Auteur: Steven Gibens (Hogeschool Karel de Grote, Antwerpen & Universiteit Antwerpen)
Op 17 februari werd het boek “Armoede en Justitie in België” voorgesteld. Het is het resultaat van een samenwerking tussen de POD Maatschappelijke Integratie en de FOD Justitie en brengt de standpunten samen van deskundigen uit de academische wereld en professionals uit de sociale en juridische sector.
Het boek behandelt de onderwerpen: eerste- en tweedelijnsrechtsbijstand, alternatieve geschillenbeslechting, collectieve belangenbehartiging, de relatie tussen deurwaarders en precaire gezinnen, alsook de sociale rol van arbeidsrechtbanken. Het boek eindigt met enkele conclusies en aanbevelingen om de toegang tot justitie voor de mensen in armoede te verbeteren.
Laten we kort ingaan op de conclusies en aanbevelingen. Maar eerst rijst de vraag wat er onder toegang tot justitie moet verstaan worden.
Toegang tot Justitie
Naast wat de wet bepaalt over de toegang tot justitie rijst onmiddellijk de vraag wie er werkelijk toegang heeft tot justitie. Mensen in armoede ervaren tal van drempels, hebben negatieve ervaringen en zien justitie vooral als disciplinerend en sanctionerend. Bovendien ervaren zij vandaag dat tal van rechten eerder voorwaardelijk zijn.
Toegang tot justitie is een begrip met vele lagen. Het is de politiek die bepaalt wie toegang heeft. Het zijn de organisaties en de instituties zoals advocaten en rechtbanken die de toegang tot justitie concreet uitvoeren. De belangrijkste laag is deze van de rechtzoekenden en de vraag of de voorgaande lagen wel tegemoetkomen aan hun noden en behoeften.
Toegang tot justitie kent ook verschillende dimensies. Zo gaat het over veel meer dan enkel een toegang tot de rechtbanken. Mensen willen als zij een juridische vraag, probleem of een conflict hebben een rechtvaardige oplossing hiervoor. En dit laatste raakt vaak de samenleving in haar geheel.
Hoever rijkt dan de toegang tot justitie? Het is de vraag in hoeverre het basis(mensen)recht dat de toegang tot justitie is een absoluut dan wel een relatief mensenrecht is. De verenigingen waar armen het woord nemen vullen het begrip toegang tot justitie eerder maximalistisch in. Voor hen is armoede een schending van een mensenrecht en een aantasting van het recht op een menswaardig bestaan. De link met artikel 23 van de Grondwet is hierbij gemaakt: het recht op een menswaardig leven kan niet zonder het recht op juridische bijstand. Dit recht is een belangrijke opstap om mensen te informeren over hun rechten en hen toe te laten zich te laten bijstaan in hun weg naar recht en rechtvaardigheid, al dan niet via het gerecht.
De toegang tot justitie is voortdurend in beweging en evolueert in golven
Toegang tot het (ge)recht
De eerste golf is de toegankelijkheid tot het (ge)recht (hoofdstukken 2,3 en 4). Deze toegankelijkheid kent vele drempels. De vraag rijst welk model van rechtshulpverlening het best tegemoetkomt aan de mensen die in armoede leven. Een model voor de financiering van de prestaties van advocaten of een model dat een bredere en vooral sociale rechtshulp organiseert?
De tweede golf heeft aandacht voor nieuwe ideeën en initiatieven zoals ombudsdiensten, minnelijke schikkingen, collectieve vorderingen en de eerste vormen van bemiddeling (hoofdstukken 5 en 6).
Alternatieve conflictbeslechting
De derde golf zet in op alternatieve conflictbeslechtingsmechanismen (ADR: Alternative Dispute Resolution), zowel binnen als buiten de muren van de rechtbank, zowel in een publieke als een private context, zowel met oog voor preventie als voor de beslechting van conflicten. De vraag rijst of de rechtbanken dan minder waardevol zijn dan deze informele manieren om conflicten te beslechten. En hoe transparant zijn deze mechanismen voor mensen die in armoede leven? Deze alternatieve mechanismen kenmerken zich door machtsverschillen en vragen heel wat vaardigheden van de mensen die hieraan deelnemen. Daarnaast is klare taal een belangrijk issue met het oog op een duidelijke wetgeving, maar ook een heldere en klare motivering van de beslissingen die rechterlijke instanties nemen (hoofdstuk 1 en 5).
Voorkomen is beter dan genezen
De vierde golf kenmerkt zich door de slogan “voorkomen is beter dan genezen”. De vorige golf zet zich verder, ook naar digitale oplossingen. Opvallend is hier de vermarkting van de juridische beroepen. De vraag rijst hoe het preventief recht zich hier tegenover verhoudt. Exemplarisch is de invordering van schulden door de gerechtsdeurwaarder. Is de gerechtsdeurwaarder een ministerieel ambtenaar of eerder een zelfstandige ondernemer? De instrumentele benadering van de invordering door gerechtsdeurwaarders vraagt om ethische en sociale uitdagingen (hoofdstuk 7).
Een holistische benadering
De vijfde golf staat voor een holistische benadering. Juridische vragen, problemen en conflicten staan niet op zichzelf, maar situeren zich in een sociale context. Zij kunnen vanuit verschillende perspectieven benaderd worden. Een holistische benadering vertrekt vanuit de kennis van de noden en behoeften van de rechtzoekende (Paths to Justice-studies).
Om deze noden en behoeften aan te pakken is een multidisciplinaire samenwerking nodig. Een welzijnsgerichte benadering met oog voor preventie lijkt hieraan het best tegemoet te komen. Dit betekent ook dat andere financieringsmodellen moeten overwogen worden.
Tot slot is er niet alleen oog voor de individuele rechtshulp, maar ook de structurele. Het voorbeeld van de vordering inzake collectieve belangen kan hiertoe bijdragen. Deze vordering is een mogelijkheid om een collectieve actie te ondernemen daar waar regels (grond)rechten schenden en deze regels belemmeren dat mensen die in armoede leven een menswaardig leven kunnen leiden. De rechtbanken hebben hier een opdracht. Zeker wanneer sociale rechten onnauwkeurig geformuleerd zijn, afhankelijk zijn van de politieke beleidsvoering en uitgevaardigd worden door tal van instanties die elkaar soms tegenspreken. De rechter begeeft zich hier op het kruispunt tussen rechtspreken en beleidssturing (activisme).
Aanbevelingen
De kapstok voor een beleid zijn de Sustainable Development Goals. Voor de toegang tot justitie is dat SDG 16, meer bepaald 16.3: de rechtsregels bevorderen op nationaal en internationaal niveau en gelijke toegang tot het rechtssysteem voor iedereen garanderen. Deze doelstelling staat niet op zichzelf. Ze kan dus best samen gelezen worden met andere SDG’s zoals SDG 1 (armoede bestrijding) en SDG 3 (gezondheid en welzijn).
Een recent rapport van de OESO (2019) vertrekt vanuit deze SDG’s. Het hangt een beleid voor een gelijke toegang tot justitie op aan de volgende vier vragen die ook gelden voor de Belgische context:
- Wie ervaart bepaalde juridische problemen?
- Waar en wanneer zijn deze noden ervaren?
- Wat werkt om deze noden zo effectief mogelijk te lenigen?
- Hoe kunnen deze diensten worden geleverd en geëvalueerd?
De eerste twee vragen willen de juridische (potentiële) problemen identificeren en in kaart brengen (nationaal, maar ook voor de lokale entiteiten zoals gemeentes en buurten) en vertrekken vanuit de noden en behoeften van de rechtzoekenden. De ‘Paths to Justice-studies’ of in Nederland de ‘Geschilbeslechtingsdelta’ leren welke probleemtypes er zijn, al dan in clusters, en wat mensen al dan niet doen om deze problemen aan te pakken. Deze studies ontbreken in België en hieraan is er dringend nood.
De laatste twee vragen doelen op de uitstippeling van een beleid voor een integrale toegankelijke justitie. We groeperen de aanbevelingen in drie clusters.
Een overkoepelend orgaan
De eerste cluster is de juridische bijstand als belangrijke toegangspoort. Er is nood aan meer beleidsaansturing, duidelijke operationele doelen, concrete parameters, investering in kennisopbouw van mensen (ervaringsdeskundigen) en middelen en vooral een dienstverlening die ontworpen is vanuit een mensgerichte benadering (vb. legal design). Een beleid focust zich best meer op preventie vanuit een multidisciplinair perspectief en stemt de juridische eerstelijnsbijstand beter af met de juridische tweedelijnsbijstand. Om mensen in armoede te bereiken zijn andere methodieken nodig en volstaat een universele aanpak niet. Een overkoepelend orgaan dat deze toegang monitort, evalueert en alternatieve financieringssystemen bestudeert is dan geen overbodige luxe. Een probleem voor dit overkoepelend orgaan is de huidige staatsstructuur waarbij de juridische eerste lijn behoort tot de gemeenschappen en de juridische tweedelijnsbijstand federale bevoegdheid is.
Ethisch invorderen
Een tweede cluster is de alternatieve conflictbeslechting. Hier ligt een belangrijke opdracht voor de eerste lijn. Mensen in armoede kennen hun weg hier niet en een trajectkeuzebegeleidingsdienst (multidisciplinair/ervaringsdeskundigen) is nodig die aandacht heeft voor de nadelen zoals de kostprijs en machtsverschillen tussen partijen. ADR-friends (ervaringsdeskundigen die samen met de rechtzoekenden naar de rechtbank gaan) kunnen hierbij een belangrijke ondersteunende rol spelen.
In deze alternatieve conflictoplossing is de huidige werking van de schuldbemiddelingsdiensten exemplarisch. De minnelijke invordering van schulden kent vandaag een bedrijfsmatige en instrumentele aanpak en brengt mensen in armoede tot nog hogere kosten. Om escalatie van schulden en kosten te voorkomen zou de actieradius van deze bemiddelaars best vergroot worden door een tijdelijke opschorting van alle invorderingsmaatregelen van zodra een schuldbemiddelaar tussenkomt. Preventief optreden vraagt ook om meer middelen en personeel.
Rechtbanken als brede toegang tot justitie
De laatste cluster zijn de rechtbanken. Op de eerste plaats blijft voor de toegang tot justitie een onafhankelijke en onpartijdige wijze van conflictbeslechting noodzakelijk. Mensen in armoede vragen dat rechters hun leefwereld leren begrijpen. Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding organiseert jaarlijks met het Federaal Steunpunt Armoedebestrijding een dag rond armoede. Daarnaast moeten rechtbanken inzetten op een breed onthaal zoals het geval is in het Vlinderpaleis te Antwerpen met de uitbouw van het Welzijnsonthaal. De rechtbanken zijn ook de plaats waar een vordering voor collectieve belangen de rechter laten tussenkomen waar geschonden rechten van groepen, in casu mensen die in armoede leven, kunnen beslecht worden.
Op de tweede plaats is er de digitale (r)evolutie die geen bijkomende drempels mag vormen voor de toegang voor mensen die in armoede leven. Design thinking draagt bij om online tools voor justitie te ontwikkelen vanuit een mensgerichte aanpak. De fysieke toegang tot justitie blijft nodig. De uitbouw van digitale kiosken in de rechtbanken vraagt om digicoaches die mensen ondersteunen die de digitale vaardigheden niet in de vingers hebben. Maar ook andere professionals hebben hier een rol te spelen zoals OCMW’s en andere welzijnsorganisaties. Tot slot is er de nood aan monitoring van de toegankelijkheid met data en indicatoren.
De aanbevelingen in het boek dragen bij aan een beleid voor een integrale toegankelijkheid van justitie, niet alleen met justitie zelf, maar met alle actoren die met en door justitie verbonden zijn.
Referenties
Het boek is vrij te downloaden, zowel in het Nederlands als in het Frans.
OECD (2019). Equal Acces to Justice for Inclusive Growth. Putting People at the Centre, Paris: OECD Publishing, https://doi.org/10.1787/597f5b7f-en
Afbeelding: Chad Greiter via Unsplash