Veel Vlamingen zijn meertalig: ze spreken naast het Nederlands vaak ook Engels en Frans. Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze hun Nederlandse, Engelse en Franse woordenschat perfect van elkaar gescheiden houden, want tijdens een gesprek schakelen ze vrijwel nooit per ongeluk tussen talen. Dit doet vermoeden dat meertaligen een specifieke taal kunnen “aanzetten” en de andere talen “uitschakelen”. Maar klopt dat wel? (Tekst: Lisan Broekhuis)
Een gedeeld woordenboek
Onderzoek suggereert dat meertaligen hun talen toch niet volledig gescheiden houden. In experimenten moesten ze voor een letterreeks zo snel mogelijk bepalen of het een echt Engels woord was door te drukken op een ja- of nee-knop. Daarin blijken ze nóg sneller te reageren op woorden die in zowel het Engels als Nederlands voorkomen met dezelfde betekenis, zoals “water”. Deze zogenaamde cognaten activeren blijkbaar niet alleen de Engelse, maar ook de (beter gekende) Nederlandse betekenis van de cognaat. Dat gebeurt zelfs wanneer het experiment volledig in het Engels verloopt. Dit wijst erop dat meertaligen de woorden van verschillende talen in één gedeeld “mentaal woordenboek” opslaan.
“Mijn onderzoek ging onder andere na of het echt geheel onmogelijk is om bijvoorbeeld het Nederlands tijdelijk ‘uit te schakelen’, zelfs in een puur Engelse zinscontext”, vertelt Lisan Broekhuis. Moedertaalsprekers van het Nederlands luisterden naar een bijna complete Engelse zin, waarna het laatste woord van de zin, bv. “woman”, plots op het scherm verscheen. Voor dit laatste woord moesten ze beslissen of het een echt Engels woord was. Wat bleek: ook aan het einde van een Engelse zin werden cognaten als “water” sneller herkend dan puur Engelse woorden die alleen in het Engels bestaan. De Nederlandse kennis blijft dus actief, zelfs in een volledig Engelse context.
Voorspelbaarheid bepaalt snelheid
Wel bleek de voorspelbaarheid van de zin een belangrijke factor. Als de Engelse zin sterk voorspelbaar was en het laatste woord bijna vanzelfsprekend (“He is drinking a glass of…”), werden cognaten en niet-cognaten even snel herkend. Reacties op cognaten (“water”) en puur Engelse woorden (“woman”) waren door deze voorspelbare zinscontext misschien al zó sterk versneld dat de betekenisoverlap van “water” tussen het Engels en de zeer vertrouwde moedertaal de reacties van de meertaligen niet nóg verder kon versnellen.
Bij de minder voorspelbare zinnen (“I am looking at the…”) duurde het wat langer voordat de meertaligen de Engelse woorden (zowel cognaten als puur Engelse woorden) herkenden. Hierdoor hadden ze genoeg tijd om bij het lezen van “water” zowel het Engels als het Nederlands te activeren en konden ze door de betekenisoverlap met het Nederlands deze cognaat sneller identificeren als een Engels woord (dan “woman”). Kortom, zelfs in een volledig Engelstalige context kunnen meertaligen hun moedertaal niet volledig “uitzetten”.
Contact
Lisan Broekhuis | lisan.broekhuis@uantwerpen.be
Your mother tongue is always "on", even when speaking a different language
Many Flemish people are multilingual: in addition to their native language (Dutch), they often also speak English and French. At first glance, it seems as though their Dutch, English, and French vocabularies are completely separate, since they almost never accidentally switch between languages while speaking. This suggests that multilinguals can “turn on” one language and “turn off” the others. But is that really the case?
Research suggests that multilinguals do not keep their languages completely separate. In experiments that require multilinguals to quickly decide whether a letter string is a real English word (by pressing a “yes”-button) or not (by pressing a “no”-button), multilinguals respond even faster to words that exist in both English and Dutch with the same meaning, such as “water.” These so-called cognates apparently activate not only the English meaning but also the (more familiar) Dutch meaning of the cognate, even if the experiment is conducted entirely in English. This indicates that multilinguals store words from different languages in a single shared “mental lexicon”.
My research examined whether it is truly impossible to temporarily “switch off” Dutch, even in a purely English sentence context. Native Dutch speakers listened to a near-complete English sentence, after which the final word of the sentence, e.g., “woman”, suddenly appeared on the screen. For this final word, they had to decide whether it was a real English word. The results revealed that even at the end of an English sentence, cognates like “water” were recognized faster than purely English words that exist only in English. Thus, Dutch knowledge remains active, even in a fully English context.
However, the predictability of the sentence turned out to be an important factor. If the English sentence was highly informative and the final word rather predictable (“He is drinking a glass of…”), cognates and non-cognates were recognized equally quickly. Responses to both cognates (“water”) and purely English words (“woman”) may have been so strongly sped up by the predictable sentence context that the overlap in meaning between “water” in English and the very familiar Dutch language could no longer speed up the response any further.
In less predictable sentence contexts (“I am looking at the…”), it took a bit longer for multilinguals to recognize the English words (both cognates and purely English words). This gave them enough time to activate both English and Dutch when reading “water”, and the overlap in meaning with the Dutch “water” allowed them to identify it as an English word faster than “woman”. In short, even in a fully English-speaking context, multilinguals cannot completely “turn off” their native language.