Armoede en ecologische ongelijkheid

De vraag of sociale inclusie en de transitie naar een (ecologisch) meer duurzame samenleving samen te realiseren zijn, staat volop in de maatschappelijke belangstelling. De VN-conferentie ‘Milieu en Ontwikkeling’ in Rio in 1992 stelde reeds dat duurzaamheid moet gaan om een evenwicht tussen ecologische, economische en sociale doelstellingen.

In zijn ‘zes verklaringsmodellen van armoede’ overloopt Jan Vranken op welk niveau de oorzaak van armoede wordt gezocht (zie figuur 1). Hij onderscheidt daarbij het microniveau van het individu en de keuzes die hij/zij maakt, het mesoniveau van instituties en organisaties en groepen en gemeenschappen en het macroniveau van maatschappelijke structuren en veranderingen. Vranken maakt verder een onderscheid tussen het intern toewijzen van de oorzaak van armoede – het zogenaamde ‘schuldmodel’ – en het extern toewijzen van de oorzaak– het zogenaamde ‘ongevalmodel’. Een structurele benadering besteedt aandacht aan de maatschappelijke structuren die armoede voortbrengen en in stand houden.

De ecologische kwestie dwingt ons om onze concepten en modellen rond armoede te herbekijken. Kan Vrankens theorie verrijkt worden door er inzichten uit de milieusociologie en ecologische kwesties aan toe te voegen? In het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2019 (p. 23-37) tonen een aantal auteurs van het Centre for Research on Environmental and Social Change dat de ecologische kwestie het maatschappelijk schuldmodel versterkt.

Figuur. De zes verklaringsmodellen van armoede

Interne oorzaak Externe oorzaak
Microniveau (individu) Persoonlijke tekorten, zoals verslaving of foute relatiekeuze (individueel schuldmodel) Persoonlijke ongevallen, zoals ziekte die werkonbekwaam maakt (individueel ongevalmodel)
Mesoniveau (organisatie en groepen)

De structuur en/of functioneren van groep, gemeenschap, institutie of organisatie, zoals toegankelijkheid van instellingen of onvoldoende socialisatie in groep (institutioneel schuldmodel) Groepen, organisaties en instituties uit de omgeving, zoals (externe) stigmatisering van instelling zoals OCMW of stereotypering van alleenstaande vrouwen in armoede (institutioneel ongevalmodel)
Macroniveau
(de samenleving)
De maatschappelijke ordening, zoals de arbeidsmarkt en migratie
(maatschappelijk of structureel schuldmodel)
Maatschappelijke veranderingen en conjuncturen, zoals economische crisis of fragmentatie van gezinnen
(maatschappelijk ongevalmodel of conjunctureel model)

Bron: Vranken, J. (2006). Inleiding. In: J. Vranken, K. De Boyser & D. Dierckx (red.). Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2006. Leuven/Voorburg: Acco.

De ongelijke verdeling van milieuproblemen

Sociaal kwetsbare groepen worden vaker geconfronteerd met milieuproblemen en worden meer blootgesteld aan onder andere luchtvervuiling en geluidsoverlast. Bovendien zijn ze ook gevoeliger voor de gezondheidsimpact van milieuvervuiling en kunnen ze dus meer of sneller gezondheidsproblemen ondervinden dan groepen hoger op de sociale ladder . Deze vaststellingen versterken het maatschappelijk ongeval- én het schuldmodel.

De ongelijke ecologische voetafdruk

Landen in het globale Noorden hebben een veel grotere ecologische voetafdruk dan landen in het globale Zuiden. Ook dichter bij huis zien we dat mensen in armoede een kleinere ecologische voetafdruk hebben dan mensen hogerop de inkomensverdeling. Dat neemt niet weg dat mensen in armoede op andere vlakken minder duurzame keuzes moeten maken. Hier is sprake van een omgekeerd individueel schuldmodel: mensen in armoede zijn vaak het grootste slachtoffer van de keuzes die bemiddelde bevolkingsgroepen maken. In zoverre ze onduurzame handelingen stellen, spelen structurele omstandigheden zoals een gebrek aan kennis, inkomen en de afhankelijkheid van verouderde woningen op de huurmarkt, een belangrijke rol.

De ongelijke verdeling van ecologische beleidsmaatregelen

Goedbedoelde maatregelen vanuit ecologische overwegingen hebben vaak onbedoelde sociale neveneffecten. Als de overheid beslist om het tarief voor energie of water op te trekken vanuit het principe ‘de vervuiler betaalt’, dreigen mensen in armoede daar het slachtoffer van te worden tenzij sociale correcties gebeuren. Wie geen isolerende maatregelen kan treffen in zijn woning omdat hij of zij huurder is of onvoldoende financiële middelen heeft, dreigt te worden gestraft wanneer de prijs voor aardgas stijgt. Premies om te investeren in energiebesparende maatregelen komen onvoldoende terecht bij lagere inkomensgroepen. Dit toont het belang van het institutionele schuldmodel.

Ongelijke verdeling van klimaatrisico’s

Landen in het Zuiden zijn kwetsbaarder voor de impact van de klimaatverandering dan landen in het Noorden. Ook dicht bij huis dragen mensen in armoede de ongelijke gevolgen van de klimaatverandering. Zo wonen zij vaker in overstromingsgevoelig gebied of hebben ze minder financiële middelen om zich te wapenen tegen de klimaatverandering. Maatschappelijke structuren zorgen ervoor dat mensen in armoede vaker de negatieve gevolgen dragen: het maatschappelijk schuldmodel is volop van toepassing.

Armoede bestrijden vanuit een sociaalecologisch perspectief

In het vervolg van hun bijdrage analyseren de auteurs hoe armoedebestrijding, en de bredere welvaartsstaat, herijkt moet worden vanuit de uitdagingen die de ecologische kwestie stelt. In lijn met het maatschappelijk schuldmodel rond armoede argumenteren ze dat de samenleving moet streven naar collectieve oplossingen en niet louter het individu verantwoordelijk moet stellen. Dit juist omwille van de maatschappelijke structuren die maken dat individuen op zichzelf onvoldoende macht hebben om de omslag naar een duurzame samenleving te maken.

Lees er alles over in ‘Armoede en Sociale Uitsluiting’, Jaarboek 2019’, p.23-37

Foto door Markus Spiske via Unsplash