Tijdens het verlengde weekend van Pinksteren ging ik op reis naar Bourgondië. Zo doorkruisten we het pittoreske, glooiende landschap van de Bourgondische Châtillonnais (de regio rond Châtillon-sur-Seine). Rond lunchtijd besloten we geheel toevallig te pauzeren in Coulmier-le-Sec, waar we in bar-restaurant Les Templiers een eenvoudig, maar smakelijk menu du jour werden geserveerd. Alvorens onze reis verder te zetten besloot ik het toeristisch informatiebord te lezen, dat bedoeld was om occasionele bezoekers in te lichten over de voornaamste bezienswaardigheden van de gemeente. Lees even met mij mee:
© Mairie de Coulmier-le-Sec
Onder de indruk dat ik bij mijn doortocht in de voetsporen van zulke illustere passanten trad, stond ik vooral versteld toen ik las aan welke grote mannen het enige herdenkingsmonument aangeduid op de gemeentelijke plattegrond was gewijd, namelijk aan de tirailleurs sénégalais.
Ter verdediging, ik leg me in mijn onderzoek toe op het negentiende-eeuwse Frankrijk, dus mijn historisch referentiekader liet me hier even in de steek: waren de tirailleurs sénégalais, het infanteriekorps van het Franse leger geronseld onder de koloniale onderdanen uit Noord -en Sub-Sahara-Afrika, niet actief tijdens de Eerste Wereldoorlog, zoals collega Dominiek Dendooven had toegelicht in zijn blog?
Een beperkte portie opzoekwerk leerde me dat ook in de Tweede Wereldoorlog massaal koloniale strijdkrachten werden ingezet: tussen 1939 en 1945 zouden maar liefst 350.00 Afrikaanse soldaten onder het Franse leger dienen. Tijdens de bataille de France tussen mei en juni 1940 zouden acht Senegalese regimenten op het Franse grondgebied zij aan zij met de troupes métropolitaines strijd leveren om tevergeefs de Duitse opmars proberen te stuiten. Het is ter herinnering aan die tirailleurs sénégalais die het leven lieten tussen 1940 en 1944 dat de gedenkzuil werd opgericht in juni 1987. De inscriptie aangebracht op het monument, waarvan je hier de erfgoedinformatiefiche kan raadplegen, luidt als volgt :
À LA MÉMOIRE DES COMBATTANTS D’OUTRE-MER QUI SOUS L’UNIFORME FRANÇAIS SONT MORTS POUR LA PATRIE
1940-1944
CETTE TERRE A BU LEUR SANG, SOUVIENS-TOI…
Een neutrale formulering zoals ‘hun bloed heeft gevloeid op deze grond’ doet de complexiteit van de concrete oorlogservaringen van de koloniale strijdkrachten echter onrecht aan: deze weergave laat schokkende, maar minstens even herinneringswaardige aspecten van hun verhaal onvermeld. Binnen een bredere herinneringsbeweging van onderuit (zie bijvoorbeeld het initiatief Mémoire en marche) worden de oorlogsmisdaden ten aanzien van de tirailleurs sénégalais voor het voetlicht geplaatst.
Aangehitst door racistische propaganda zouden de nazitroepen van de Wehrmacht meerdere massamoorden op de Afrikaanse strijdkrachten plegen in hun opmars. Het totale slachtofferaantal wordt geschat tussen de 1500 en 3000 personen. De twee bekendste bloedbaden werden aangericht in Clamecy (Nièvre) en nabij Lyon in Chasselay, waar respectievelijk 44 en bij benadering 50 Afrikaanse soldaten werden vermoord.
Ook in de Châtillonais zaaide de SS-Verfügungsdivision terreur langs de frontlijn die zich op de as tussen Mussy, Coulmier-le-Sec en Châtillon situeerde. Tijdens hun bloedige doortocht in Châtillon-sur-Seine werden op 17 juni twaalf tirailleurs sénégalais gefusilleerd voor de kerk Saint-Jean. Drie van hen werden in Coulmier-le-Sec geëxecuteerd. In het nabijgelegen Laignes werden op diezelfde dag vier gevangen genomen zwarte soldaten opgehangen in een schuur, waarbij hun militaire dienstboekjes en alles wat hen had kunnen identificeren bewust waren afgenomen. Op 22 juni 1940 arriveerden de Duitse troepen tijdens hun opmars naar Dijon in Venarey-les-Laumes, een kleine gemeente nabij de voornoemde archeologische site van Alesia. Ze onderschepten er een ondergedoken tirailleur sénégalais, op de vlucht voor het verschrikkelijke lot dat de andere koloniale strijdkrachten hadden ondergaan. Ook hij werd doodgeschoten door de vijand, nadat hij eerst als een pop door de straten was gesjouwd en gemarteld.
Deze gitzwarte pagina’s uit de lokale geschiedenis worden jaarlijks herdacht tijdens een ceremonie georganiseerd door de departementale oud-strijdersbond en plaatselijke herinneringsvereniging voor het verzet. Tijdens haar toespraak op 4 september 2021 verwees de burgemeester van Coulmier-le-Sec ernaar dat “menig koloniaal soldaat stierf met getrokken wapen, maar anderen die gevangen werden genomen, werden systematisch en wreed vermoord.” Tijdens de laatste ceremonie in 2022 werd een paneel met het “herinneringspad voor het verzet in de Châtillonais” ingehuldigd. Deze route van 317 km leidt langs de verschillende gedenktekens verspreid doorheen het landschap, waaronder het monument voor de tirailleurs sénégalais. De opname van de gedenkzuil in dit bredere parcours duidt een poging van de lokale bewegingen aan om de focus van de herinnering omtrent de tirailleurs sénégalais te verschuiven: waar het relaas van 1940 en de op huidskleur gebaseerde massamoorden hen in een slachtofferrol dreigt te dwingen, komen nu de empowerment, de kleurenblindheid en de kameraadschap van het verzet op de voorgrond. Er zijn inderdaad talrijke gevallen bekend -ook in het departement van de Côte d’Or- van uit de Frontstalager ontsnapte koloniale soldaten die zich aansloten bij het verzet (le maquis).
Afrikaanse krijgsgevangenen in het Frontstalag 155 in Dijon-Longvic
© Wikimedia Commons
Door het lot van de tirailleurs sénégalais tijdens de Tweede Wereldoorlog expliciet aan dat van het verzet te linken, wortelt een narratief van harmonie en heldendom zich tegen de achtergrond van een onverdeeld en inclusief platteland in de lokale herinneringscultuur. Waar de plaatselijke associaties een zeer verdienstelijke poging hebben gedaan om de inzet van de Afrikaanse strijdkrachten fris in het collectieve geheugen van de gemeenschap te houden, legt hun initiatief ook de bredere spanningsvelden bloot die de vernieuwde aandacht voor de tirailleurs sénégalais kenmerken.
Enerzijds is het gelijkstellen van hun betrokkenheid in het verzet met hun oprecht en onbaatzuchtig patriottisme vatbaar voor beschuldigingen van whitewashing: het toekennen van een eervol statuut gebeurt dan immers te veel op basis van hun samenwerking met en navolging van blanke, Franse verzetsstrijders. Een vergelijkbaar argument kan worden gemaakt over een al te oppervlakkig behandelen van het extreme geweld van de bezetter tegenover de koloniale soldaten. Een te sterke focus op de gruwel die de pendel doet doorzwaaien tot de ontwikkeling van een martelarencultus valt alleszins te vermijden. Toch kunnen hedendaagse historici onmogelijk de ogen sluiten voor het systemisch racisme aan de basis van zowel de uitwassen van de nazitroepen als het gebrek aan interesse om deze wandaden te onderzoeken vanuit de Franse Service de recherches des crimes de guerre ennemis. Een soortgelijke erkenning van daderschap door de eigentijdse opvolgers van de betrokken instanties, zoals reeds gebeurde in de context van het bloedbad van Thiaroye, kan ook hier een stap in de juiste richting zijn om de versplintering en polarisatie van herinneringsculturen te vermijden.
Anderzijds leidt de herontdekking van een doodgezwegen of verwaarloosde herinnering vaak -begrijpelijkerwijs- tot compensatiedrang in de vorm van een nogal eenduidige toekenning van een heldenstatus. Hier getuigt de casus van de vrouwelijke verzetsleden in België bijvoorbeeld van. Echter, het publiek debat stopt niet bij het plaatsen van een schijnwerper op de zogenaamde ‘héros de l’ombre’: een duurzame nagedachtenis aan de koloniale strijders is er idealiter één waar alle oorlogservaringen in hun heterogeniteit, maar ook in hun ruwheid een plaats kunnen vinden: martelaren, helden, maar ook de soldaten gevat in hun alledaagse realiteit als krijgsgevangenen, ontsnappers, onderduikers, of gewoonweg overlevers.
Uiteindelijk, als Kelten, tempeliers en keizers allemaal samen op één informatiebord passen, moet er ook wel één bestaan dat het caleidoscopisch verhaal van de tirailleurs sénégalais kan omvatten.
Aanbevolen literatuur over de tirailleurs sénégalais tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Fargettas, Julien. Les Tirailleurs sénégalais. Les soldats noirs entre légendes et réalités 1939-1945. Tallandier, 2012.
Scheck, Raffael. Hitler’s African Victims : the German Army Massacres of Black French Soldiers In 1940. Cambridge: Cambridge University Press, 2006.
Als je aankondigingen van nieuwe blogteksten in je mailbox wil ontvangen, stuur dan een bericht naar charris.desmet@uantwerpen.be