daardoor snel schakelen. Welzijnsorganisaties en de scholen vonden in elkaar goede partners om met vereende krachten de gezinnen nabij te zijn.
Ongelijkheden blootgelegd
Wat door corona aan het oppervlak kwam is geen uitzonderingssituatie, maar is op zekere hoogte de realiteit van elke dag voor veel gezinnen. Dit roept vragen op over de rol van scholen in de omgang met gezinnen in maatschappelijk kwetsbare situaties. Welke financiële drempels zitten ingebouwd in de schoolwerking? Wat wordt – vaak onbewust en impliciet – verondersteld en verwacht van ouders? De corona-crisis legde heel wat ongelijkheden bloot. De digitale kloof is daar het meest zichtbare voorbeeld van. Maar ook voor corona-tijden werden kinderen verondersteld opzoekwerk te verrichten, documenten af te drukken, digitale leerplatformen te bezoeken, zonder te weten of dit voor alle gezinnen haalbaar is. Tegelijk gaat armoede ook over meer dan digitale drempels en schoolkosten.
HOGENT deed onderzoek naar samenwerking tussen basisscholen en welzijnsorganisaties. Daaruit bleek dat scholen steeds meer met welzijnsproblematieken geconfronteerd worden: onbetaalde schoolfacturen, problemen met huisvesting, werk, gezondheid, noem maar op. Enerzijds dagen die problematieken scholen uit om na te denken over de eigen onderwijs- en maatschappelijke opdracht. Anderzijds gaan sommige welzijnsvragen hun professioneel ‘petje’ te boven. Dan komt het welzijnsveld als evidente partner in zicht. Of toch niet?
Welzijnspartner als bondgenoot
Ondanks de ervaren noodzaak viel op dat samenwerking tussen basisscholen en welzijnsorganisaties voorlopig nog erg ad hoc en variabel is. Of en hoe scholen welzijnspartners als bondgenoot inschakelen, blijkt van verschillende factoren af te hangen. Zowel de visie, de betrokkenheid en de welzijnsexpertise van de scholen zelf, maar ook de lokale context spelen een rol: is er een trekker, zijn er netwerken, zijn er outreachende welzijnswerkers die op of rond de scholen als aanspreekpunt en vertrouwensfiguur met gezinnen aan de slag gaan? Scholen vragen immers zelf expliciet naar een aanspreekpunt, iemand die hen kan ondersteunen bij de welzijnsvragen die zich aandienen.
Complex en onbekend
Uit ons onderzoek bleek dat samenwerking tussen scholen en welzijnsorganisaties nog verre van vanzelfsprekend is. We noteerden een aantal drempels.
Alom gekend, maar met stip op één, is de complexiteit van het welzijnsveld. Scholen zien het bos door de bomen niet in de veelheid aan organisaties en diensten. Dit verhoogt alvast het begrip én de bezorgdheid voor hun ouders, want als zij hun weg al niet vinden, wat wordt er dan van de gezinnen zelf verwacht?
Onbekend maakt ook onbemind: een veel gehoorde verzuchting is dat scholen de aanpak van welzijn als log, traag en weinig efficiënt ervaren. Welzijnsorganisaties erkennen dat het soms al te versnipperde ondersteuningsaanbod extra drempels kan opwerpen. Tegelijk ervaren welzijnsorganisaties scholen soms als ongeduldige partners, die – vaak vanuit een onbekendheid met professionele handelingskaders én de complexiteit van sommige problematieken – te snel resultaat willen zien. Scholen zetten daarbij het leren van het kind centraal terwijl in een hulpverleningstraject soms eerst andere prioriteiten gelegd worden.
Over het muurtje kijken: een interprofessionele reflex
Scholen en welzijnsorganisaties hebben elkaar nodig, zeker als ze zorg voor gezinnen in kwetsbare situaties ter harte willen nemen. Scholen kunnen de veelheid en complexiteit van welzijnsnoden en problematieken niet alleen de baas, omgekeerd vormen scholen voor welzijnsorganisaties vaak een dankbare ingang om gezinnen te bereiken. Beiden kunnen baat hebben bij een breder perspectief, een gezin functioneert anders in verschillende contexten, meer inzicht kan meer openheid creëren.
De aanpak van welzijnsnoden vraagt een interprofessionele aanpak, waarbij scholen én welzijnsorganisaties de handen in elkaar slaan om – met respect voor elkaars expertise en professionele grenzen – gezinnen sneller en beter te kunnen helpen. Tot op heden ontbreekt nog al te vaak de interprofessionele reflex. Onderwijs en het welzijnsveld zijn nog teveel twee verschillende werelden, waarbij zowel de kloof in professionele logica als in aansturende beleidsdomeinen samenwerking in de weg kunnen staan.
In ons onderzoek zagen we heel wat mooie voorbeelden van initiatieven waar samenwerking lukt en sterk uitgebouwd wordt. Zo zagen we voorbeelden in brede scholen, brugfigurenwerkingen, het onderwijsopbouwwerk, lokale netwerken onderwijs-welzijn, lerende netwerken, … waar scholen en welzijnsorganisatie dichter bij elkaar kwamen i.f.v. het ondersteunen van gezinnen in maatschappelijk kwetsbare situaties.
Je kan de bevindingen lezen in de inspiratiegids: “Kan onderwijs zonder welzijn? En vice versa?”, die in juni 2021 zal verschijnen bij Mammoet en gebaseerd is op een onderzoek dat liep van 2018 tot 2021. De verkennende gids wil nagaan hoe scholen samenwerkingsverbanden kunnen opzetten met het brede welzijnsveld. En hoe schoolnabije en externe partners hen in die samenwerking kunnen ondersteunen.