Zeven boeken van zusters uit de zeventiende-eeuwse Zuidelijke Nederlanden

Het aandeel van vrouwen in de literaire cultuur van de vroegmoderne periode is nog steeds sterk onderbelicht. Enerzijds omdat het boeiende onderzoek van de laatste jaren het brede publiek nog niet bereikt heeft. Anderzijds omdat er nog veel bronnen niet bestudeerd zijn. Studenten van de derde bachelor Nederlands, Taal- en Letterkunde proberen daar nu verandering in te brengen.

Patricia Stoop bracht haar studenten in de module ‘Vrouwen en vroegmoderne literatuur’ van het vak Neerlandistiek in de praktijk in contact met zeven zeventiende-eeuwse drukken die bewaard worden in de Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap van de Universiteit Antwerpen. Elk van deze religieuze boeken laat zich op minstens twee manieren aan vrouwen verbinden. Ze behandelden de voorbeeldige levens van vrouwen, waren door hen geschreven of aan hen opgedragen, werden door hen gedrukt en vonden in elk geval in een latere fase de weg naar vrouwelijke bezitters. De studenten (zie colofon) schreven op basis van de onderzoeksresultaten deze blog.

Theresa van Ávila als inspiratiebron

De Spaanse mystica Theresa van Ávila (1515-1582) trad in 1535 toe tot het karmelietessenklooster in Ávila, een vestingstad nabij Madrid. Al snel groeide ze uit tot een populaire figuur. Ze hechtte veel belang aan armoede en een persoonlijke geloofsbeleving en wilde vooral het innerlijke gebedsleven bevorderen. Na een mystieke ervaring van het lijden van Christus stichtte ze een reeks nieuwe kloosters met de bedoeling de karmelietessen te laten terugkeren naar de kern van het christelijke leven. Haar hervormingsideeën leidden tot de oprichting van de Orde van de Ongeschoeide Karmelietessen. Veertig jaar na haar dood werd ze heilig verklaard. In 1970 kreeg ze zelfs, als eerste vrouw in de geschiedenis, de titel van kerklerares.

Afbeelding 1: Theresa van Ávila geïnspireerd door de Heilige Geest. Handgekleurde devotieprent van M[aria?] Volders (actief in Antwerpen tussen 1669 en 1688) (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, RG-PC H1: Theresia van Jesus (ongenummerd); gereproduceerd met toestemming).

Mede onder invloed van de contrareformatie raakten Theresa’s werken wijd verspreid door Europa, ook tot bij ons, het katholieke deel van de Lage Landen. Verschillende van haar teksten zijn in het Nederlands vertaald. De Bruydegoms vrede-kus oft Bemerckingen vande liefde Godts, waarin Theresa verschillende gebedswijzen beschreef, werd gedrukt in 1647 door de weduwe van de Antwerpse drukker Jan Cnobbaert (1590-1637). Het werk was voorzien van annotaties door de Spaanse karmeliet Jerónimo Gracián (1545-1614), de geestelijke leidsman van Theresa. De ongeschoeide karmeliet (de karmelieten bestaan in twee varianten: geschoeide, die staan voor een soepele regel en ongeschoeide, die een strengere strekking vertegenwoordigen, nvdr). Antonius van Jezus zorgde voor de Nederlandse vertaling in het Sint-Jozefconvent in Antwerpen. Hij droeg haar op aan Françoise de Bette (1593-1666), die abdis was van het benedictinessenklooster in Vorst vanaf 1637 tot aan haar dood.

In 1687 drukte Hiëronymus Verdussen V (1650-1717) Den catechismus van S.te Theresia in Antwerpen. De ongeschoeide karmeliet Petrus Thomas a S. Maria (1611-1686) gaf het boek in 1672 al uit in het Frans. Deze Franse versie werd vertaald door een anonieme vertaler die enkel zijn initialen M. AE. S. in de Antwerpse druk liet noteren. En dan is er ook nog een biografie door de Spaanse jezuïet Francisco Ribera (1537-1591). Joachim Trognesius (tussen 1556 en 1559-1624) drukte de anonieme Nederlandse vertaling in 1620 in Antwerpen onder de titel Het leven der H. Moeder Terese van Iesus fundaterse vande barvoetsche carmeliten ende carmeliterssen.

De Levens van geestelijke maagden

Ook enkele inspirerende vrouwen uit de Nederlanden hebben de literaire en devotionele cultuur mee vormgegeven. We weten veel over hen omdat ze hun eigen leven en religieuze ervaringen uitgebreid documenteerden in dagboeken en briefwisselingen met hun biechtvaders. Aan de hand van deze autobiografische documentatie zijn hun Levens geschreven. Zo schreef de jezuïet Daniël Huysmans (1643-1704) biografieën over de twee Roermondse geestelijke dochters Agnes van Heilsbagh (1597-1640) en Joanna van Randenraedt (1610-1684). Geestelijke dochters of maagden waren ongehuwde vrouwen die, regelmatig onder begeleiding van jezuïeten, een religieus leven wilden leiden, maar niet toetraden tot een klooster. Ze waren vaak betrokken bij onderwijs en wilden op die manier de christelijke waarden in de maatschappij promoten. De biografieën van Agnes en Joanna in de versie van Huysmans (die overigens niet met naam genoemd wordt in de boeken zelf) werden kort na elkaar gedrukt in Antwerpen. Augustinus Graet (actief 1685-1691) legde in 1690 Kort begryp des levens ende der deughden vande weerdighe Joanna van Randenraedt op de drukpers. Leven ende deughden vande weerdighe Agnes van Heilsbagh verscheen een jaar later bij Michiel Knobbaert (actief 1652-1706). Huysmans integreerde de brieven van beide geestelijke dochters in zijn Levens, waardoor de stem van deze vrouwen duidelijk in zijn teksten doorklinkt.

Afbeelding 2: Titelblad van Daniël Huysmans, Leven ende deughden vande weerdighe Agnes van Heilsbagh met haar portret (Antwerpen: Michiel Knobbaert, 1691) (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, 4050 A 12; gereproduceerd met toestemming).

Een ander sprekend voorbeeld is de Karmelitaanse tertiaris en mystica Maria Petyt (1623-1677). Zij schreef een autobiografie en onderhield een briefwisseling met haar geestelijke raadsman Michaël a Sancto Augustino (1621-1684). Hij publiceerde die autobiografie en haar brieven na haar dood in Het leven vande weerdighe moeder Maria a S.ta Teresia, (alias) Petyt, Vanden derden Reghel vande Orden der Broederen van Onse L. Vrouwe des berghs Carmeli. Michaël beweert in zijn vierdelige publicatie van maar liefst vijftienhonderd bladzijden niets van Maria’s werk aangepast te hebben. Wel voorzag hij elk hoofdstuk van een korte inhoudsopgave, geschreven vanuit zijn interpretatie.

Boeken in vrouwenhanden

De hierboven beschreven werken laten zien dat de (religieuze) boekcultuur zich in de zeventiende eeuw niet alleen op mannen richtte. De boeken van en over vrouwen waren vaak bestemd voor een vrouwelijk doelpubliek. Dat blijkt uit de vele bezittersmerken die we in ons onderzoek tegenkwamen.

De meeste boeken zijn in vrouwengemeenschappen terechtgekomen. Theresa van Ávila’s Bruydegoms vrede-kus behoorde bijvoorbeeld toe aan Catrijn de Roos die ‘opt groodt begijn hof’ van een niet nader genoemde stad woonde. Enkele van de boeken behoorden toe aan de zwartzusters. Het leven van Agnes van Heilsbagh was in het bezit van haar Antwerpse naamgenote, zwartzuster Agnes Vandervloet. Het leven der H. Moeder Terese van Jesús is maar liefst 175 jaar in het bezit geweest van het zwartzusterklooster van Ieper. Uit een aantekening aan het einde van het boek blijkt verder dat het in 1788 nog in ‘bewaerenesse’ van zuster Theresia Verbeke was.

Afbeelding 3: Bezittersaantekeningen op het titelblad van Francisco Ribera, Het leven der H. Moeder Terese van Iesus (Antwerpen: Ioachim Trognesius, 1620) (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, 3053 C 20 gamma; gereproduceerd met toestemming).

De druk Besloten hof, het innigh ghebedt betuynt met de doornen-haghe der verstervinghe (Antwerpen: Arnout van Brakel, 1665) is in verband te brengen met twee vrouwengemeenschappen. Het is opgedragen aan Maria van Praet († 1668), die op het moment van publicatie ‘hooftmeestesse’ was van het begijnhof van Antwerpen. Later is het boek terechtgekomen in een vrouwenklooster in Willebroek (mogelijk een klooster van ongeschoeide karmelietessen). De bezittersaantekeningen laten zien hoe het boek binnen de kloostermuren van persoon tot persoon doorgegeven werd, blijkbaar nadat de vorige eigenares stierf. Onder de naam van zuster Theresia Helman werd de vermelding ‘Requiescat in Pace’ toegevoegd, en zuster Joanna van Luijtelaers naam werd voorzien van de zwierige afkorting ‘R.I.P.’. We mogen vermoeden dat zuster Anna t’Kint die haar naam bovenaan de pagina schreef, de nieuwe bezitster was.

Afbeelding 4: Titelblad van Besloten hof, het innigh ghebedt betuynt met de doornen-hage der verstervinghe en bezittersaantekeningen van drie zusters (Antwerpen: Arnout van Brakel, 1665) (Antwerpen, Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, 3079 D 14; gereproduceerd met toestemming).

Van sommige boeken lijkt het waarschijnlijker dat ze in handen zijn geweest van wereldlijke vrouwen. Zo valt te lezen in de Den catechismus van S.te Theresia dat ‘Joanna Chaterina Roovers woonende in de Copper straet inden wieten engel’ de bezitster was. Helaas is het niet zo duidelijk waar die Copperstraet lag. Het derde deel van Het leven vande weerdighe moeder Maria a s.ta Teresia, (alias) Petyt, dat het Ruusbroecgenootschap nu bewaart, kunnen we preciezer lokaliseren. Het is in handen geweest van Joanna Francisca van der Eynde die woonde ‘op den tribunael tot Mechelen’. Zij behoorde vermoedelijk tot een Mechelse schildersfamilie waarvan leden als portiers woonden en werkten in datzelfde tribunaal (het gerechtshof). Bijzonder genoeg schilderde Arnold Frans Van den Eynde (1793-1885), een mogelijke voorouder van Joanna Francisca, het karmelietessenklooster van Mechelen waar Maria Petyt ingemetseld was als kluizenares in de laatste fase van haar leven.

Op naar een inclusieve literatuurgeschiedenis

De studenten waren dankzij hun duik in de Ruusbroecbibliotheek aangenaam verrast door zo veel zeventiende-eeuwse vrouwelijke bedrijvigheid. En dit is nog maar het tipje van de ijsberg. Een systematische verkenning van erfgoedcollecties zoals die van het Ruusbroecgenootschap belooft nog veel meer vrouwen zichtbaar te maken. Provenancegegevens in drukken kunnen ons leren welke vrouwen lazen en schreven of op een andere manier betrokken waren bij het boekbedrijf van hun tijd. Ook kunnen we aan de hand van dergelijke gegevens ontdekken wat ze lazen, met welke reden en in welke context. Eén ding werd alvast duidelijk: de vrouwelijke stem die eens in de zeventiende eeuw luidde, (ver)dient door te klinken op tot op de dag van vandaag. Deze blog wil dan ook een warm pleidooi zijn om te komen tot een inclusieve geschiedenis van de Nederlandse literatuur.

Colofon

Deze blog is tot stand gekomen binnen de module ‘Vrouwen en vroegmoderne literatuur’ van het vak Neerlandistiek in de praktijk (derde bachelor Nederlands, Taal- en Letterkunde, Universiteit Antwerpen). Het voorbereidende onderzoek is gedaan door Noah Claassen, Ynys Convents, Kevin De Laet, Ellen Gommers, Ingeborg de Heer, Eline Heyvaert, Joran Jacobs, Anouck Kuypers, Sebastiaan Peeters, Jade Simoens, Emma Ten Doesschate, Cynthia Thielen, Lotte Van Grimberge en Jens Van Reet, onder begeleiding van Tine De Koninck en Patricia Stoop. De tekst is geschreven door Ynys Convents, Ellen Gommers, Sebastiaan Peeters, Emma Ten Doesschate en Patricia Stoop.

De bestudeerde drukken

Besloten hof, het innigh ghebedt betuynt met de doornen-hage der verstervinghe (Antwerpen: Arnout van Brakel, 1665) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, RG 3079 D 14)

[Daniël Huysmans], Kort begryp des levens ende der deughden vande weerdighe Joanna van Randenraedt (Antwerpen: Augustinus Graet, 1690) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, 3054 H 3 gamma)

[Daniël Huysmans], Leven ende deughden vande weerdighe Agnes van Heilsbagh (Antwerpen: Michiel Knobbaert, 1691) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, 4050 A 12)

Den catechismus van S.te Theresia (Antwerpen: Hieronymus Verdussen V, [1687]) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, 3018 I 23bis)

Francisco Ribera, Het leven der H. Moeder Terese van Iesus fundaterse vande barvoetsche carmeliten ende carmeliterssen (Antwerpen: Ioachim Trognesius, 1620) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, 3053 C 20 gamma)

Michael a Sancto Augustino, Derde deel van het leven vande weerdighe moeder Maria a S.ta Teresia, (alias) Petyt, Vanden derden Reghel vande Orden der Broederen van Onse L. Vrouwe des berghs Carmeli (Gent: erfgenamen van Jan vanden Kerchove, 1683) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, 3017 C 1 2/1)

Theresa van Ávila, Bruydegoms vrede-kus oft Bemerckinghen vande liefde Godts (Antwerpen: Weduwe van Jan Cnobbaert, 1647) (Antwerpen, Ruusbroecgenootschap, RG 3018 C 18, 1e ex)

Seven Sister’s Books from the Seventeenth-Century Southern Low Countries
The contribution of women to the literary culture of the early modern period is still greatly understudied. Firstly because the fascinating research of recent years has not yet reached the general public. Many sources also have not yet been studied. Students of the third Bachelor of Language and Literature (Dutch) are now trying to change this. They studied seven sister’s books in the heritage library of the Ruusbroec Institute of the University of Antwerp, and  were pleasantly surprised by so much seventeenth-century female activity. And this is just the tip of the iceberg. A systematic exploration of heritage collections promises to make many more women visible. Provenance data in early printed books can teach us which women read and wrote or were otherwise involved in the book culture of their time. We can also use such data to discover what they read, for what reason, and in what context.