- Claire Markey over I.G.
Dit kleine onderzoek start bij het boek Het Gheestelyck minne-voncksken der Godt-minnende zielen, geschreven door een auteur die enkel gekend is als I.G. Het is een geestelijk liedboekje geschreven door een begijn voor andere begijnen. De inhoud omvat een klassiek repertoire bestaande uit kerst-, passie- en paascyclussen, vermanende liederen, geestelijke samenspraken en liederen ter ere van Maria en andere heiligen. Het boekje dateert van 1660 en is geschreven door een onbekende Brusselse begijn. Op de titelpagina worden enkel de initialen I.G. vermeld.
In de catalogus van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience staat vermeld dat I.G. eigenlijk Johanna de Gavre zou zijn. In ‘Women’s Writing of the Low Countries’ schreef Lia van Gemert, professor in de historische Nederlands letterkunde, dat deze I.G. zeker niet Johanna de Gavre is waarmee I.G. wel vaker wordt verward. Meer informatie over deze zekerheid werd echter niet meegegeven.
Wie zijn I.G. en Johanna de Gavre nu precies? We weten eigenlijk vrij weinig over deze twee personen. Het waren beide begijnen, I.G. te Brussel en Johanna te Antwerpen. Deze twee vrouwen waren beide actief rond dezelfde periode: I.G. publiceerde haar boek in de tweede helft van de zeventiende eeuw, specifiek in 1660, terwijl Johanna de Gavre leefde in het laatste kwart van de zeventiende tot het eerste kwart van de achttiende eeuw. Allebei hebben ze geestelijke liedboekjes geschreven. I.G. publiceerde voor zover bekend twee boekjes die samen een klassiek repertoire van 120 liedjes vormen: Het gheestelyck minne-voncsken en Het lieffelyck orgel-pypke. Johanna de Gavere heeft drie boekjes op haar naam staan: Den goddelycken minnenpyl, Echo en De geestelycke jacht tot Godt. De Brusselse begijn I.G. is bekend voor haar vernieuwende blik. Ze had enige reputatie door haar frisse en anekdotische kerstliederen waarin ze het pastorale stereotype van het genre zou hebben vernieuwd. Ze schreef ook specifiek voor begijnen, waarmee ze verschilt van Johanna de Gavre. Die had als doelpubliek de hele geestelijke gemeenschap, maar ook de gewone gelovigen.
Hoe komt het dat er verwarring ontstaat tussen twee verschillende personen? Speelt de desinteresse voor vrouwelijke auteurs een rol? In de eerste plaats is er natuurlijk de voor de hand liggende vergelijkbare initialen. In de loop van de geschiedenis zijn er wel meer gevallen bekend waarbij er verwarring was over het auteurschap van bepaalde werken. Dit kwam bijvoorbeeld door het gebruik van valse namen, anonieme literaire werken, misleidende toekenning van auteurschap, kopiistenfouten, collectieve auteurschap, pseudoniemen, … Bovendien waren I en de J in de zeventiende eeuw lettervarianten die zonder onderscheid werden gebruikt.
Historisch gezien komt het vaker voor dat auteurschap van vrouwen over het hoofd werd gezien. Dit fenomeen wordt vaak toegeschreven aan genderongelijkheid en de beperkte mogelijkheden om als schrijver erkend te worden. De verwarring tussen I.G. en Johanna de Gavre in de Erfgoedbibliotheek is in dit geval hoogstwaarschijnlijk een menselijke fout. Deze situatie kunnen we mogelijk ook linken aan het Mattheuseffect. Dit is een vorm van verkeerde toekenning aan een beroemdere persoon dan de eigenlijke auteur. Het Mattheuseffect kan geïnterpreteerd worden als een bijdragende factor aan de verwarring, omdat bekende namen meer aandacht kregen dan minder bekende, wat leidde tot onjuiste toekenning van auteurschap zelfs als beiden vergelijkbaar werk hebben verricht. De omvang van de bibliotheekcollectie kan deze fout bovendien hebben versterkt en onopgemerkt doen blijven.
Een ander voorbeeld is Hildegard von Bingen. Aan haar werden manuscripten toegeschreven waarvan men later ontdekte dat dit onjuist was. Helaas was het moeilijk om veel voorbeelden over gelijkaardige situaties bij vrouwen en bij mannen te vinden. Samengevat blijft de vraag open of foutieve toekenning een zeldzaam fenomeen is of het tot op heden weinig is opgemerkt.