Eind achttiende, begin negentiende eeuw werd er in het Franse parlement fel gedebatteerd over het (on)heil van de opkomende consumptiemaatschappij. “Het ging er voornamelijk om hoe ze die groeiende obsessie met nodeloze spulletjes konden rijmen met de uitoefening van de politieke rechten en plichten die ze van burgers vereisten”, zegt Charris De Smet. “Het hete hangijzer was in tegenstelling tot onze hedendaagse politiek niet de ecologische of ethische impact van de Franse winkelcultuur op wereldniveau. Parlementariërs waren daarentegen wel bijzonder beducht voor de mogelijke invloed van steeds individualistischer consumptiegedrag op de sociale cohesie binnen de eigen Franse landsgrenzen.” (Tekst: Charris De Smet, afbeelding: Léon Cogniet, Scène de Juillet 1830, ook gekend als: Les Drapeaux, olie op doek, 1830 (Musée des Beaux Arts d’Orléans))
Vandaag de dag monitoren nationale planbureaus nauwgezet de consumptie van gezinnen in opdracht van hun respectievelijke regeringen. Een recent fenomeen wordt vaak gedacht, maar de consument verscheen al veel vroeger op het politieke toneel in West-Europa. Zo blijkt ook uit het doctoraatsonderzoek van Charris De Smet, verbonden aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis en het Centrum voor Politieke Geschiedenis. De voorbije jaren dompelde deze onderzoekster zich onder in de Franse parlementaire debatten over consumptie in de woelige revolutiejaren tussen 1789 en 1848.
Verschillende politieke regimes tekenden ieder op hun beurt een concrete visie en beleid ten aanzien van consumptie uit in deze periode. Via een brede waaier aan maatregelen zoals belastingen, premies en zelfs onteigeningen, trachtten Franse parlementariërs consumenten te beïnvloeden zodat hun acties de belangen van de Franse staat en zijn burgers zouden dienen. “Die consumptiepolitiek ging echter veel verder dan enkel en alleen het aanmoedigen of afremmen van specifiek koopgedrag. De parlementaire discussies over de maatschappelijke gevolgen van het consumentisme gingen echt tot op het bot: voor sommigen was die consumptiemaatschappij een na te streven ideaal, terwijl anderen er een spookbeeld in zagen”, legt Charris uit.
Een verschuivende kijk op de consumptiemaatschappij
Beleidsbeslissingen wisselden zich in Frankrijk grotendeels af op het ritme van de revoluties van 1789, 1830 en 1848. Vooral de veranderende opvattingen over burgerschap die de politieke elites er onder verschillende regimes op na hielden, wogen zwaar door op het parlementaire debat en de uiteindelijke consumptiepolitiek.
Charris De Smet: “Tijdens de democratische hoogdagen van de Franse revolutie in 1789, waren parlementariërs vooral bezorgd dat een te grote hang naar materieel comfort de moraliteit en de vaderlandslievendheid van burgers zou ondermijnen. Onder de burgermonarchie van Louis-Philippe (1830-1848) verdween die ongerustheid: liberaal-conservatieve staatsmannen promootten onder het motto ‘Verrijk uzelf’ een doorgedreven consumentisme onder de middenklasse. Na de Februarirevolutie in 1848 hechtten progressieve politici opnieuw veel meer waarde aan de gelijkheid van consumenten en de billijkheid van consumptietaksen. De consumptiepolitiek van de Tweede Republiek kan dan ook worden zien als een zich afzetten tegen de sociale polarisatie die het economisch liberalisme van de Julimonarchie had bevorderd.”
De kracht van de conjunctuur en het kolonialisme
“Toch hadden regeringen niet alles zelf in de hand: ze hadden af te rekenen met sterke tegenwind uit meerdere richtingen. Weerstand kon komen van de parlementaire oppositie en van regionale belangenvertegenwoordigers, maar ook meer abstracte krachten zoals de economische conjunctuur en internationale machtsverhoudingen speelden een rol.”
Ironisch genoeg ging de Franse sociale hervormingspolitiek van het midden van de negentiende eeuw gepaard met een agressief imperialisme. Charris: “Om schrijnende ongelijkheden in de consumptie van basismiddelen weg te werken, zagen republikeinse politici een oplossing in het toebedelen van een stukje land aan elke Franse (mannelijke) burger. Met de trauma’s van de Franse revolutie vers in het geheugen wilden de heersende klassen echter de gevestigde orde in Frankrijk zelf niet herschikken. Het Franse establishment zette daarom in 1848 volop in op vestigingskolonialisme in Algerije, waarbij hij de inheemse bevolking brutaal van hun rechten beroofde.”
Contact
Charris De Smet | charris.desmet@uantwerpen.be
The consumer appeared already on the political radar during the French Revolution
National governments’ close monitoring and shaping of their subjects’ consumer behaviour is often seen as a recent phenomenon. Consumers made their debut on the Western-European political stage much earlier, however. "In the late eighteenth, early nineteenth century, the emergence of consumer society was a hotly debated topic in French parliament," says Charris De Smet (CUH and PoHis). She has done research into French parliamentary debates on consumption in the turbulent political years between 1789 and 1848.
The various political regimes of this period developed a distinct vision and concrete policies on consumption. Through taxes, subsidies and expropriations, French MPs attempted to influence consumers so that their actions would serve the interests of the French state and its citizens. De Smet shows in her study that nascent consumerism triggered political anxieties about how heightened materialism could be reconciled with the exercise of political rights and duties which was required of citizens. The burning question for MPs was not so much about the ecological impact or the ethical responsibility of French consumerism on a global scale, but rather about the potential effects of increasingly individualistic shopping behaviour on French society’s social cohesion within the national borders.