Wat doet de coronacrisis met ons evolutionair geknede sociaal gedrag?

De mens is doorheen zijn evolutie ontwikkeld tot de meest sociale diersoort. Ons complexe sociaal gedrag maakte een uitgebreid groepsleven mogelijk. Meer nog: kunst, techniek, wetenschap en geneeskunde konden daardoor uitgroeien tot wat ze vandaag zijn. Maar in tijden van corona botst het tussen dit evolutionair geknede sociaal leven en de maatregelen die de overheid ons oplegt. Emeritus professor Mark Nelissen verduidelijkt de strijd die we voeren.

De mens heeft een sociale boekhouding

Mensen leefden gedurende enkele honderdduizenden jaren samen in groepsverband met ongeveer honderd tot tweehonderd individuen. We kunnen dat berekenen omdat bij sociale dieren de hersenen groter worden naarmate hun groepsgrootte groeit, en we weten hoe groot onze hersenen zijn.

De samenleving wordt gekenmerkt door wat ik een ‘socialiteit’ heb genoemd. Ze is bij de mens veel verder ontwikkeld dan bij andere primaten. Het is de complexe sociale structuur waarin groepsleden met elkaar verbonden zijn via een rangorde, communicatie, empathie, vriendschapsbanden… Alle groepsleden kennen elkaar individueel, en registreren alle interacties tussen hun vrienden, collega’s, familieleden etc. Deze informatie wordt opgeslagen in het geheugen: de ‘sociale boekhouding’.

De samenhang van de groep biedt heel wat voordelen: je vindt gemakkelijker voedsel en een partner, je bent beter beschermd… Maar het belangrijkste nut is de mogelijkheid tot samenwerking: je kan samen dingen realiseren die een enkeling nooit kan bereiken. Zo ontstond onze cultuur, die uitgroeide tot wat ze vandaag is, en waar we zo fier op zijn.

Corona botst met de wortels van ons sociaal gedrag

Door de coronacrisis legt de overheid ons verplichtingen op: we moeten thuisblijven; we mogen onze familie en vrienden niet opzoeken; in de supermarkt en op straat moeten we anderhalve meter afstand houden; we mogen geen knuffels, zoenen of handdrukken geven… De coronamaatregelen botsen met de evolutionaire wortels van ons sociaal gedrag.

Doordat mensen vroeger in zeer grote groepen leefden, was er een uitgebreide ‘software’ in het brein nodig om al het doen en laten van de groepsgenoten bij te houden. Hoe meer mensen je moet observeren, hoe meer interacties je moet stockeren. De hoeveelheid gegevens neemt exponentieel toe met de uitbreiding van de groep.

Ons brein is hiervoor zeer goed ontworpen: de ‘sociale boekhouding’ kan voortdurend verbanden leggen tussen de waargenomen gegevens en de personen bij wie ze gezien zijn, trekt de nodige conclusies voor de toekomst en slaat ze op.

Wij zijn niet gemaakt voor isolatie

Wanneer iemand voor langere tijd geïsoleerd wordt, blijft de software in het brein draaien. De hersenen blijven energie oproepen, maar die wordt niet gebruikt. Net zoals een microgolfoven stukgaat wanneer je hem leeg laat werken, veroorzaakt isolatie ‘kortsluiting’. Ons brein begint te lijden onder eenzaamheid. Op langere termijn treden zelfs fysieke problemen op, tot en met het verkorten van de levensduur. Dit is niet meteen een probleem voor de jongere generatie die door de coronacrisis getroffen wordt, maar wel voor oudere mensen.

Ouderen in zorginstellingen krijgen weinig bezoek, en hebben weinig tot geen contact met anderen. Hun sociale brein, dat op een evolutionair commando de omgeving blijft scannen om de sociale software van data te voorzien, werkt in het luchtledige en raakt ontregeld. Ze lijden eronder.

Onderzoek leert dat slachtoffers van isolatie vaak vroeger sterven dan ouderen die wel sociale contacten kunnen onderhouden. Het is hier dat de coronacrisis lelijk kan huishouden. Oude mensen die vroeger al eenzaam waren, worden nu vaak nóg meer van anderen geïsoleerd. Ze krijgen geen knuffels meer, terwijl lichamelijk contact ook levensnoodzakelijk is. Ondanks het feit dat ze geen besmetting opliepen, komen ze mogelijk toch sneller te overlijden.

Zorgt de crisis voor blijvende solidariteit?

Vaak wordt me de vraag gesteld of deze crisis ons gedrag fundamenteel zal veranderen. Zal de warme solidariteit die met de crisis is ontstaan, blijvend zijn? Is dit een scharnierpunt in ons sociaal systeem?

Dat zou mooi zijn, maar ik vrees van niet. De kracht van onze socialiteit is gedurende honderdduizenden jaren door de evolutie uitgetekend en ingebrand in onze genen. Dat kan je niet veranderen in enkele maanden.

De huidige opstoot in solidariteit wordt veroorzaakt door een tijdelijke omgevingsinvloed, die hoogstens een ‘rimpeling’ in ons sociaal gedrag teweegbrengt. Na de coronacrisis zal deze weer verdwijnen, en zullen we ons eeuwenoude gedrag weer opnemen.

Behoort handen schudden tot het verleden?

Een ander belangrijk bindmiddel van ons groepsleven is communicatie. We kunnen elkaar troosten, kalmeren, aansporen deel te nemen aan een activiteit, hulp vragen… Maar, behalve de overdracht van informatie via woorden en zinnen, heeft het gekeuvel en geroddel in eerste instantie een bindende werking. We praten met elkaar om de samenhorigheid te versterken. De inhoud van de zinnen is sneller vergeten dan de sterkte van de binding.

Vandaag zijn deze sociale babbeltjes voor veel mensen moeilijk, hun relaties kunnen eronder lijden. Maar ook hier zullen we weer terugkeren naar ons normaal gedrag, zodra het coronavirus de kop is ingedrukt. Communicatie zit te diep in onze genen gebrand om zomaar te verdwijnen.

Hetzelfde geldt voor de handdruk. Vaak denkt men dat de crisis deze definitief zal doen verdwijnen. Ook dat klopt niet, het handen schudden komt terug. Mensen reiken elkaar de hand om te groeten, maar ook om onbewust aan te geven dat er geen agressie tussen hen bestaat. Wanneer mensen niet met elkaar overeenkomen, is een handdruk aanvaarden namelijk veel moeilijker dan beleefde woorden uitspreken. Het niet aanvaarden van een uitgestoken hand, wordt onbewust gevoeld als een signaal van agressie. De sociale kracht van een handdruk is zo groot dat je ze niet kan blijven ontkennen.

De sociale regel van tachtig centimeter

Er wordt ons gevraagd om anderhalve meter afstand te bewaren in de supermarkt en op straat. We volgen de regel goed op, vooral uit vrees voor het coronavirus. Zodra het gevaar van besmetting geweken is, zal ook deze regel smelten als sneeuw voor de zon.

We ervaren de grote afstand onbewust als een teken van onbeleefdheid. Het brein registreert dit alsof je de andere wil vermijden. Maar de afstand druist vooral in tegen de wetten van de ‘proxemica’: het aangeboren gedragssysteem dat de interindividuele ruimte tussen mensen bepaalt. Voor een gesprek schommelt de normale afstand tussen mensen rond de tachtig centimeter.

Er bestaan wel culturele invloeden – in Zuid-Europa staan mensen dichter bij elkaar dan in Noord-Europa –, maar de gespreksafstand wordt niet gemakkelijk groter dan een meter. Het abnormale afstand houden tussen mensen zal na de coronacrisis ook vergeten zijn.


De kracht van de evolutie blijft overeind

De evolutie van de mens heef een sterk sociaal systeem uitgewerkt dat ons gebracht heeft tot de technische, artistieke, democratische en wetenschappelijke wereld waarop we nu zo fier zijn. De grondslagen van het sociaal gedrag zitten diep ingebakken in ons biologisch erfgoed. Af en toe kunnen er stoorzenders optreden, zoals nu de coronacrisis, maar uiteindelijk zal de kracht van de evolutionaire wortels toch de overhand krijgen.

Voor meer literatuur: www.marknelissen.be/boeken