Toussaint L’Ouverture in Ravensbrück

Het culturele geheugen als palimpsest

There’s not a breathing of the common wind

That will forget thee! Thou hast great allies

Thy friends are exultations, agonies,

And love, and man’s unconquerable mind

Deze woorden las ik in juli 2020 op de sokkel van een beeld van een uitgemergelde vrouw met kind in het park van de Mahn- und Gedenkstätte Ravensbrück. Ik voelde me erdoor gesterkt in mijn pogingen om enkele vrouwen uit mijn gemeente (Wijgmaal) die in dat concentratiekamp hadden geleden of er zelfs waren gestorven, onder de aandacht te brengen. Nu wist ik zeker dat vrouwen zoals Jeanne Dormaels en Roza Wuyts – voor wie we tijdens onze gezinsvakantie een omweg naar Ravensbrück maakten – niet zouden worden vergeten. Elke “adem van de gemeenschappelijke wind’ en “de oninneembare geest van de mens” zouden daar immers mee voor zorgen.

Het beeld van John Blakeley in het park van Gedenk- und Mahnstätte Ravensbrück

Maar waarom waren deze plechtige woorden in een archaïsch Engels geschreven? Een sokkel onder de sokkel lijkt een tipje van die sluier op te lichten. De tekst daarop vermeldt dat het beeld in 1975 door het Freundschaftskomitee Stockport/Prenzlau aan het memoriaal van Ravensbrück werd geschonken. Eigenlijk waren de plannen al twee jaar eerder gesmeed door het comité dat een verzustering tussen Stockport, een zuidelijke voorstad van Manchester, en het in de DDR gelegen Prenzlau moest voorbereiden. Het ging dus om een initiatief van lokale antifascistische spelers over het IJzeren Gordijn heen die de dooi in de Koude Oorlog wilden versnellen. Het conservatieve stadsbestuur dat in 1975 de macht van de socialisten overnam, maakte echter een einde aan deze plannen, waardoor slechts een particulier vriendschapscomité overbleef. Dat ging verder in zee met de lokale beeldhouwer John Blakeley, die veel later onder meer ook een buste van Ché Guevara zou vervaardigen. Hij had het beeld al in 1973 gerealiseerd om de 840 Britse vrouwen te eren die in Ravensbrück gevangen hadden gezeten.

John Blakeley bij zijn beeld “Mother and Child”, The Stockport Express, 27 september 1973.

Tijdens de inhuldiging van het beeld in het bijzijn van Blakeley was de sokkel met de verzen nog niet aanwezig. Toch is het niet onwaarschijnlijk dat de beeldhouwer zelf de verzen heeft gekozen. Zij maken immers deel uit van een sonnet van de vroeg-romantische dichter William Wordsworth, en dus van een streekgenoot van Blakeley. Beiden waren afkomstig uit Lancashire: Blakeley van de populaire badplaats Blackpool, Wordsworth van het pittoreske Lake District. Zowel zijn geboortehuis in Cockermouth als zijn graf in Grasmere bezocht ik toen ik in 1993-1994 aan de universiteit van Lancaster studeerde. Mijn persoonlijke betrokkenheid bij het transnationale monument was dus nog groter dan ik aanvankelijk kon vermoeden.

En daar bleef het niet bij. Wordsworths sonnet was immers getiteld “To Toussaint L’Ouverture”. Ze waren met andere woorden gericht tot de bevrijde slaaf op Saint-Domingue die in 1791 de opstand tegen de Franse kolonisator leidde en zich nadien tegen Napoleon verzette toen die de slavernij wilde herinvoeren. Ook met Toussaint L’Ouverture onderhoud ik al twintig jaar een band die ik als persoonlijk aanvoel. Toen ik in 2003 als nieuwe docent mijn cursus Nieuwste Tijd: Politiek en Instellingen voorbereidde, las ik in Meindert Fennema’s De moderne democratie. Geschiedenis van een politieke theorie (1995) over de Haïtiaanse revolutie als eerste democratiseringsbeweging die tegelijk de witte Europese dominantie omverwierp. Ik had er tijdens mijn eigen studies nooit iets over geleerd, maar besloot deze revolutie een belangrijke plaats te geven in mijn cursus, waarin ik immers de gerichtheid op de Noord-Atlantische wereld wilde doorbreken. Al snel begreep ik dat de aandacht van de internationale academische gemeenschap voor Toussaint L’Ouverture en de Haïtiaanse Revolutie in volle opmars was. Vandaag is mijn behandeling van deze materie geen primeur meer voor de derde-bachelorstudenten die mijn vak volgen. Het toont dat de dekoloniale benadering van het verleden de voorbije decennia enorme terreinwinst heeft geboekt.

Buste van Toussaint L’Ouverture in Bordeaux, ingehuldigd in 2006.

Ook het sonnet van Wordsworth voor Toussaint werd in deze zelfde beweging herontdekt. De Brits-Guyanese dichter John Agard liet Toussaint in 2006 een poëtisch antwoord formuleren op Wordsworth (thanks brother, for your sonnet’s tribute/May it resound when the Thames’ text stays mute) en enkele maanden nadat ik “To Toussaint L’Ouverture” had voorgedragen op de eerste Middag van de Poëzie van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, koos Carol Rumens het als haar gedicht van de week voor The Guardian.  

Wordsworths gedicht deed me beseffen dat Toussaint tijdens en kort na zijn leven prominent aanwezig was in de verbeelding van een deel van de Europese intelligentsia. De eerste versie van het gedicht stamt al uit augustus 1802, nauwelijks een maand nadat het schip waarmee Toussaint was verbannen in de haven van Bordeaux was aangemeerd. In februari 1803 verscheen het in de gematigd-conservatieve krant The Morning Post. Op dat ogenblik wist Wordsworth niet of de Haïtiaanse leider zich ergens in een luxe-ballingschap bevond (met het idyllische gezang van een melkmeisje in zijn oor) dan wel in een gruwelijke gevangenschap – in een hol afgesloten van elk geluid.


Toussaint – the most unhappy of men! 
Whether the rural milkmaid by her cow 
Sing in thy hearing, or thou liest now 
Alone in some deep dungeon’s earless den, 
Oh miserable Chieftain, where and when 
Wilt thou find patience? Yet die not! 
Do thou Wear rather in thy bonds a cheerful brow; 
Though fallen thyself, never to rise again, 
Live, and take comfort! Thou hast left behind 
Powers that will work for thee – air, earth, and skies  
There’s not a breathing of the common wind 
That will forget thee! thou hast great allies: 
Thy friends are exultations, agonies, 
And love, and man’s unconquerable mind.

The Morning Post, 2 februari 1803.

Twee maanden later overleed Toussaint in een versterkte gevangenis in het Oost-Franse departement Doubs. Wordsworth vergat hem niet, en schreef in de daaropvolgende jaren nog verschillende varianten van hetzelfde gedicht. Ook voor enkele andere Europese intellectuelen uit de vroege romantiek was Toussaint een lichtend voorbeeld van een ontvoogdingsstrijd. Toch zou een ander verhaal over de Haïtiaanse revolutie op langere termijn de geesten in Europa beheersen: dat van een extreem gewelddadige strijd, die moest tonen dat het veel te vroeg was voor dekolonisatie, en dat zelfs de afschaffing van de slavernij heel geleidelijk moest gebeuren. Toussaint belandde dan toch in de vergetelheid waar Wordsworth hem voor had willen behoeden, en waar hij slechts vele decennia later door niet-Europese postkoloniale denkers zoals Aimé Césaire werd uitgehaald.

Het opschrift op het beeld van John Blakeley in Ravensbrück is een opmerkelijke getuige van dat proces. Uit het korte fragment valt immers niet op te maken dat het over Toussaint gaat. Daarmee illustreert dit beeld treffend de werking van wat Max Silverman het “palimpsestische geheugen” noemt. Dat verstaat hij als “een dynamisch transferproces tussen verschillende momenten van geracialiseerd geweld en tussen verschillende cultuurgemeenschappen”. Silverman benadrukt vooral hoezeer – in de Franse culturele productie die hij bestudeerde – de herinnering aan de judeocide en het kolonialisme elkaar versterken, zelfs als zij niet rechtstreeks naar elkaar verwijzen. Dat was ongetwijfeld ook Blakeleys bedoeling, al herdacht zijn beeld niet de judeocide maar de gewelddadige onderdrukking van het antifascistische verzet. De toeschouwer ziet echter alleen de jongere laag van de palimpsest en kan de oudere die eronder zit nauwelijks vermoeden. Om die oudere lagen zichtbaar te maken zonder de recentere weg te gommen is volgens Ann Rigney een “multiscalaire” strategie van unforgetting noodzakelijk, of nog, een “benadering die niet uitgaat van een hiërarchie tussen het lokale, regionale, nationale en transnationale, maar die erkent dat het geheugen op verschillende schalen wordt geproduceerd.” Onverhoeds bleek mijn bezoek aan Ravensbrück mij tot een dergelijke strategie te hebben aangezet: terwijl ik op zoek was naar sporen van verzetsvrouwen uit mijn eigen dorp die na de oorlog samen met zowat het hele verzet in Vlaanderen in de vergeetput waren beland, vond ik een verborgen verwijzing naar een inmiddels iconische antikoloniale strijder die honderddertig jaar eerder aan de andere kant van de Atlantische Oceaan actief was geweest. Het intieme, het lokale, het nationale en transnationale stroomden samen in de common wind  die de herinnering levend houdt aan wie moedig tegen onderdrukking strijdt.

Met dank aan Eleanor Morgan van de Stockport Heritage Library voor de nuttige informatie over John Blakeley en de banden tussen Stockport en Prenzlau.


Als je aankondigingen van nieuwe blogteksten in je mailbox wil ontvangen, stuur dan een bericht naar charris.desmet@uantwerpen.be