Corona maakt het onzichtbare zichtbaar: migratie verandert dak- en thuisloosheid

Auteurs: Harm Deleu, Pascal Debruyne, Mieke Schrooten

Deze bijdrage, die eind mei 2020 verscheen op sociaal.net wijst op de invloed van migratie op hedendaagse vormen van dak- en thuisloosheid.

Veel mensen in de Belgische steden en gemeenten beschikken niet over een duurzaam verblijfsstatuut en dat verstoort ook hun kansen op duurzame huisvesting. Het gaat dan niet enkel om de traditionele dakloosheid, maar vooral over verborgen vormen van thuisloosheid zoals sofasurfen of wonen in een kraakpand of in een overbevolkte studio.

De Coronamaatregelen leidden er toe dat veel mensen die tot voor kort nog overleefden in informele circuits plots zonder werk of verblijfplaats kwamen te zitten. Dit is tot op vandaag zichtbaar in de rijen van basiswerkingen en burgerinitiatieven. Het huidig systeem van daklozenopvang is vaak niet aangepast aan de realiteit van o.a. sans-papiers, seizoenarbeiders uit de EU, transmigranten en gezinshereniging. De huidige crisis bevordert mogelijk de lokale switch naar een structuur van ‘permanente tijdelijkheid’.

Onderstaande tekst is met toestemming van sociaal.net overgenomen.

Geen stabiele thuis

Wat dak- en thuislozen verenigt, is dat ze niet beschikken over een stabiele en veilige thuis.

Het gaat om een breed spectrum van mensen die op straat of in de nachtopvang slapen, mensen die in een kraakpand, een garage of een ongeschikt verklaarde woning overnachten of daklozen die een tijdelijk bed vinden bij vrienden en familie, de zogenaamde sofasurfers.

De oorzaken die mensen in precair wonen of tijdelijke of permanente dak- en thuisloosheid doen belanden, zijn complex. Er is in ons land een tekort aan goede, kwaliteitsvolle sociale woningen. Soms leidt een psychosociale of relationele problematiek tot ontankering. Vaak hebben mensen een tekort aan materiële middelen om goed te wonen. Door gebrek aan werk verliezen mensen ook het recht op sociale zekerheid of een menswaardig inkomen (Pleace, 2017).

En er is een groep mensen zonder duurzaam verblijfsstatuut. Ze hebben daardoor slechts een beperkte toegang tot sociale grondrechten. Ze lopen een groter risico om dakloos te worden.

Impact van superdiversiteit

Die ‘migratiefactor’ is echter grotendeels afwezig in het wetenschappelijk onderzoek over dak- en thuislozen. Superdiversiteit als een gecombineerde set factoren die inwerken op de dak- en thuislozenpositie van mensen met migratieroots wordt nog altijd onderschat.

In de veel gebruikte ETHOS-typologie van de Europese organisatie FEANTSA blijft de aandacht voor migratie beperkt tot mensen in opvang voor verzoekers om internationale bescherming en seizoensarbeiders. In de Mphasis studie van 2009 wordt migratie genoemd als factor voor sociale uitsluiting. Ook in de studies van de European Observatory on Homelessness van 2010, 2014, 2016 en 2017 wordt er verwezen naar hoe migratie het profiel en reikwijdte van dak- en thuisloosheid beïnvloedt (Hermans, Dyb, e.a., 2020). Maar ondanks deze voorzichtige pogingen is migratie nog te vaak een blinde vlek.

Toch zijn de signalen niet nieuw. Al in 2015 werd op Sociaal.Net gewezen op de invloed van migratie op de problematiek van dak- en thuisloosheid. Ook de Europse organisatie FEANTSA vestigde in 2013 al de aandacht op dakloosheid bij mensen zonder wettig verblijf.

En al in 2010 verwees de Engelse onderzoeker Nicholas Pleace naar verschillende types van migranten met een groot risico om dakloos te worden: verzoekers om internationale bescherming (asielzoekers), vluchtelingen, uitgeprocedeerde vluchtelingen, mensen zonder wettig verblijf, herenigde vrouwen en kinderen uit derde landen die intrafamiliaal geweld ontvluchten, arbeidsmigranten uit de Europese Unie en niet recente nieuwkomers.

In officiële daklozentellingen ontbreken deze groepen mensen nog al te vaak. Tellingen zijn een interessant instrument, maar het werkelijk aantal dak- en thuislozen blijft altijd een onderschatting. Veel dak- en thuislozen zijn immers geen ‘citizens’ die administratief staan ingeschreven of toegang hebben tot sociale rechten. Het zijn eerder ‘denizens’, burgers die zich wel bevinden op het territorium maar niet zijn ingeschreven in de verzorgingsstaat, noch een duurzaam verblijfsrecht hebben.

Geen kot om in te blijven

Basiswerkingen en laagdrempelige dienstverleners zien deze groep ‘denizens’ door de coronacrisis in snel tempo toenemen.

We onderscheiden grofweg vier groepen: EU-arbeidsmigranten, erkende vluchtelingen, verzoekers om internationale bescherming die geen opvang krijgen en mensen zonder wettig verblijf. Zij hebben allemaal weinig of geen rechten.

EU-arbeidsmigranten verloren door de coronamaatregelen vaak hun werk. Ze kunnen door de gesloten landsgrenzen niet zelfstandig naar hun huis in Polen, Bulgarije of Roemenië. Wie nog niet lang in België was, ontbreekt het aan sociale rechten en de mogelijkheid op OCMW-steun. Of ze zijn niet op de hoogte van de uitzonderingssituatie “bij overmacht” waarin ze wel tijdelijk steun kunnen vragen.1

Erkende vluchtelingen kunnen pas een leefloon krijgen na een adresvaststelling. Deze werden tijdens de coronacrisis tijdelijk opgeschort. Vele vluchtelingen blijven dus met lege handen achter.

Daarnaast zijn er veel verzoekers om internationale bescherming die geen opvang kregen doordat het fysiek asiel aanvragen door corona niet mogelijk was, of omdat het om een tweede of derde verzoek gaat. Weinig mensen weten dit maar in België is het recht op opvang enkel verzekerd bij het eerste verzoek.2

En er leven in ons land ook veel mensen zonder wettig verblijf, een containerbegrip voor vele situaties: van EU-burgers die niet zelfvoorzienend zijn tot mensen die geen internationale bescherming kregen maar ook niet mogen worden teruggestuurd naar hun land van herkomst omdat het een land is waar ze foltering, onmenselijke of vernederende behandeling riskeren. Verder zijn er ook staatlozen en transmigranten op doorreis. En mensen die een onwettig bestaan verkiezen.

Het zijn allemaal mensen en gezinnen die niet zomaar in hun kot kunnen blijven omdat ze er geen hebben of een waar ze niet maandenlang in kunnen blijven wonen. Het zijn mensen die van de ene op de andere dag hun inkomen zien wegvallen. Plots zijn ze aangewezen op voedselhulp.

In Bruzz meldde het Brusselse dagcentrum HOBO dat ze hun publiek zien vervijfvoudigen. Zoals straathoekwerker Filip Keymeulen al zei op Sociaal.Net: “Nooit eerder heb ik meegemaakt dat er echt honger was. Er is altijd wel iets te eten in Brussel, nu viel de stad stil. Plots reden we met voedselpakketten rond.”

Een van de basiswerkingen in Gent meldt het volgende: “Door de coronacrisis is de opkomst weer heel erg gestegen. We krijgen veel meer Bulgaren over de vloer. Zij werkten voor een heel laag loon. Door de coronacrisis speelden ze hun werk kwijt waardoor ze nu geen inkomen meer hebben. Ze kunnen niet of moeilijk naar huis.”

Nachtopvang

De ‘klassieke’ aanpak van dak- en thuisloosheid heeft nog geen antwoord op deze nieuwe migratierealiteit.

Veel van deze mannen, vrouwen, gezinnen met kinderen weigeren om naar de nachtopvang te gaan.  De drempels die er daar zijn, willen ze niet meer nemen. Het gaat dan over de permanente onzekerheid van het inbellen en wachten op de toekenning van een plaats. Het gaat ook over een gebrek aan menselijke waardigheid en privacy.

Bovendien zijn mensen vaak angstig om nu in een collectieve voorziening te slapen. Ze hebben schrik voor het besmettingsgevaar van COVID-19 en zien het niet zitten om te moeten samenslapen met dak en- thuislozen met een verslavingsproblematiek.

Het gevolg is dat heel wat mensen nu tijdelijk verblijven in netwerken van vrienden, familie of in de opvang van informele sociaalwerkpraktijken zoals de Gentse basiswerkingen. Ze zijn daar  een extra gewicht om te dragen en vormen door vaak veelvuldige verhuisbewegingen een extra risico op besmetting.

Meer dan ooit stelt zich dan ook de vraag of dit soort nachtopvang voor dak en-thuislozen wel de juiste is. 

Housing First is niet voldoende

Ook voor Housing First liggen de drempels hoog. Deze vernieuwde aanpak werkt voor veel dak -en thuislozen, maar niet voor deze ‘denizens’. Hun statuut is te onzeker en onduidelijk voor het verkrijgen van een woning. Het perspectief is niet altijd de facto integratie, maar kan vrijwillige terugkeer zijn of het zich vestigen in een derde land.

Veel van de mensen uit migratiegroepen waarover het hier gaat, hebben eerst een langdurige oriëntatiefase nodig om uit te zoeken welke rechten nog uitputbaar zijn vanuit hun verblijfsstatuut en dito positie waarin ze zitten.

Mensen uit dakloosheid halen, vergt dus andere strategieën naargelang het profiel van die mensen.  En dit vereist grondige kennis van het vreemdelingenrecht. Begeleiders moeten weten welke verblijfsstatuten er zijn, welke rechten daaraan gekoppeld zijn en dus ook welke mogelijkheden mensen nog hebben in dit land.

De alledaagse praktijk die spreekt

De coronacrisis zorgt voor een nieuwe grote groep dak- en thuislozen. De bestaande oplossingen schieten tekort voor deze mensen. Tegen de achtergrond van superdiversiteit is dan ook een bredere aanpak van dak-en thuisloosheid nodig.

Als de coronacrisis ons iets leert over dak- en thuisloosheid en hoe we daar mee omgaan, dan is het dat de gangbare opvanginfrastructuur dringend aan herziening toe is. De inloopcentra en nachtopvang zijn eigenlijk genormaliseerde crisissystemen. En die volstaan niet meer.

We hebben nood aan een opvang- en orïentatie-infrastructuur gebaseerd op ‘permanente tijdelijkheid’ (Beeckmans, De Maeyer, Debruyne & Vandycke, 2018a). Die infrastructuur moet verbonden zijn met de bestaande aankomstinfrastructuur voor nieuwkomers, waarin etnisch-culturele netwerken en sociaal schaduwwerk een essentiële rol opnemen.

Waardig verblijf met toekomstperspectief

Concreet moet het perspectief veranderen. Het is tijd dat we de verschillende vormen van migratie en precair verblijf als deelachtig zien aan de sociaalwerkpraktijk. En zeker in de aanpak van dak-en thuisloosheid.

Dat betekent dat we waardige infrastructuur moeten uitbouwen waar mensen tijdelijk kunnen verblijven. Een plek waar rust, respect en ruimte de regels vormen. Kortom, plaatsen van permanente tijdelijkheid die functioneren als opvangcentra of -huizen waar mensen structureel en waardig kunnen verblijven.

Daarnaast moeten we die plaatsen van permanente tijdelijkheid aanpassen aan de reële noden van mensen. We moeten mensen op een duurzame wijze oriënteren naar een toekomst waar ze rechten opbouwen. En waar ze beschermd zijn. In één woord: we moeten de praktijk van toekomstoriëntatie uitbouwen: gericht op ‘integratie’ vanuit het specifieke verblijfsstatuut en de daarmee verbonden rechten, of gericht op ‘vrijwillige terugkeer’ gestut door een toekomstplan. En dat vraagt naast bed, bad, brood ook begeleiding, juridische ondersteuning en materiële hulpverlening.

In die 21ste eeuwse vorm van opvang van dak- en thuislozen moet een sociale en divers-sensitieve aanpak centraal staan. Dat betekent bereikbare tolken en aangepaste hulpverlening waar men weet om te gaan met migratie- en vluchtverhalen, met trauma, met familiale en etnisch-culturele netwerken over grenzen heen. Het zijn plekken die samen met etnisch-culturele organisaties, die deel uitmaken van de aankomstinfrastructuur van deze groepen, een netwerk vormen.

Nederland doet het voor

Het kan. Nederland doet het ons voor.

In Groningen en Utrecht vangt Stichting INLIA mensen zonder wettig verblijf op voor onbepaalde tijd. In plaats van meer mensen die verdwijnen onder de radar, en kinderen en jongeren die rechteloos zijn, is er een doorstroom van 80 procent: 60 procent van de mensen krijgt alsnog een duurzaam verblijfsrecht. 20 procent keert begeleid vrijwillig terug naar het herkomstland. 20 procent verdwijnt alsnog onder de radar.

Uit een studiebezoek aan Groningen noteert Orbit vzw: “Wie opvang krijgt, krijgt bed, bad, brood en begeleiding in een veilige en respectvolle omgeving. De begeleiding helpt om zicht te krijgen op obstakels die een duurzaam toekomstperspectief in de weg staan en om strategieën te zoeken om ze uit de weg te ruimen. Een duurzaam toekomstperspectief kan bestaan uit een legaal verblijf in Nederland, een terugkeer naar het land van herkomst of naar een ander veilig land. Er wordt geen termijn van opvang vooropgesteld. Mensen blijven zolang het nodig en zinvol is.”

Aanvullend moeten we voor de andere groepen, zoals Intra-Europese migranten, een soortgelijke aanpak uitbouwen. In de geest van Housing First en Housing led-experimenten, maar met materiële hulpverlening en bijkomende juridische ondersteuning door mensen die het vreemdelingenrecht beheersen.

Corona

Tijdens de coronacrisis werd in veel steden en gemeenten snel vooruitgang geboekt waar vaak al vijftien jaar voor wordt gestreden. Lokale overheden traden in sneltempo in actie, om die precaire verblijvers, mensen zonder wettig verblijf, transitmigranten en andere dak- en thuislozen van de straat te krijgen.

In de praktijk deed men dit vaak via een soort housing-led strategie: zo opende men onder andere hotels voor daklozen en thuislozen, zoals in Brussel waar men samenwerkt met het Burgerplatform. Het werpt vragen op waarom dat niet kon voor deze crisis?

Kunnen we de kennis die is verzameld vanuit formele en informele sociaalwerkpraktijken duurzaam verankeren in de uitbouw van een infrastructuur voor permanente tijdelijkheid? De toekomst zal het ons niet vanzelf vertellen. We moeten die zelf, actief maken. En niet alleen gestut door lokale besturen die experimentele opvangpraktijken opzetten. We moeten ook samenwerken met de federale overheid, bevoegd voor het asielbeleid. De wettelijke mogelijkheden om dit te doen, zijn er.3

Noten

  1. Wat EU-werknemers betreft houdt OCMW-steun in: opleg op een beperkt inkomen of in bepaalde situaties een beperkte periode van OCMW-steun. Bovendien moet de Dienst Vreemdelingen Zaken, alvorens het verblijfsrecht definitief in te trekken, een evenredigheidsonderzoek voeren waarbij ze rekening moeten houden met alle individuele elementen en de huidige overmachtsituatie door corona. Uiteraard voor diegenen die daarvoor de voorwaarden vervulden door bijvoorbeeld te werken en nu door corona hun werk kwijt zijn. Het geldt niet voor diegenen die hier al van voor corona verblijven zonder aan de voorwaarden te voldoen.
  2. Vanaf een tweede verzoek kan Fedasil beslissen geen opvang toe te kennen, zolang het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen zich niet uitgesproken heeft over het al dan niet bestaan van voldoende nieuwe elementen, de zgn. onontvankelijkheidsbeslissing. Vanaf deze beslissing is er dan weer wel recht op opvang voor de rest van de procedure. Nochtans weten we dat sommigen mensen tijd nodig hebben. Zo hebben LGBTQI-vluchtelingen of vrouwen die genitale verminking doorstonden vaak tijd nodig om hun verhaal correct te brengen. Weet ook dat deze situaties zich  afspelen in een context waarin tweedelijns juridische bijstand en eerstelijnsbijstand werden afgebouwd en moeilijker gemaakt.
  3. Voor gezinnen zonder wettig verblijf en met minstens één minderjarig kind, is er reeds een wettelijk kader waarbij Fedasil en Dienst Vreemdelingen Zaken verantwoordelijk zijn voor de opvang van mensen zonder wettig verblijf.  Met name de Opvangwet van 2007, de Organieke OCMW-wet van 1976 en het KB 2004. De praktijk is echter beperkt tot uitgeprocedeerde asielzoekers/verzoeker om internationale bescherming, terwijl ook Intra-Europese migranten met minstens één kind daar recht op hebben. Alsook beperkt men die opvang tot ‘terugkeer’, terwijl het wettelijk mogelijk is te werken aan integratie. Intra-Europese migranten die procederen bij de arbeidsrechtbank krijgen hier altijd gelijk.

Referenties

Beeckmans, L., De Maeyer, J., Debruyne, P. en Vandycke, C. (2018 a), ‘Wonen in diversiteit : de asielcrisis als kans om het stedelijke woonbeleid te herdenken’, AGORA, 34(3), 38–42; Beeckmans, L., De Maeyer, J., Debruyne, P. en Vandycke, C. (2018 b), ‘Van stedelijke woonnood naar inclusieve woonmodellen in Vlaanderen’, RUIMTE, 37, 54–59.

Hermans, K, Dyb, E. e.a. (2020), Migration and homelessness: measuring the intersections, draft version 7 February 2020.

Pleace, N. (2017), ‘The Action Plan for Preventing Homelessness in Finland 2016-2019: The Culmination of an Integrated Strategy to End Homelessness?’, European Journal of Homelessness.

Afbeelding van José Manuel de Laá via Pixabay