Ik mis de studenten.
Ik mis mijn collega’s.
Ik mis mijn bureau – al heeft het zo wel zijn voordelen om thuis te werken: nu kan ik tenminste tijdens de pauze uit verveling mijn kousen tellen (ja ja, het was een oneven getal – ik plan dit weekend een serieus gesprek te voeren met mijn wasmachine).
Ik mis die karretjes van de poetsvrouwen die altijd in de weg staan wanneer ik naar het toilet wil gaan.
Ik mis het gedeelde koffie-apparaat in de keuken, waar de persoon die als laatste koffie heeft genomen al eens strategisch vergeet om nieuwe koffie te zetten.
Ik mis de bakjes kleurkrijt in het auditorium – behalve dan uiteraard de bruine staafjes (da’s toch het equivalent van die halve rode kersen in een blik fruit: iedereen vraagt zich af waarom ze die in godsnaam toegevoegd hebben).
Ik mis dat veel te kleine aftrekkertje waarmee we ettelijke vierkante meters nat bord moeten schoonmaken – zoals een dissidente soldaat in opleiding die met zijn tandenborstel het sanitaire blok wordt ingestuurd.
Ik mis de bewegende borden, die ik naar boven en beneden kan swipen – als een nuttige kruising tussen een fitnesstoestel en een niet nader vernoemde dating-app.
Ik mis het paadje van Campus Middelheim naar Campus Groenenborger, waar de huppelende konijnen zich als pluizige metaforen voor brossende studenten geen bal aantrekken van de wisseling van de onderwijzende macht.
Ik mis de laatste rij in het auditorium, de knikkebollende barometer die me leert of er de avond ervoor bij WINAK een feestje was dan wel een café-avond.
Ik mis dat moment waarop je weer maar eens beseft dat sommige studenten jouw poging tot interactie met hen eerder zouden omschrijven als ‘bruut ontwaken uit een zalige droom, omdat iemand het nodig vond om een halve emmer water in je gezicht te kletsen terwijl die (alsof het allemaal nog niet erg genoeg was) dan ook nog eens met Justin Bieber stond mee te zingen’.
Ik mis de biologische experimenten van verstrooide collega’s, die de kleine koelkast in de keuken misbruiken om een zogezegd toevallig vergeten potje préparé te laten evolueren tot een geducht wapen dat zelfs DOVO niet zou durven verwijderen.
Ik mis die veel te kleine recycleerbakjes in het gebouw, waar je telkens opnieuw vertwijfeld naar staat te kijken als je een plastieken bekertje in de hand hebt – alsof je moet kiezen tussen de deur naar het Walhalla of de deur naar een wereld van Lego waar ze het concept van de schoen nog niet hebben uitgevonden.
Ik mis e-mails waarop collega’s antwoorden die weer maar eens vergaten dat de ‘reply all’-knop om één of andere bizarre reden voorrang heeft op de ‘reply’-knop in Outlook.
Ja, ik mis die momenten waarop ik een e-mail doorstuur naar een collega en drie keer moet checken of de originele verzender niet per toeval tussen de geadresseerden staat.
Ik mis de snoepautomaat, zowat het enige moment in mijn leven dat ik mijn vingers kruis en een roterende schroef sta aan te moedigen om vooral rustig door te draaien.
Ik mis die bruine enveloppen die we kunnen gebruiken om binnenpost naar elkaar te sturen: niet omwille van de inhoud, maar gewoon omdat het zo leuk is om dat touwtje rond dat rondje te draaien, alsof je een schip in de haven van Antwerpen aan het verankeren bent.
Ik mis collega’s die je bureau binnensluipen terwijl je er even niet bent, om daar dan ‘random voorwerpen’ te stelen bij wijze van practical joke.
Ik mis die momenten waarop je de laatste zin van je lesvoorbereiding uitspreekt, op de klok kijkt en ziet dat het exact 12.45 uur is – een klein moment van vreugde dat je probeert op te roepen wanneer blijkt dat het laatste pistachenootje in de zak er zo eentje is dat je niet open krijgt.
Ik mis die emmer krijtsap in de leslokalen, waar je als docent met gevaar voor je eigen leven de spons in laat zakken – erop vertrouwend dat je je hand zal terugzien in originele staat.
Ik mis de recepties in het gebouw, al was het maar omdat er zo weinig momenten zijn in het leven waarop je met collega’s een filosofische discussie kan voeren over het maatschappelijke nut van de spork (en waarom we die niet een foon mogen noemen).
Had ik al gezegd dat ik ik mijn studenten mis?
David Eelbode
Faculteit Wetenschappen
Departement Wiskunde
Heerlijk geschreven, waarvoor dank =).
Top tekst, die een glimlach rond mijn mond toverde. Merci David Eelbode!
Heerlijke humor :-). Net wat we nodig hebben in deze bizarre tijd !
Dankjewel David voor dit verrukkelijk stukje literatuur 🙂