Toename van dakloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: wat de telling van 2024 aantoont

Auteur: Adèle Pierre, Bruss’help

In een context van toenemende bestaansonzekerheid – in 2024 werden 9.777 dak- en thuislozen geteld in het Brussels Gewest, een stijging van 24,5% ten opzichte van 2022 – en steeds moeilijkere toegang tot huisvesting, is het nauwkeurig in kaart brengen van dak- en thuisloosheid een cruciale uitdaging geworden. Dit is essentieel om zowel terreinwerkers als beleidsmakers beter te kunnen oriënteren. Dak- en thuislozen glippen immers vaak door de mazen van de officiële statistieken, vooral wanneer zij verblijven in informele, precaire of niet-conventionele woonvormen. Om dit gebrek aan gegevens aan te pakken, organiseert Bruss’help om de twee jaar een telling van mensen zonder eigen thuis.

Maar een telling is meer dan het opvullen van een statistische leemte. Het is ook een diepgaande sociaal-politieke kwestie. Dak- en thuislozen tellen betekent een vaak gemarginaliseerd fenomeen zichtbaar maken en een rechtvaardiger verdeling van publieke middelen bepleiten. Zoals Drillien et al. (2020) opmerken, is het een manifest gericht aan de welvaartsstaat: mensen uitgesloten van huisvesting vragen expliciet om aandacht en zorg. De telling stelt zo een dubbele eis: zichtbaar maken én verantwoording afleggen. Ze stelt vragen bij de fundamenten van het gevoerde beleid en bij de indicatoren die gebruikt worden om zogenaamd aan noden te beantwoorden.

Dit artikel biedt een synthese van de voornaamste resultaten van de meest recente telling: kerncijfers, belangrijkste vaststellingen, profielschetsen en implicaties voor het sociaal beleid. Een van de meest zorgwekkende bevindingen is de duidelijke toename van het beroep op noodopvang. Tegelijkertijd blijven de opvangcapaciteiten in structuren die duurzame begeleiding aanbieden – zoals opvanghuizen of doorgangswoningen – stagneren of nemen ze relatief af.

Deze onevenwichtigheid weerspiegelt een tendens waarbij onmiddellijke noodhulp wordt bevoordeeld ten koste van investeringen in duurzame oplossingen. Hoewel de middelen voor bepaalde crisissen (migratie, gezondheid, klimaat) zijn toegenomen, kaderen zij zelden in een langetermijnvisie. Dit leidt tot een beleid onder druk, waarbij tijdelijke noodmaatregelen zich opstapelen zonder echte uitstaptrajecten uit dakloosheid mogelijk te maken.

ETHOS Light-typologie aangepast aan de Brusselse context

Op basis van de Europese ETHOS Light-typologie bestrijkt de telling alle vormen van woononzekerheid, veel ruimer dan enkel de mensen die op straat slapen. Deze typologie, die geleidelijk door verschillende Europese landen wordt gebruikt voor statistische doeleinden, maakt onderscheid tussen meerdere situaties: dakloze personen (levend in de openbare ruimte of noodopvang), mensen zonder woning (verblijvend in instellingen of opvangstructuren), mensen in precaire huisvesting (verblijvend bij derden zonder duurzame oplossing), en mensen in ontoereikende huisvesting (krakers, geïmproviseerde onderkomens, enzovoort). In België voegen we nog een zevende categorie toe: de personen die met uithuiszetting worden bedreigd (zie figuur 1).

Definitie van dak- en thuisloosheid gebaseerd op de Ethos-light typologie
Figuur 1. Definitie van dak- en thuisloosheid gebaseerd op de Ethos-light typologie

Een gemengde aanpak

De Brusselse telling steunt op een brede samenwerking tussen professionals, vrijwilligers en partners uit uiteenlopende sectoren (gezondheidszorg, vervoer, preventie, politie, OCMW). Deze actoren zijn betrokken in elke fase: identificatie, gegevensverzameling en analyse van de resultaten (Quittelier & Horvat, 2019). In tegenstelling tot Vlaanderen en Wallonië kiest Brussel voor een gemengde aanpak — nachtelijke telling, institutionele gegevensverzameling en enquêtes — om beter aan te sluiten bij de lokale realiteit, met name de aanwezigheid van kraakpanden en niet-erkende structuren.

Telling van personen in de openbare ruimte

Op de avond van de telling doorkruisen teams van vrijwilligers en professionals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tussen 23.00 uur en middernacht. De zones worden vooraf bepaald op basis van de expertise van sociaal werkers, om een zo volledig mogelijke dekking van het grondgebied te verzekeren (Quittelier & Horvat, 2019).

Gegevensinvoer door organisaties

Opvang-, zorg- en preventiestructuren leveren hun cijfers aan over het aantal begeleide personen. De deelname omvat zowel erkende voorzieningen als niet-officiële actoren (kraakpanden, bezettingen, centra voor internationale bescherming, enzovoort).

Vragenlijsten

Sommige OCMW’s kiezen ervoor om specifieke subgroepen te bevragen, zoals mensen met een referentieadres, zonder het volledige doelpubliek te dekken. Hoewel er sinds de editie van 2022 vooruitgang is geboekt, blijven de verzamelde gegevens onvolledig. Enerzijds zijn gevoelige thema’s — zoals gezondheidstoestand, institutioneel parcours of oorzaken van woningverlies — afhankelijk van de interpretatie door professionals. Anderzijds zijn bepaalde categorieën ondervertegenwoordigd vanwege het profiel van de organisaties die antwoorden, met name mensen in niet-conventionele huisvesting (ETHOS 5) of in de openbare ruimte (ETHOS 1) (zie verder). Deze methodologische beperkingen benadrukken de noodzaak van een gemengde benadering, waarbij enquêtes, nachtelijke telling en institutionele gegevensverzameling worden gecombineerd, in plaats van uitsluitend op vragenlijsten te vertrouwen.

Kerncijfers

In de nacht van 6 op 7 november 2024 werden 9.777 dak- en thuislozen geteld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat overeenkomt met 7,8 per 1.000 inwoners. Dit cijfer ligt aanzienlijk hoger dan in Vlaanderen (1,08 ‰) en Wallonië (2,97 ‰) en benadrukt de omvang van het Brusselse fenomeen (De Moor et al., 2025). Deze cijfers zijn verzameld door middel van een nachtelijke telling en door elke instelling afzonderlijk te benaderen. Het aantal verzamelde vragenlijsten is echter lager (4.553), aangezien niet elke instelling in staat was om evenveel vragenlijsten in te vullen als het aantal personen die er verbleven.

Figuur 2. Aantal getelde personen per woonsituatie
Figuur 2. Aantal getelde personen per woonsituatie

Volgens de ETHOS Light-typologie verbleef bijna een op tien personen in de openbare ruimte (zie figuur 2). Iets meer dan een kwart (26%) verbleef in noodopvang, 16% in opvangstructuren (opvanghuizen, transitwoningen, hotels) en 4% in instellingen. Niet-conventionele huisvesting was sterk vertegenwoordigd: 27% van de getelde personen verbleef in kraakpanden of bezette gebouwen, en 16% verbleef bij derden. Ten slotte bevond 1% zich onder dreiging van een onmiddellijke uithuiszetting.

Evolutie

Sinds 2008 is de zichtbare dakloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sterk toegenomen (zie figuur 3). In 2024 werden 992 personen geteld in de openbare ruimte, wat een stijging van 268,8% betekent ten opzichte van 2008. Deze constante groei — enkel onderbroken in 2020 door de coronacrisis — illustreert de toename van zogenaamd laagdrempelige vormen van dakloosheid.

Figuur 3. Evolutie van het aantal getelde personen per categorie van 2008 tot 2024
Figuur 3. Evolutie van het aantal getelde personen per categorie van 2008 tot 2024

Het aantal dat verblijft in de noodopvangvoorzieningen kende een nog scherpere stijging: tussen 2008 en 2024 is het aantal opgevangen personen gestegen van 234 naar 2.535, een toename van 983,3%. Alleen al tussen 2022 en 2024 bedraagt de stijging 59,1%, mede dankzij de maatregelen van de Brussels Deal (zie kader).

Het aantal in de opvangtehuizen daarentegen blijft relatief stabiel: hun bezetting is sinds 2022 slechts met 5,1% gestegen, voornamelijk omwille van beperkte opvangcapaciteit.

De uitstroom uit instellingen wordt intussen beter in kaart gebracht: in 2024 werden 357 personen in deze (uitgebreide) categorie geregistreerd, tegenover 36 in 2014. Deze cijfers weerspiegelen ook een betere herkenning van situaties die voorheen nauwelijks werden gedocumenteerd.

Een andere sterk stijgende categorie is die van de niet-conventionele huisvesting, die in 2024 2.649 personen telt (+697,3% sinds 2008). Deze categorie omvat kraakpanden, gereguleerde bezettingen en niet-erkende structuren, maar blijft moeilijk meetbaar wegens haar vluchtige karakter.

Tot slot kende het verblijf bij derden, dat pas in 2022 in de telling werd opgenomen, een stijging van 310,4% in twee jaar tijd, met 1.539 personen in 2024. Deze stijging is deels toe te schrijven aan de grotere deelname van OCMW’s aan de gegevensinzameling. Toch blijft deze vorm van dakloosheid sterk onderschat, omdat ze moeilijk zichtbaar en te kwantificeren is.

De plaats van noodopvang tegenover de stagnatie van structurele oplossingen

De voorbije jaren werd de aanpak van dakloosheid in Brussel gekenmerkt door een sterke toename van het aantal plaatsen in de noodopvang. Structurele oplossingen zoals opvanghuizen of transitwoningen kenden daarentegen een veel tragere ontwikkeling.

Deze stijging is deels te danken aan de Brussels Deal, die eind 2022 werd ondertekend. Deze overeenkomst is een cofinanciering tussen de federale staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die voorziet in de financiering van 2.000 noodopvangplaatsen via verschillende operatoren. Deze maatregel is weliswaar onontbeerlijk, maar vormt geen structurele oplossing voor de opvangcrisis. Het is eerder een tijdelijke reactie op een situatie die kritiek is geworden. In een context van structurele tekortkomingen in het federale opvangnetwerk worden deze noodopvangplaatsen bovendien steeds vaker bezet door mensen zonder verblijfsvergunning, die inmiddels meer dan de helft van de begunstigden van bepaalde structuren uitmaken (Van Gaens, 2024).

Tegelijkertijd blijven de opvanghuizen, die nochtans essentieel zijn voor re-integratie, achter. In 2024 werden er slechts 43 extra plaatsen geteld ten opzichte van 2022, en ze vangen nog maar 9% van de getelde personen op (tegenover 45% in 2008). Deze stagnatie belemmert de toegang tot diepgaande psychosociale begeleiding en vertraagt duurzame uitstroom uit dakloosheid.

Deze dynamiek illustreert een groeiend onevenwicht: de noodopvang slorpt een steeds groter deel op van het publieke antwoord op dakloosheid, ten koste van structurele re-integratieoplossingen.

Leefsituaties

In totaal werden 4.553 vragenlijsten weerhouden voor verdere analyse. De verdeling per ETHOS-categorie komt globaal overeen met de resultaten van de telling (zie figuur 4). De vaakst voorkomende categorieën zijn noodopvang (ETHOS 2), opvangtehuizen (ETHOS 3) en verblijf bij derden (ETHOS 6).

Figuur 4. Vergelijking tussen het totale aantal personen dat via de vragenlijst is geteld en via gegevensverzameling bij organisaties / nachtelijke telling
Figuur 4. Vergelijking tussen het totale aantal personen dat via de vragenlijst is geteld en via gegevensverzameling bij organisaties / nachtelijke telling

Bepaalde categorieën, zoals ETHOS 2 en 3, zijn echter oververtegenwoordigd. Dit is waarschijnlijk te verklaren door het profiel van de deelnemende organisaties aan de gegevensverzameling. Daarentegen zijn meer precaire of minder zichtbare situaties — met name het openbare domein (ETHOS 1) en niet-conventionele huisvesting (ETHOS 5) — ondervertegenwoordigd, omdat deze minder verbonden zijn met hulpdiensten of moeilijker in kaart te brengen zijn.

Gender

Mannen vertegenwoordigen 67,2% van de ingevulde vragenlijsten, tegenover 32,4% vrouwen (figuur 5).

Figuur 5. Verdeling naar gender
Figuur 5. Verdeling naar gender

Deze resultaten moeten echter worden geïnterpreteerd in het licht van onderzoek naar vrouwelijke dakloosheid (Reeve, 2008; Paquot, 2022), met name in ETHOS-categorie 1, die betrekking heeft op mensen die op straat slapen. Uit deze studies blijkt dat vrouwen zonder onderdak vaak strategieën ontwikkelen om hun geslacht en locatie te verbergen wanneer ze in de openbare ruimte slapen, ter bescherming tegen gendergerelateerd geweld. Bovendien maken vrouwen, door het verhoogde risico op geweld, vaker gebruik van informele oplossingen om te vermijden dat ze de nacht op straat moeten doorbrengen. Deze strategieën moeten worden meegewogen bij het interpreteren van de resultaten van de tellingen.

Leeftijd

De personen tussen 30 en 39 jaar vormen de grootste groep (figuur 6). Zij worden gevolgd door de leeftijdsgroepen 40-49 jaar en 50-59 jaar. Ook jonge volwassenen van 18 tot 29 jaar vormen een aanzienlijk deel. Daarentegen zijn er weinig niet begeleide minderjarigen onder de 18 jaar. Wel dient te worden opgemerkt dat via de vragenlijsten van hun ouders 1.272 begeleide minderjarigen werden geteld. Deze zijn niet weergegeven in figuur 6 omdat zij zelf geen vragenlijst hebben ingevuld. Personen van 60 jaar en ouder maken ongeveer 9,53% uit van de steekproef. Tenslotte hebben 13 personen hun leeftijd niet opgegeven.

Figuur 6. Verdeling naar leeftijd
Figuur 6. Verdeling naar leeftijd

Nationaliteit

Figuur 7 benadrukt de sterke aanwezigheid van personen met een nationaliteit van buiten de Europese Unie onder de getelde dak- en thuislozen, die de helft van de steekproef uitmaken. Belgische personen vormen iets meer dan een derde, terwijl personen uit de Europese Unie een minderheid blijven, al zijn ze niet te verwaarlozen.

Figuur 7. Verdeling naar nationaliteit
Figuur 7. Verdeling naar nationaliteit

Het aanzienlijke aandeel personen uit de Europese Unie roept vragen op, vooral in een context van vrij verkeer van personen. Deze personen hebben tijdelijk het recht om legaal in België te verblijven. Velen hopen snel werk te vinden, maar worden geconfronteerd met ontoegankelijke huisvestingsvoorwaarden (hoge huren, gebrek aan een garantsteller, administratieve onzekerheid) en sociale breuken vanaf hun aankomst (Striano, 2022). Bij gebrek aan ondersteuning kunnen deze trajecten snel leiden tot dakloosheid.

Verblijfsstatus

Onder de niet-Belgische daklozen waarvoor een vragenlijst werd ingevuld, beschikte 25,3% niet over een geldig verblijfsdocument, wat de omvang van dakloosheid in verband met een onregelmatige administratieve situatie benadrukt (zie figuur 8).

Figuur 8. Verdeling naar verblijfsstatus
Figuur 8. Verdeling naar verblijfsstatus

7,4% bevond zich in een lopende procedure, vaak in afwachting van een beslissing, met voorlopige documenten die slechts beperkte toegang tot rechten garanderen. 10,4% beschikte over een tijdelijk verblijfsdocument, verbonden aan specifieke situaties (subsidiaire bescherming, gezinshereniging, medische redenen, enzovoort). Hoewel deze status enige toegang tot rechten biedt, is ze afhankelijk van regelmatige verlengingen, wat administratieve onderbrekingen kan veroorzaken.

12,2% had een permanent verblijfsdocument, terwijl 3,7% een bijzondere status had, waaronder personen die onder de Dublin-procedure vallen en die in afwachting zijn van of bedreigd worden met overplaatsing naar een ander Europees land.

Samenstelling van het huishouden

De grote meerderheid (78,39%) van de getelde personen zijn alleenstaande personen zonder kinderen (zie figuur 9). Deze gegevens bevestigen dat dakloosheid grotendeels individueel wordt ervaren, wat deels te verklaren is door migratiegeschiedenissen die vaak alleen worden afgelegd.

Alleenstaande oudergezinnen bestaan voornamelijk uit vrouwen met kinderen (90,5% van de getelde personen in deze situatie zijn vrouwen). Koppels, met of zonder kinderen, blijven een duidelijke minderheid, waarschijnlijk door het gebrek aan opvangstructuren die op deze situaties zijn afgestemd.

Figuur 9. Verdeling naar huishoudtype
Figuur 9. Verdeling naar huishoudtype

Inkomen

Onder de personen van wie informatie over het inkomen werd verzameld, beschikt 36,9% niet over een officieel inkomen (figuur 10). Deze afwezigheid van middelen wijst op een situatie van uitsluiting die de toegang tot huisvesting sterk beperkt en daarmee ook de mogelijkheid om uit de dakloosheidssituatie te geraken. Daarnaast is voor 4,5% de informatie niet beschikbaar.

Figuur 10. Verdeling naar type inkomen (vermeldingen)
Figuur 10. Verdeling naar type inkomen (vermeldingen)

Het leefloon is de belangrijkste bron van inkomsten (38,8%), wat de centrale rol van de OCMW’s in het voorzien in basisbehoeften onderstreept.

Andere inkomensbronnen zijn veel zeldzamer: 6,7% ontvangt werkloosheidsuitkeringen, 4,7% een ziekte- of invaliditeitsuitkering en 2% een uitkering voor personen met een handicap (zonder onderscheid naar mate van afhankelijkheid). Slechts 4,8% van de personen verklaart een inkomen uit betaald werk, wat de vele obstakels voor professionele integratie van daklozen illustreert. Pensioenen (1,8%) en atypische inkomsten blijven marginaal.

Oorzaak van de dakloosheidssituatie

Onder de genoemde oorzaken van het verlies van huisvesting (waarbij een persoon meerdere oorzaken kan aangeven) is migratie de meest voorkomende oorzaak (32%) (zie figuur 11). Dit illustreert de kwetsbaarheid van migranten, vooral zonder verblijfsvergunning. Het gebrek aan legale huisvestingsmogelijkheden, administratieve barrières en beperkte toegang tot hulpdiensten dragen bij aan deze situatie (Demaerschalk et al., 2018).

Figuur 11. Verdeling naar oorzaak van de dakloosheidssituatie (vermeldingen)
Figuur 11. Verdeling naar oorzaak van de dakloosheidssituatie (vermeldingen)

Relatieproblemen (23%) vormen de tweede belangrijkste oorzaak, gevolgd door problemen die direct verband houden met huisvesting, zoals uithuiszettingen of niet-betaalde huur (16%). In 13% van de gevallen kon geen oorzaak worden vastgesteld, wat de complexiteit van de trajecten benadrukt.

Financiële redenen worden slechts in 7% van de gevallen genoemd. Dit relatief lage cijfer kan worden verklaard doordat financiële problemen vaak verweven zijn met andere bredere situaties, zoals conflicten of migratie.

Over het geheel genomen tonen deze cijfers aan dat het verlies van huisvesting zelden aan één enkele oorzaak te wijten is (Mayock & Sheridan, 2012). Het is veeleer het resultaat van een samenloop van meerdere factoren die samen leiden tot huisvestingsinstabiliteit en herhaaldelijke dakloosheid (De Decker & Segers, 2014).

Duur van de dakloosheid

Onder de 3.665 personen van wie de ETHOS Light-categorie bekend was tijdens de nacht van de telling, zijn degenen die in noodopvang verblijven (ETHOS 2) het talrijkst om een langdurig verlies van huisvesting aan te geven (zie figuur 12), wat ook te verklaren is door het grote aantal ingevulde vragenlijsten in deze categorie.

Figuur 12. Verdeling per ethos light-categorie naar duur van dakloosheid
Figuur 12. Verdeling per ethos light-categorie naar duur van dakloosheid

Binnen deze groep geven 328 personen (8,95%) aan al meer dan twee jaar geen stabiele woning te hebben, en 107 personen (2,92%) tussen een en twee jaar. Zo is een kwart van de mensen in noodopvang al meer dan een jaar zonder stabiele oplossing, wat het idee ondermijnt dat deze voorzieningen uitsluitend bedoeld zijn voor kortdurend verblijf.

Noodopvang, een transitmechanisme?

In tegenstelling tot de opvatting dat noodopvang slechts een tijdelijke transitoplossing is, nuanceren de Brusselse tellinggegevens deze visie sterk. Voor een aanzienlijk deel van de betrokken personen wordt noodopvang een langdurige situatie.

Dit sluit aan bij onderzoeksbevindingen over trajecten in noodopvang. Verschillende studies wijzen op het risico van institutionalisering van dakloosheid, wanneer kortetermijnoplossingen verlengd worden door gebrek aan structurele alternatieven (Quilgars & Pleace, 2016; FEANTSA, 2022). Herhaalde of langdurige verblijven in noodopvang kunnen zo doodlopende straatjes worden.

Deze gegevens roepen daarom op tot heroverweging van de rol en doelstellingen van noodopvang, door het opnieuw te verbinden met een logica van doorverwijzing naar duurzame, begeleide oplossingen met focus op toegang tot huisvesting. Ook pleiten ze voor versterking van begeleidingsprogramma’s om te voorkomen dat noodopvang een standaardoplossing wordt.

Conclusie

De Brusselse telling is een essentieel instrument om het beleid te informeren en de acties van de sector te sturen. Door de omvang van dakloosheid en het ontbreken van een vaste verblijfplaats te documenteren, evenals de diversiteit van trajecten en woononzekerheid, maakt ze het mogelijk om antwoorden beter af te stemmen op de realiteit op het terrein. Ze biedt ook steun aan hulpverleners en opvangstructuren om structurele oplossingen te verdedigen.

De resultaten van deze editie bevestigen een voortdurende toename van het aantal dak- en thuislozen, gekenmerkt door vaak langdurige trajecten en een grote heterogeniteit van profielen. Deze evolutie wordt onder meer verklaard door de moeilijkheid om uit noodopvangvoorzieningen te geraken, die door gebrek aan alternatieven vaak langdurig blijven bestaan. Tegelijkertijd blijven oplossingen gericht op integratie – zoals opvanghuizen of transitwoningen – beperkt, waardoor ze niet aan de vraag kunnen voldoen noch duurzame uitwegtrajecten kunnen bieden.

De sterke aanwezigheid van personen zonder verblijfsvergunning, voor wie toegang tot huisvesting en rechten beperkt is, versterkt deze dynamiek nog. In een context van structureel tekort in het federale opvangnetwerk wenden zij zich tot noodopvang, die voor velen het laatste toevluchtsoord wordt. Voor meer informatie over deze specifieke doelgroep, verwijzen we naar het artikel van Sarah Van Gaens elders op deze blog.

Referenties

De Decker, P., & Segers, K. (2014). Chaotic, fluid and unstable: An exploration of the complex housing trajectories of homeless people in Flanders, Belgium. Journal of Housing and the Built Environment, 29(4), 595‑614.

Demaerschalk, E., Italiano, P., Mondelaers, N., Steenssens, K., Schepers, W., & Bircan, T. (2018). MEHOBEL: Measuring homelessness in Belgium. Belgian Science Policy (Belspo).

De Moor, N., Moriau, J., Wagener, M., & Hermans, K. (2025). Dénombrement du sans-abrisme et de l’absence de chez-soi. Observatoire wallon du sans-abrisme.

Drilling, M., Dittmann, J., Ondrušová, D., Teller, N., & Mondelaers, N. (2020). Measuring Homelessness by City Counts–Experiences from European Cities. European Journal of Homelessness _ Volume, 14(3).

FEANTSA & Fondation Abbé Pierre. (2022). The 7th Overview of Housing Exclusion in Europe.

Maycock, P., & Sheridan, S. (2012). Migrant women and homelessness: Key findings from a biographical study of homeless women in Ireland [Report]. Health Service Executive (HSE).

Paquot, L. (2022). Dénombrement des personnes sans chez-soi en Région de Bruxelles-Capitale. Bruss’help.

Quilgars, D., & Pleace, N. (2016). Housing First and Social Integration : A Realistic Aim? Social Inclusion, 4(4), 5‑15.

Quittelier, B., & Horvat, N. (2019). Personnes sans-abri et mal logées en Région Bruxelles-Capitale. Brussels Studies. La revue scientifique pour les recherches sur Bruxelles / Het wetenschappelijk tijdschrift voor onderzoek over Brussel / The Journal of Research on Brussels.

Reeve, K. (2008). Homeless women in public spaces: Strategies of resistance. Housing Studies.

Striano, M. (2022). Mobile EU citizens experiencing homelessness in Brussels: Access to rights, employment, and healthcare. FEANTSA.

Van Gaens, S. (2024). Les profils des personnes sans-abri et sans titre de séjour. Bruss’help.

Afbeelding: Kristof Vadino