Bericht aan een aardbewoner uit 2521

Ik schrijf je niet om je lessen te leren. Daarvoor ben ik slecht geplaatst. Wanneer je dit leest heeft de mensheid vijfhonderd jaar meer ervaring. Allicht heb jij ons meer te vertellen dan wij jou. Jij weet wat ons roekeloos gedrag heeft teweeggebracht voor mens en natuur. Gerust ben ik er niet in. We weten dat we lange tijd niet goed bezig waren. Maar we menen het goed. Misschien herinner je je ons als de generatie die vriendschap sloot met de aarde en al haar bewoners. Als het anders liep en je ons vervloekt, bedenk dan dat we geprobeerd hebben. Hopelijk is er mildheid in je hart.

Slaat de natuur terug?

Vandaag kampt de wereld met een pandemie. Wereldwijd vielen al meer dan twee miljoen slachtoffers. Sommigen zien er een waarschuwing in. We tergen de natuur en ze slaat terug in de vorm van virussen. Zou het? Altijd maar denken dat alles rond ons draait. In 1347, toen de pestbacterie Europa decimeerde en steden soms meer dan de helft van haar inwoners verloren, zag men daar een straf van God in. Sint-Rochus, patroonheilige van de pestlijders, kon de beden tot bijstand en genezing niet bijhouden. Af en toe verrichtte hij een mirakel, al kwam hij meestal te laat.

Vandaag zijn het wetenschappers die wonderen doen. Nog voor de eerste golf Europa bereikte, sloten zij zich op in hun labo en binnen het jaar waren er vaccins. Inmiddels duiken varianten van het virus op, uit alle hoeken van de wereld, maar de wetenschappelijke specialisaties vertakken zich sneller dan het virus: virologen, epidemiologen, vaccinologen, gezondheidseconomen, klinische biologen, biostatistici, motivatiepsychologen. Kinderen kunnen alweer kiezen wat ze later willen worden.

Schools leerproces

Kind waren we tijdens de pandemie trouwens allemaal zo’n beetje. Zeker in het begin. We moesten alles opnieuw aanleren. Hoe was je je handen? Uitvoerig, met veel schuim. Hoe hoest of nies je? Liefst niet, maar als het moet in je ellenboog. Hoe begroet je mekaar? Kussen of handen geven is onzindelijk, hooguit stoot je elkaar aan met een vuistje, een voetje of een ellenboog (tenzij je daar zopas in had gehoest). Blijf op minstens anderhalve meter afstand van mekaar.

Het was een echt leerproces. En het ging er schools aan toe. Met didactisch materiaal. In de buurt van winkels stonden stoepen vol merkstrepen en kleurrijke pijltjes. Supermarkten, scholen en werkplaatsen zagen eruit als verkeersparken. In sommige gemeenten schuimden agenten gewapend met een meetlat straten en pleinen af op zoek naar onverlaten die te dicht bij mekaar stonden, hun kleinkind op de schoot namen of de hond durfden uitlaten na het ingaan van de avondklok.

We leerden tellen volgens de flexibele aritmetica van de bubbel. Dat was moeilijk. De formules veranderden met de golvingen van de besmettingscurves. Nu eens mochten we vier mensen per maand ontmoeten, dan weer vijftien per week, vervolgens één of twee… je raakte de tel kwijt. Wandelend, fietsend of joggend, met of zonder mondkapje, dat maakte ook een verschil.

Applaus en solidariteit

Eén les kennen we allen: mensen zijn te mijden. Ademen is een risico, praten gevaarlijk, lachen onverantwoord. Dat kan enkel binnenskamers, in het geniep, of achter plexiglas. Gekluisterd aan schermen voelen we huidhonger en moeten we genoegen nemen met knuffelcontacten. Voor muzikanten en acteurs kunnen we niet applaudisseren. Dan doen we het maar voor zorgverleners, wier optreden velen ontroert en dankbaar maakt. Soms komt het tot geheime feestjes, uitbarstingen van opgekropte hunker. Daar spreken we schande van. De volksgezondheid vereist dat je in je eentje danst, al word je daar eenzaam en depressief van, wat ook niet goed is voor de volksgezondheid. Die legpuzzel krijgen we niet gelegd.

Hoewel uit China gekomen, rukt samen met het virus het Engels verder op. We doen aan social distancing, gaan in lockdown en beperken ons tot runshoppen. Met één doel: flatten the curve of liever: crush the curve. Maar zover zijn we nog niet. Opgesloten in een mentale gevangenis van angst om te besmetten of besmet te worden, lijden we nog allemaal. Zij het heel verschillend.

Velen verloren hun job of zagen hun levenswerk stukgaan. Dat roept om solidariteit. Voor mekaar zorgen werd intenser, om mekaar rouwen moeilijker. Velen konden geen afscheid nemen van hun geliefden. Hoe we daarmee moeten omgaan, weten we niet goed. Ik neem aan, hoop, dat ook jullie daar nooit aan zullen wennen.

Met voorouderlijke groeten

Walter Weyns