Het coronavirus en de cultuursector: dat was geen match made in heaven. Concerten werden afgelast, cultuurhuizen en musea sloten de deuren. Maar de sector reageerde snel en schakelde massaal over op online alternatieven. Dat virtuele cultuuraanbod was een groot succes, constateerden Annick Schramme en Nathalie Verboven na een grootschalig publieksonderzoek, al blijft volgens alumnus Michael De Cock, artistiek leider van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), en hoogleraar cultuursociologie Pascal Gielen de ‘nabijheid’ essentieel.
“In het begin zag je vanuit de cultuursector een ongelooflijke inventiviteit en veerkracht om op die nieuwe situatie in te spelen”, steekt cultuursocioloog Pascal Gielen van wal. “Maar voor cultuur en performance hou je dat online aanbod niet vol en is het ook niet genoeg.”
Levende kunst valt morsdood zonder livepubliek.
Pascal Gielen
“COVID-19 raakte het hart van de cultuursector en dat hart mogen we vrij letterlijk nemen. Zonder levend publiek in een schouwburg of museum houdt het simpelweg op met kloppen. Live heb je de levendigheid en de intensiteit van de voorstelling en vooral de nabijheid en de intimiteit. Isolement en quarantaine helpen ons misschien wel tijdelijk overleven, maar zijn een aanslag op ons werkelijke leven, dat levendig, vibrerend en trillend is.”
“Ik ben het grotendeels eens met Pascal”, vindt ook Michael De Cock. “Theater is de kunst van het samenzijn en de ontmoeting. Wij zijn dus in het hart geraakt. Voor mij is de essentie van het theater het ritueel van het samenkomen, het bewogen worden en het samen weer naar buiten gaan. Daarom ben ik bijvoorbeeld geen voorstander van geïndividualiseerde theaterbeleving. Wat niet wegneemt dat er erg mooie captaties bestaan. Die zijn niet volledig waardeloos of louter gemaakt om te archiveren. Als het écht goed gedaan is, zie je details die je live niet kunt zien.
Maar de ervaring, de emotie, de intimiteit, het samenzijn en de nabijheid die essentieel zijn voor de podiumkunsten, zijn natuurlijk onvervangbaar.
Michael De Cock
Nabijheid in herinnering
“Dat woordje ‘nabijheid’ dat je gebruikt, vind ik heel belangrijk”, vult Gielen aan. “Ik heb net een boekje geschreven met cultuurfilosofe Marlies De Munck met als titel Nabijheid – Kunst en onderwijs na COVID-19. De Munck baseert zich daarin op wat de cultuurfilosoof Walter Benjamin zei, namelijk dat mensen een beetje als kunstwerken zijn, en dat ze in digitale versie hun aura verliezen. In de tastbare aanwezigheid van kunst zit een magische aantrekkingskracht. In dat aura zit het subtiele spel van afstand en nabijheid. De nabijheid raakt ons omdat we er een ‘verte’ in aantreffen, iets dat het hier en nu van de aanwezigheid overstijgt: de cultuurtraditie waarop een kunstwerk verder bouwt of de levensgeschiedenis die ieder mens diep tekent. Door het ontbreken van de lichamelijkheid, de materialiteit valt authenticiteit weg.”
Levende kunst moet je net als mensen ‘levend’ ervaren om te begrijpen waarover het gaat.
Pascal Gielen
“Helemaal mee eens”, knikt De Cock. “Als tijdens de lockdown de online ervaring één ding gedaan heeft, dan is het misschien wel ons die ‘nabijheid’ en menselijkheid in herinnering brengen. Als troost vind ik dat wel prachtig. We konden het nog voelen. Maar dat effect sterft uit als het niet meer gevoed wordt.”
Bij live theater heb je ook het effect ‘energie’: de energie van het moment, dat je als het ware uit één en dezelfde adem kan voelen. Dat is het meest magistrale wat er is en waar je een hele zaal mee kan vervoeren.
Michael De Cock
“Ik kreeg ooit les van docente Bewegingsleer Lea Daan. Voor haar was ‘adem’ het begin van alles. Dat begrijp ik best. Die ‘adem’ kan je alleen maar voelen als je één bent met je publiek. Op dat moment controleert de danser of de acteur de gevoelens van het publiek. Die wonderlijke symbiose is onbestaande bij een captatie. Als ik naar captaties kijk, merk ik dat ik heel pragmatisch kijk, dat ik durf scrollen en soms wegkijk. Die tijdsbeleving, het ritueel van je gsm uitzetten, de disconnectie met de buitenwereld: dat heb je allemaal niet bij een online performance.”
Positief online
Gelukkig waren er voor beide heren ook positieve effecten aan het online cultuuraanbod, wat ook blijkt uit het publieksonderzoek van Annick Schramme en Nathalie Verboven.
Ik denk dat we vooral op ecologisch vlak heel wat kunnen leren van deze periode. En bepaalde bevolkingsgroepen – ouderen en mindervaliden die zich moeilijker kunnen verplaatsen, jonge ouders die niet altijd van hun kroost weg kunnen – hebben genoten van het brede online aanbod.
Pascal Gielen
“Daar willen we ook absoluut verder op inspelen”, vult De Cock aan. “Ik kreeg mails van oudere cultuurminnaars die expliciet vroegen: ‘Vergeet ons ook ná corona niet en blijf toch streamen’. We zijn nu een online platform aan het uitwerken dat veel geavanceerder is dan eerst voorzien: we gaan effectief meer voorstellingen live streamen aan hoge kwaliteit. We merken dat we nu mensen bereikt hebben die we anders niet zouden bereiken. Je kan online ook internationaler gaan, dat is winst.”
Meer of minder internationaal?
Al twijfelt De Cock wat de impact van COVID-19 zal zijn op internationale samenwerkingen in de toekomst. “We hadden eerst de besparingsgolf en dan COVID-19. Ik denk dat we ons de vraag moeten stellen: hoeveel moeten we produceren, en wat is het doel van het reizen en het tonen in het buitenland? Is er wel altijd een oprechte, inhoudelijke uitwisseling? Voor ons is dat alvast een essentiële paramater.”
Wij proberen erg duurzaam een dialoog aan te gaan met verwante partners, en niet eender wat op te zetten of overal naartoe te gaan, omdat het chic staat op ons palmares.
Michael De Cock
“Eind augustus komt Manuela Infante (Chili) een regie doen in KVS. We volgen haar al lang. En ook het festival Proximamente, met focus op Zuid-Amerika, zoekt in de eerste plaats inhoudelijke verdieping.”
Corona laat ons nadenken over duurzaamheid
“We komen uit een verleden waarin die internationale scène voor kunstenaars heel belangrijk was als symbolische kapitaalsopbouw”, vult Gielen aan. “Ik denk dat dit systeem zal veranderen. Het kan anders en beter. Een doctoraatsstudent van me ging normaal gezien met zijn muziekgezelschap Nadar een concert geven in Sint-Niklaas, en moest dat nu noodgedwongen online streamen. Het resultaat was wél dat er de volgende dag een recensie van zijn concert in The NewYorker stond.”
“Deze situatie laat ons echt nadenken over duurzaamheid. Eind april stond een Informal European Theater Meeting in het noorden van Scandinavië gepland, om er na te denken over de ecologische en sociale duurzaamheid van theater… 300 man invliegen naar een quasi onbereikbare plek. Dat kan je vandaag toch niet meer maken!”
“Misschien moeten we wat meer loskomen van het lokale en meer voorstellingen standaard boventitelen, zodat ze ook in aanmerking komen voor een online internationaal circuit”, denkt De Cock. “Het lijkt me in elk geval fout dat er grote budgetten vrijgemaakt worden alleen maar om Vlaamse regisseurs op internationale festivals te krijgen.”
Nog veel zwarte sneeuw
“De crisis is absoluut nog niet voorbij, en veel kunstenaars zullen nog lang zwarte sneeuw zien”, vreest Gielen. “COVID-19 heeft ons laten zien dat het hele verloningssysteem van kunstenaars herzien moet worden. Het freelance statuut is problematisch gebleken en moet op de schop. We moeten naar een sociaal zekerheidssysteem dat ook voor kunstenaars geldt. In Vlaanderen heb je wel een kunstenaarsstatuut, maar daarvan zagen we nu duidelijk de malfuncties. Er zullen nog crises komen: hoe kan je veerkrachtigere vangnetten ontwikkelen op vlak van subsidies en beleid? Kunnen kunstenaars niet op een structurelere manier vergoed worden?”
“Daar ben ik het voor 80 procent mee eens”, vindt De Cock. “Ik word dagelijks geconfronteerd met mensen die hun huur niet meer kunnen betalen of er niet meer in slagen rond te komen. Dat is dramatisch. Maar als je een basisinkomen voor kunstenaars oppert, dan steigert iedereen. Beetje de olifant in de kamer. Ik denk dat we – op middellange termijn – naar een mobieler systeem moeten gaan waar je gemakkelijker in en uit kan stappen, al naargelang je situatie op dat moment. Ik ben erg blij dat de federale maatregel eindelijk goedgekeurd is die soelaas biedt aan jonge kunstenaars die voor het najaar minstens drie nieuwe contracten kunnen voorleggen. Er is nu ad hoc steun, maar hoe kan je een ecosysteem creëren waarin kunsten gevoed worden van onderuit, waardoor de diversiteit niet verloren gaat? Want zowel de besparingen als COVID-19 dreigen heel veel teniet te doen, wat dat betreft. We moeten ons als sector hoeden voor reactionaire reflexen.”
Basisinkomen voor kunstenaars
“Mij lijkt een basisinkomen niet onoverkomelijk”, denkt Gielen. “Wat we leren van een basisinkomen, is dat mensen harder en liever werken. Ze steken meer energie in wat ze graag doen. Bovendien maakt zo’n basisinkomen kunstenaars ook sterker in onderhandelingsposities en creëert het meer keuzevrijheid. Ik denk trouwens dat we de hele keten van subsidies en financiering van cultuur moeten omkeren. Kunstenaars genereren de basis waar een hele cultuursector van leeft, maar gemiddeld verdienen ze het minst. De tussenpersonen, de cultuurmanagementbureaus, de zakelijke leiders van gezelschappen verdienen door de band meer. Dat klopt niet.”
“Klinkt me iets te simpel, ook al is er een grond van waarheid. Het is een breed veld, met artiesten, technici, mensen aan het onthaal… enzovoort. Ik run een huis met zestig mensen en bekijk het liever vanuit een gemeenschappelijkheid”, zegt De Cock voorzichtig.
Maar het is effectief niet logisch dat artiesten in totale onzekerheid leven en anderen die faciliteren, wél zekerheid hebben.
Michael De Cock
“Josse De Pauw zei me ooit, toen hij directeur van het Toneelhuis was: ‘Als ze mij geen subsidies meer geven, dan ga ik op de markt staan met pluimen in mijn gat.’ Daarmee bedoel ik dat je ergens voor het beroep van kunstenaar kiest vanuit een soort van zelfredzaamheid. Er heeft niemand ooit gezegd dat het gemakkelijk zou zijn. Maar anderzijds… ik ken véél artiesten – vooral dansers – die de wereld afreizen voor het spreekwoordelijke bord soep en een slaapplek. Sommige kunstenaars hebben nood aan een veilige habitat om in te werken, maar anderen kunnen gelukkig veel meer onzekerheid aan. Bij de besparingsronde hebben we er als KVS voor gekozen om in te zetten op jonge onafhankelijke artiesten en hen gastvoorstellingen te laten spelen. We moeten blijven zeggen – ook al dringt dat bij sommige politici moeilijk door – dat dat soort artiesten de kwaliteit van ons veld bepaalt.”
Theater, kunst en cultuur post-corona
Keert de Vlaming terug naar de zalen na COVID-19?
“Ik ben er eerlijk gezegd niet zo bezorgd over”, meent De Cock. “Dat merk ik ook aan de ticketverkoop. We beginnen onze eerste voorstellingen in het najaar wel buiten, en de voorzorgsmaatregelen hebben een stevige impact op de creatie- en repetitieprocessen en het spelen op verplaatsing. We hebben daarom beslist om meer in eigen zaal te spelen, en niet alles moet bij ons break-even draaien. Dat kunnen we even houden.”
Het is onze taak nu het geld te brengen waar het hoort: bij de kunstenaars en bij het publiek. Zonder die twee is een theater een hoop stenen.
Michael De Cock
“Ik denk dat we momenteel heiliger zijn dan de gemiddelde Carrefour in het in acht nemen van de maatregelen. Maar de nood aan het live beleven en het samenzijn zal zeker niet verdwijnen, wel integendeel. Mensen snakken immers naar die nabijheid en die intimiteit die het theater kan bieden. Laat ze maar snel weer komen. De sector is er klaar voor.”
(interview en redactie door Katrien Verreyken)