Een glazen plafond in de taalkunde?

Mieke Vandenbroucke, Reinhild Vandekerckhove en Lisa Hilte (departement Taalkunde) zetten hun schouders onder een onderzoek naar gender(on)gelijkheid in de academische wereld van de taalkunde. Schoppen vrouwelijke onderzoekers het minder vaak tot editor van handboeken dan hun mannelijke collega’s? Maken ze evenveel kans om gepubliceerd te worden? En kunnen we uit deze studie lessen trekken voor een meer gendergelijke toekomst?

Over genderongelijkheid in de academische wereld is al veel inkt gevloeid. Zo zouden academische structuren – zeker in het verleden – vrouwen systematisch benadelen. Als gevolg daarvan zouden heel wat vrouwen wel een doctoraat behalen, maar tijdens hun verdere klim op de academische ladder afhaken. En ook wat de kansen tot wetenschappelijke publicatie betreft, zou er volgens verschillende studies een hardnekkige genderbarrière zijn. Maar hoe zit het nu precies in de taalkunde? Dat onderzochten Mieke Vandenbroucke, Reinhild Vandekerckhove en Lisa Hilte – alle drie zelf linguïst.

Een corpus van handboeken

Mieke, Reinhild en Lisa analyseerden alle taalkundige handboeken die tussen 1980 en 2020 werden gepubliceerd door zes gerenommeerde wetenschappelijke uitgevers. Ze verzamelden heel wat informatie over elk boek. In welk jaar en binnen welke taalkundige discipline verscheen het? Wie waren de editors, of met andere woorden de “gatekeepers” die bepalen wie in het handboek terechtkomt? Statistische modellen werden vervolgens op de dataset losgelaten om een mogelijke genderimbalans – en de factoren die die faciliteren – op het spoor te komen.

Genderkloof

Een constante van 1980 tot nu is een overwicht aan mannelijke editors. De helft van alle boeken in het corpus is in handen van een volledig mannelijk team. En wanneer er een vrouwelijke editor bij is, is het er meestal maar één. Hoe meer vrouwen in het team, hoe schaarser de boeken in het corpus. En volledig vrouwelijke teams komen al helemaal weinig voor.

Een positieve evolutie

Wel is er een positieve evolutie waar te nemen. Wie een taalkundig handboek uit 1980 openslaat, heeft slechts een waterkans (zo’n 2%) om een vrouwelijke editor op het schutblad vermeld te zien. Anno 2020 komt een gelijke kans in zicht (45%). Maar een échte fifty-fiftyverdeling is er nog niet, en dat terwijl vrouwen niet langer ondergerepresenteerd zijn in de linguïstiek. In de VS behalen er bijvoorbeeld al vier decennia lang meer vrouwen een doctoraat in de taalkunde dan mannen.

De ene taalkundige discipline is de andere niet

De scheeftrekking blijkt echter niet in elke taalkundige discipline even dramatisch. Hoewel vrouwelijke academici in geen enkel veld van de taalkunde écht een gelijke kans maken om in een team van editors te zetelen, komen neuro- en psycholinguïstiek wel aardig in de buurt van gendergelijkheid. Het onderzoeksgebied dat het slechtst scoort in dit opzicht, is de historische taalkunde. Daar worden de editorfuncties het sterkst gedomineerd door mannen.

Impact van het team van editors

Tot slot doet ook de samenstelling van het team van editors ertoe. Uit hoeveel mensen bestaat het? En is het een ‘gemengd’ team (met mannen én vrouwen) of niet? Vrouwen blijken in de taalkunde het vaakst deel uit te maken van gemengde teams, waarbij dus op z’n minst ook één mannelijke editor betrokken is. Daarnaast zetelen ze meer in kleine teams. Het genderverschil wordt dan ook pas echt frappant voor handboeken met veel editors: een boek met een aanzienlijke groep mannen als editors en geen enkele vrouw is niet zeldzaam, maar een groot team van enkel vrouwen is dat wel.

Gatekeeping in het nadeel van vrouwen?

Tot slot gingen Mieke, Reinhild en Lisa voor twee disciplines nog een stap verder. Computerlinguïstiek, op het raakvlak tussen taal en technologie, en  sociolinguïstiek, op het raakvlak tussen taal en sociologie, worden soms gezien als een “typisch mannelijk” versus “typisch vrouwelijk” onderzoeksveld. Maar klopt dat wel? En als het klopt, wordt die imbalans dan mede in stand gehouden door editors?

Voor deze twee disciplines werd onderzocht of er een verband is tussen het gender van de editors en dat van de auteurs in de handboeken. En dat is er wel degelijk. Zo heeft de aanwezigheid van een vrouwelijke editor een cruciale positieve impact op de publicatiekansen van vrouwelijke auteurs. In handboeken geredigeerd door mannen, zijn amper 25% van de hoofdstukken door vrouwen geschreven. Maar zodra er een gemengd team beslissingen neemt, stijgt het aandeel vrouwen onder de auteurs aanzienlijk, tot  43% of hoger.

Tot slot lijkt de algemene indruk rond computer- en sociolinguïstiek niet compleet uit de lucht gegrepen, al is extra nuance nodig. Niet toevallig bevat het corpus voor de computerlinguïstiek geen enkelhandboek met een vrouwelijke editor. Daarmee lijkt het eerder mannelijke imago van deze discipline dus bevestigd, maar het moet gezegd dat handboeken sowieso minder gegeerd zijn binnen deze tak van de taalkunde en daardoor ook zwak vertegenwoordigd zijn in het corpus. In de sociolinguïstiek is de genderverdeling onder de editors van de (vele) handboeken mooi in balans, maar het is maar de vraag of dat beantwoordt aan de representatie van mannen en vrouwen in deze discipline.

Stappen voor de toekomst

Ondanks een positieve evolutie sinds de jaren tachtig, blijkt echte gendergelijkheid wat betreft gatekeepingposities in de linguïstiek vandaag nog steeds niet bereikt. Hoe doen we beter? Mieke, Reinhild en Lisa zochten naar mogelijke antwoorden in de resultaten van hun studie. Dat vrouwelijke representatie in een editorteam cruciaal blijkt voor gelijke kansen onder auteurs, stemt tot nadenken. Dit suggereert dat diverse teams aan de ‘top’ ook zorgen voor diverse representatie op andere niveaus. En hoewel deze specifieke studie enkel genderongelijkheid in één type van academische publicaties onder de loep neemt, zijn de resultaten misschien ook relevant om andere vormen van structureel onevenwicht te bestrijden, en in andere professionele sectoren. Een stap in de goede richting lijkt hoe dan ook sensibilisering te zijn: wanneer op de werkvloer het bewustzijn groeit over het belang van diverse teams, kunnen we met z’n allen sterker staan tegen structurele gatekeeping.


Meer weten?

Het hoofdstuk dat Mieke Vandenbroucke, Reinhild Vandekerckhove en Lisa Hilte over hun onderzoek schreven, verschijnt binnenkort in Women in Scholarly Publication: A Gender Perspective, geredigeerd door Pejman Habibie en Anna Kristina Hultgren, en uitgegeven door Routledge.

A glass ceiling in linguistics?
Mieke Vandenbroucke, Reinhild Vandekerckhove, and Lisa Hilte (Department of Linguistics) investigated gender (in)equality in the academic field of linguistics. By analyzing a corpus of linguistic handbooks published between 1980 and 2020, they found a consistent lower frequency of female editors compared to male editors, although a positive diachronic evolution was observed. Furthermore, the chance of encountering female editors in these handbooks depends not only on the year of publication, but also on the linguistic discipline and on the composition of the editorial teams, with women occurring more in small, mixed-gender teams. Finally, evidence for gendered gatekeeping was found, showing that female representation in editorial teams is crucial for female authors’ chances of getting published in handbooks. 

The findings of this study suggest that in order to build a more equal future and to face structural gatekeeping together, we should aim to have diverse teams at the ‘top’, as they may lead to more diversity and more equal chances on other levels, too.