De zoektocht naar de man achter Maurice Gilliams

Filip De Ceuster las Elias of het gevecht met de nachtegalen van Maurice Gilliams voor het eerst op zijn zestiende en was er meteen weg van. In zijn doctoraat ging hij op zoek naar de man achter de mythe, een mythe waar Gilliams zelf ook actief aan meewerkte.

Wie is Maurice Gilliams en waarom is hij zo interessant om te onderzoeken?

Maurice Gilliams (1900-1982) is een bekende Vlaamse dichter en prozaschrijver. In 1936 schreef hij een roman die Elias of het gevecht met de nachtegalen heet en die een nieuwe wind door onze letteren deed waaien. Die roman bestond oorspronkelijk uit twee grote delen, maar toen zijn uitgever Meulenhoff aan het begin van de jaren veertig een tweede druk op de markt wilde brengen, besloot Gilliams om het tweede deel – of het ‘tweede cahier’ zoals hij het noemde – weg te snijden en in de doofpot van de literatuur te stoppen. Niemand mocht het er nog over hebben! Dat is natuurlijk een intrigerende kwestie. Waarom verminkt een schrijver zijn met lof en prijzen beladen roman? Iets moet toch ondraaglijk zijn vooraleer men de tanden in het eigen vlees zet?

Hoe wierp jouw onderzoek binnen een sociaalhistorische/culturele context nieuw licht op deze auteur?

De Maurice Gilliams die in mijn proefschrift de dienst uitmaakt is een Vlaamse schrijver die, in de voetsporen van Hendrik Conscience en August Vermeylen, voluit participeert in het proces van Vlaamse natievorming en via zijn fictie stelling neemt in een concreet debat over de modernisering van Antwerpen en, bij uitbreiding, Vlaanderen.

Die voorstelling van Gilliams schuurt inderdaad flink met het ‘officiële’ beeld van de auteur van Elias. In onze literatuurgeschiedenis is Gilliams bijgezet als een bijna ‘on-Vlaamse’ dichter, een naar esthetische perfectie strevende aristocraat van de geest wiens literatuur grotendeels losstaat van de maatschappelijke realiteit en de politieke actualiteit. In mijn proefschrift laat ik zien hoe Maurice Gilliams die beeldvorming zélf uiteindelijk mee in de hand heeft gewerkt, bijvoorbeeld door het een en ander uit zijn ‘verzameld werk’ weg te zuiveren. Ik heb dus gekeken naar wat er in dat canoniseringsproces werd weggesneden en me gewaagd aan enkele antwoorden op de vraag waarom dat is gebeurd.

Filip De Ceuster en zijn onderzoek.

Welke bronnen heb je gebruikt in je onderzoek?

Ik lees Gilliams’ tussenoorlogse proza zeer contextgericht. Die specifieke cultuurhistorische context maak ik exploiteerbaar via contemporaine discoursen over de modernisering van Antwerpen, en met name de urbaniseringsplannen voor de linkeroever van de Schelde. Ik ga ervan uit dat literaire auteurs enerzijds worden beïnvloed door teksten – bijvoorbeeld van journalistieke aard – en dat ze anderzijds met hun eigen teksten zelf ook bepaalde debatten en discoursen kunnen beïnvloeden. Ik reconstrueer dat Linkeroeverdebat aan de hand van bijdragen in architectuurtijdschriften uit de jaren twintig en dertig en laat zien hoe Gilliams’ teksten daarmee dialogeren.

Verder dook ik natuurlijk ook het archief van Maurice Gilliams in. Dat klinkt overigens eenvoudiger dan het in werkelijkheid is: Gilliams had een hekel aan diegenen die hij de ‘aasgieren van de filologie’ noemde. Hij lijkt er alles aan te hebben gedaan om onderzoekers op een dwaalspoor te brengen.

Waarom moeten we ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’ nog steeds lezen?

Behalve het feit dat Elias echt een bijzonder boek is en uitgroeide tot een ‘modern classic’, vind ik dat het proza van Maurice Gilliams nog altijd aanzet tot reflectie, ook over de wereld vandaag. Toen ik met mijn studenten bijvoorbeeld een van zijn korte verhalen las in een online-college tijdens de eerste lockdown hadden we allemaal het gevoel dat Gilliams ons iets influisterde over precies deze digitale tijden. Ik schreef daar toen dit kort stukje over. Zelf koester ik warme herinneringen aan de eerste keer dat ik Elias las. Ik was toen zestien en de schok van de herkenning was niet gering. Dit proza verdient gewoon een nieuwe generatie lezers.

Je bent ook verbonden aan de University of Sheffield. Hoe is het om een expert Nederlandse letterkunde te zijn in een buitenlandse context? Hoe ervaar je de interesse in het Nederlands en zijn literatuur?

Nederlandse taal en cultuur mogen geven in het buitenland is prachtig. Het is elke keer ook écht ontroerend als iemand zich zo in jouw cultuur en taal verdiept. In Sheffield studeren zo’n tachtig enthousiaste studenten Nederlands! We mogen dan ook weleens ophouden met die ‘Nederlands-is-maar-een-klein-en-heel-moeilijk-taaltje-wie-zou-dat-nu-willen-leren’-houding, want dat is gewoon niet waar. Nederlands is geen kleine taal! Voor Britten is het bovendien een relatief makkelijke en op de arbeidsmarkt veelgevraagde taal, dus het is helemaal niet zo vreemd dat iemand voor Nederlands kiest. Het zou mooi zijn als men dat ook in Vlaanderen en Nederland eindelijk eens zou inzien want precies dat kleindenken bedreigt het voortbestaan van de opleidingen Nederlands aan buitenlandse universiteiten.

Heb je al zicht op wat je verder zal doen qua onderzoek? Zijn er bepaalde zaken in je doctoraatsonderzoek of je andere werk dat je nog graag wilt toelichten?

Ha! Ik heb een paar ideeën, maar laat ik eerst dit academiejaar maar weer eens doorkomen. Daarna zien we wel wat komt…

Meer weten over’ Maurice Gilliams?

Luister zeker ook naar de podcast van VRT