De Gevaertcollectie

Door de jaren heen vond er een voortdurende kruisbestuiving plaats tussen de universiteiten en bedrijfslaboratoria in haar omgeving. Daarom is het van belang om binnen de collectie academisch erfgoed ruimte te creëren voor onderzoeksinstrumenten die men in de labo’s gebruikte. Het mooiste voorbeeld van zo’n bedrijfscollectie die de Universiteit Antwerpen bewaart, is de Gevaertcollectie.

In 2017 vond een herbestemming plaats van het Gevaertarchief, dat zich in Mortsel bevond, en werden de objecten verspreid over verschillende instellingen. Zo ontving het Antwerpse Fotomuseum alle voorwerpen die met fotografie te maken hadden. De Universiteit Antwerpen kreeg de wetenschappelijke instrumenten die de fabriek had gebruikt voor haar onderzoek. Samen met oude onderdelen van de eerste computer van AGFA-Gevaert, verhuisden deze historische instrumenten naar het academisch erfgoed van de Universiteit Antwerpen.

De wortels van de Gevaertfabriek in Mortsel liggen in de Antwerpse Montignystraat, waar Lieven Gevaert in 1890 een fotografiezaak opende. Al vanaf het begin namen onderzoek en ontwikkeling bij hem een belangrijke plaats in. Zo ontwikkelde hij kort na de opening van zijn fotostudio zijn eigen fotopapier (calciumpapier) om niet meer afhankelijk te zijn van het dure fotopapier van anderen. Dit nieuwe papier nam al snel een hoge vlucht. In 1894 richtte hij vervolgens de vennootschap L. Gevaert & Cie. op en in 1896 verplaatste hij zijn werkzaamheden naar Mortsel. Daar zou een grote fabriek ontstaan die op eigen benen bleef staan tot 1964, toen hij fuseerde met AGFA.

Fotopapier uit de Gevaert-collectie van het Fotomuseum, bron: F_2014_0026 (fomu.be)

Meer weten over fotopapier?

De collectie wetenschappelijke instrumenten uit het Gevaertarchief bestaat niet alleen uit de persoonlijke microscoop van Lieven Gevaert (een Voigtländer uit 1906), maar ook uit vele andere instrumenten, zoals een sensitometer (ca. 1940), die dient om de lichtgevoeligheid van filmstroken te meten. Daarnaast bevat de collectie een oppervlaktespanningsbalans (uit de jaren twintig van de vorige eeuw) om de oppervlaktespanning van een vloeistof te meten, en een spectrometer (ca. 1930) om licht op te splitsen in verschillende golflengten. Verder vinden we er een rotoviscometer (ca. 1946) en een viscositeitmeter (eerste helft twintigste eeuw) om de stroperigheid van een vloeistof te meten en een verticale metroscoop (ca. 1930) om dikteafwijkingen op een fotografische laag te meten. En ten slotte bevat de collectie ook een densitograaf (ca. 1938) om – je hoort het misschien al wel – de densiteit van een foto-oppervlak af te tasten en daarvan een curve op te stellen. De namen van deze instrumenten klinken wel alsof ze uit een James Bond-film komen.

Naast het stimuleren van onderzoek in zijn bedrijf zorgde Gevaert ook goed voor zijn werknemers. In 1905 stichtte hij bijvoorbeeld de eerste mutualiteit met een ziekenfonds, pensioenfonds en steunfonds (bij werkloosheid). Daarnaast richtte hij avondcursussen in voor zijn werknemers en was hij bovendien een vooraanstaand pleitbezorger van de vernederlandsing van het bedrijfsleven en het onderwijs. Dit laatste resulteerde in de stichting van twee scholen in Antwerpen: het Sint-Lutgardiscollege voor meisjes en het Sint-Lievenscollege voor jongens.

Tekst: Daniël Ermens en Marc Demolder

Wil je meer weten over Lieven Gevaert?

Voor meer informatie zie Catalogus Academisch Erfgoed