Is de sociale economie een middel om armoede te bestrijden?

Bedrijven vinden moeilijk personeel. Maar de krapte op de arbeidsmarkt gaat gepaard met een structurele ondertewerkstelling van kansengroepen, zoals laaggeschoolden, mensen met een migratieachtergrond en personen met een handicap.

De sociale economie biedt tewerkstelling aan zo’n 26.000 Vlamingen. Het gaat vooral om langdurig werklozen, mensen met een lage scholing, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een medische, mentale, psychische of psychosociale problematiek. Toch wacht een heel aantal mensen op een plekje in de sociale economie. Eind juli 2019 telde de VDAB 5.744 personen met een advies voor collectief maatwerk die nog geregistreerd zijn als niet-werkende werkzoekende. Zij komen in aanmerking voor maatwerk (de vroegere sociale en beschutte werkplaatsen), maar werken er op dit moment (nog) niet en hebben ook geen andere job. Tegelijk is er nog potentieel om meer mensen tewerk te stellen in de sociale economie, bijvoorbeeld in de kringloopeconomie.

Terugverdieneffecten

Bea Cantillon, Jill Coene en Sarah Marchal van Universiteit Antwerpen berekenden in het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2019 (p.223-248) de directe opbrengst voor de overheid van een job in een maatwerkbedrijf. Wanneer een voorheen werkloze persoon wordt aangeworven in een maatwerkbedrijf is er immers sprake van een besparing op de werkloosheidsuitkering. Die varieert in functie van het profiel van de doelgroepwerknemer: betreft het een werkloze alleenstaande, gezinshoofd of samenwonende? Wordt hij aangeworven met een lage of een hoge loon- en begeleidingspremie? In het meest gunstige geval bedraagt het terugverdieneffect voor de overheid bijna 5.000 euro per jaar. Al kan het terugverdieneffect ook negatief uitvallen (bijvoorbeeld wanneer de werknemer een hoge loon- en begeleidingspremie nodig heeft).

Dat wil niet zeggen dat de overheid niet moet investeren. Immers, er zijn nog belangrijke indirecte terugverdieneffecten. De sociale economie creëert meerwaarde voor bedrijven: zo is bijna de helft van alle West-Vlaamse KMO’s verbonden met één of meerdere maatwerkbedrijven, als klant, als leverancier of via een enclavewerking binnen de onderneming. Daarnaast zijn er baten van kwalitatieve aard, bijvoorbeeld de rol van kringloopwinkels in de klimaattransitie of het verhoogde persoonlijke en maatschappelijke welzijn van iemand die een job vindt.

Effect op armoede?

Jobcreatie in de sociale economie is ook een kosteneffectief middel om armoede te bestrijden. De armoede bij werkloze gezinnen is veel te hoog én stijgend. Tussen 2010 en 2018 steeg het armoederisico van deze groep van 30,4% naar 49,4%. De sociale minima optrekken tot aan de Europese armoedegrens moet een prioritaire doelstelling blijven. Een job in de sociale economie garandeert een inkomen dat doorgaans hoger ligt dan de armoedegrenzen.

Dit houdt een sterk pleidooi in voor meer investeringen in de sociale economie. De kosten en de baten zijn wel onevenwichtig gespreid over de verschillende bevoegdheidsniveaus. De federale overheid geniet van de besparingen op de werkloosheidsuitkeringen terwijl de Vlaamse overheid de kosten voor de loon- en begeleidingspremie en het omkaderingspersoneel draagt. Om de gewesten aan te moedigen meer te investeren in de sociale economie zou een meer evenwichtige verdeling van de lasten en de lusten nuttig kunnen zijn.

Foto door Spencer Davis via Unsplash