Dit bespraken we op de beleidsdag

Op de beleidsdag in oktober dachten we samen na over de toekomst van onze faculteit. In kleine groepen bespraken we wat de status is van ons onderwijs, onderzoek en personeelsbeleid en waar we nog naartoe kunnen. Hier lees je een kleine bloemlezing van de vele onderwerpen die die dag aan bod kwamen.

Dit zijn enkele punten die de werkgroep personeel, geleid door Gino Verwimp en Filip Michielsen, besprak:

  • Thuiswerk is een nieuwe realiteit en is niet altijd even evident. Voor sommige medewerkers is het namelijk makkelijker om thuis te blijven door de inhoud van hun job dan voor anderen (bv. laboranten), wat voor onevenwicht zorgt – denk aan de zorg voor leveranciers en andere passanten. Tijdens het debat was er consensus over het feit dat als je weet dat thuiswerken af en toe kan, dat op zich al rust kan geven. Ook werd een eventueel maximum aantal thuiswerkdagen op maandbasis besproken.
  • Er is een duidelijkere shift aanwezig naar kortere werkweken. De jongere collega’s artsen en ZAP’ers gaan meer voor een evenwichtige relatie met het werk. Ze zien geen heil meer in werkweken van 60 à 80 uur, hoewel ze ook beseffen dat kortere en menselijkere werkweken tot gevolg zullen hebben dat er meer collega’s moeten instromen. Vooral de studenten gaven in het debat aan dat hun ambitie niet in de eerste plaats het grote geld is, maar wel een goed evenwicht tussen een interessante job en een goed privéleven.
  • Het middenkaderbeleid van onze faculteit blijkt succesvol. Dankzij dat beleid kunnen jonge veelbelovende onderzoekers een beperkte ZAP-functie opnemen. Het kunnen opnemen van die functie vormt een belangrijke drijfveer voor veel artsen die in een academisch ziekenhuis vaak minder verdienen dan in andere ziekenhuizen. Hiermee kunnen we ons onderscheiden van bijvoorbeeld de ZAS-ziekenhuizen.

Deze punten kwamen aan bod in de werkgroep onderwijs, geleid door Ulrike Van Daele, Samuel Coenen en Iris Wyns

  • Ons onderwijs heeft een sterke focus op onderwijsparticipatie. Hiermee onderscheiden we ons van andere universiteiten. Voorbeelden van onderwijsparticipatie zijn: onderwijs in kleine groepen voor vaardigheidsoefeningen, de studocwerking waarmee de studenten extra ondersteund worden en ons praktijkgericht onderwijs waarbij we verder gaan dan enkel het overbrengen van (basis)kennis.
  • We dromen van een toekomst waarin technologie studenten ondersteunt terwijl ze hun eigen leerpad volgen binnen een gestructureerd kader. Het onderwijs omarmt geavanceerde technologieën zoals artificiële intelligentie (AI), virtual reality (VR) en augmented reality (AR).
  • Door meer ruimte te creëren voor zelfstudie en door voortgangstoetsen in te zetten, wordt formatief werken gestimuleerd. Door minder lesuren en opdrachten in te plannen, bieden we studenten meer ruimte voor zelfstandige oefeningen. Een luchtiger curriculum en kwaliteitsvol onderwijsrooster bevorderen diepgaander begrip en zelfgestuurd leren, en inspireert tot levenslang leren.

Lees meer over de werkgroep onderwijs op Pintra (voor personeel).

Deze punten bespraken we in de werkgroep onderzoek, geleid door Jasna Loos, Steven Van Laere en Amaya M. Graf:

  • We streven naar meer interdisciplinaire samenwerking tussen de verschillende faculteiten. We willen niet enkel samenwerken met de ‘harde’ wetenschappen, maar ook met de humane en sociale wetenschappen. Om die samenwerking te vergemakkelijken, zou iets als een databank handig zijn, waar je alle onderzoekers van de universiteit op kan terugvinden.
  • Wetenschappers steken heel veel tijd in administratie of het aanvragen van funding. Dit schept minder ruimte voor het uitoefenen van hun ‘core business’, onderzoek uitvoeren. Wij hopen op meer administratieve steun en een versimpelde financiële regeling.
  • Verder willen we ook graag onze financiële regeling herbekijken zodat we onze middelen efficiënter kunnen gebruiken. Nu zijn sommige projecten gefinancierd door zowel de universiteit als door het UZA, wat betekent dat er twee keer heffingen voor de overheid moeten betaald worden, en dat op middelen die al schaars zijn.