Maak armoede illegaal: Pleidooi voor wereldwijde sociale rechtvaardigheid

Auteur: Francine Mestrum

Recent schreef ik het boek Maak armoede illegaal!. Geen boek over arme mensen, maar over armoede, een pijnlijke realiteit voor velen onder ons. Tegelijk is het ook een thema dat politiek zowel gebruikt als misbruikt wordt voor andere doeleinden dan armenhulp. Is armoede dan geen consensusthema? Niemand die tegen hulp aan arme mensen kan zijn, ondanks de vaak grote ideologische tegenstellingen, toch?

Maak armoede illegaal! brengt orde in die verwarrende werkelijkheid. Het wil een aanzet zijn om grondig na te denken over een thema dat we denken te kennen. Het legt uit wat de plaats van armoede in de politieke en maatschappelijke orde is – niet alleen in Europa maar ook mondiaal –, hoe het thema wordt gebruikt om armoedebestrijding te omzeilen en hoe armoede, dag na dag, zelfs bewust wordt gecreëerd.

Onze hedendaagse wereld is een armoedefabriek. Als we in de sterk veranderende mondiale samenleving de oprukkende verrechtsing en militarisering geen kans willen bieden, moeten we terug naar de waarden van democratie, sociale rechtvaardigheid en solidariteit. Die werden na de Tweede Wereldoorlog wereldwijd hoog in het vaandel gedragen, maar staan vandaag onder druk. Armoedebestrijding volstaat in dat geval niet, ook rijkdom en ongelijkheid moeten aangepakt worden.

In de rijke wereld van vandaag heeft armoede geen enkel bestaansrecht. Maak armoede illegaal, sluit de armoedefabriek!

Graag deel ik de inleiding van het boek op deze blog. Het boek is te verkrijgen bij Uitgeverij Houtekiet.

Een nieuwe wereldorde?

Bijna veertig jaar geleden viel de Muur van Berlijn. Twee jaar later viel ook de Sovjet-Unie uit elkaar. Voor velen waren deze gebeurtenissen het eind van de ‘korte twintigste eeuw’: van de Eerste Wereldoorlog met daarna het ontstaan van de Volkenbond en een Internationale Arbeidsorganisatie – geen vrede zonder sociale rechtvaardigheid! – tot 1989 en het einde van de Koude Oorlog. Even ontstond de illusie van een vreedzame, eengemaakte wereld zonder ideologische tegenstellingen.

Toch is er in de afgelopen veertig jaar niet zo bitter veel veranderd. Het neoliberalisme was al wereldwijd van toepassing, de mondialisering van de handel was al bezig. Zeker, het kapitalisme kon uitbreiden in Oost-Europa, de socialistische grootmacht was verdwenen. De enige grote verandering was de opkomst van China als nieuwe grootmacht.

Vandaag, 2025, staat er meer op het spel. Het Westers bondgenootschap staat op springen. Het neoliberalisme heeft duidelijk gefaald en vandaag lijkt het de democratie te zijn die op de schop moet. Einde van het multilateralisme. Einde van de mondialisering met de tarievenslag van VS-President Trump. Einde van onze verzorgingsstaten?

Er zijn stevige argumenten om te stellen dat de twintigste eeuw pas nu echt afloopt. Dat 1989 slechts het begin was van een transitieperiode naar een nieuwe wereldorde die nu in sneltreinvaart wordt gekneed.

Zijn we er klaar voor? Weten we precies wat voor wereld we willen? Zij we het eens met wat de groot- en kleinmachten aan het voorbereiden zijn?

Wat we allemaal willen, ongetwijfeld, is een wereld met vrede. Daarvoor is sociale rechtvaardigheid nodig. Dat is het thema van dit boek. Want de wereld die nu begint, staat er niet al te best voor.

Het gaat niet goed met de wereld

Het jongste VN-rapport over de sociale situatie in de wereld is verre van positief (United Nations, 2024). Armoede, ongelijkheid, ondervoeding en honger, conflicten, natuurrampen… er is weinig om vrolijk van te worden.

Wie denkt dat op woorden altijd daden volgen, heeft het mis. Sinds de val van de Berlijnse Muur, een belangrijk keerpunt in de wereldwijde geopolitieke verhoudingen, zijn er veel bijzonder hoopvolle teksten aangenomen in de V.N. Het begon met een indrukwekkende reeks topontmoetingen in de jaren negentig over mensenrechten, milieu, sociale ontwikkeling, vrouwen en huisvesting. In 1990 verklaarde de Wereldbank armoedebestrijding tot haar topprioriteit. In 2000 werden bij de V.N. de ‘Millenniumdoelstellingen’ aangenomen om extreme armoede tegen 2015 te halveren. In 2015 werden de ‘Duurzame Ontwikkelingsdoelen’ aangenomen, die opnieuw beloofden om armoede uit te roeien en te zorgen voor schoon water, gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen. Er werd afgesproken om zorg te dragen voor het milieu.

In 2024 werd een VN-top ‘over de toekomst’ gehouden, waar opnieuw plechtige beloften werden gedaan; in 2025 wordt een tweede top over sociale ontwikkeling georganiseerd.

Helaas werd er niet veel vooruitgang geboekt. Gevreesd wordt dat geen van de duurzame ontwikkelingsdoelen gehaald zal worden. Ook de Wereldbank spreekt van achteruitgang World Bank, 2024a). Daar zijn duidelijke redenen voor.

De COVID-19 crisis is ongetwijfeld de belangrijkste. Het was een periode van economische stagnatie, miljoenen doden en, eens te meer, bijzonder onrechtvaardige economische verhoudingen tussen Noord en Zuid. In alle rijke landen was er een overschot aan vaccins; in het Zuiden was er een tekort.

Er waren natuurrampen, opnieuw vooral in het Zuiden, in landen zonder verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering, veroorzaakt door de vervuilende industriële en consumptiepatronen van het Noorden.

Er zijn conflicten, vaak veroorzaakt door dezelfde klimaatproblemen, maar ook door veranderende geopolitieke verhoudingen en een race om natuurlijke hulpbronnen. Met de oorlog in Oekraïne is in Europa een nieuwe wapenwedloop begonnen.

De mondialisering van de wereldhandel, tot nu toe zo geprezen, werd plotseling in twijfel getrokken. Opkomende economieën, vooral China, werden gezien als onaanvaardbare concurrenten. Om de ‘nationale veiligheid’ te beschermen werden in de Verenigde Staten zware protectionistische tarieven ingevoerd.

Er ontstonden nieuwe allianties, zoals de BRICS (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika), met nieuwe en alternatieve financiële regels om te ontsnappen aan het monopolie van de US$.

Neoliberaal falen

Het zou een vergissing zijn om de erbarmelijke sociale situatie van het grootste deel van de wereldbevolking alleen toe te schrijven aan externe factoren.

De eerste en belangrijkste oorzaak is ongetwijfeld het falen van een neoliberaal model dat vanaf de jaren tachtig werd ingevoerd, eerst in Latijns-Amerika, dan in Afrika en uiteindelijk in de Europese Unie. Het is een model van begrotingsevenwicht, open grenzen voor goederen en kapitaal, deregulering van de arbeidsmarkt, privatisering van overheidsbedrijven en openbare diensten en, bovenal, hervorming van de Staat. De neoliberale Staat is niet langer verantwoordelijk voor het algemeen belang en voor sociale integratie, maar moet alles in het werk stellen om de markt goed te laten functioneren en het concurrentievermogen en de eigendomsrechten te beschermen.

In deze context werd de sociale bescherming afgebouwd en vervangen door armoedebestrijding, een beleid dat perfect verenigbaar is met het neoliberalisme. Publieke sociale verzekeringsmechanismen zijn dat niet. In het neoliberalisme moeten degenen die zich willen verzekeren tegen ziekte of arbeidsongevallen en de middelen hebben om dat te doen, zich tot de markt wenden. De overheid moet alleen voor de armen zorgen. Dat is de theorie.

Het zal niemand verbazen dat dit systeem niet werkte. Bij de Wereldbank werden systemen bedacht om landen ‘armoedeprogramma’s’ te laten aannemen waarvoor telkens de minister van Financiën de hoofdverantwoordelijke moest zijn.

Wie de documenten van de jaren negentig bekijkt, ziet al snel dat de mondiale instellingen in feite niet bezorgd waren om de armen, maar om de vervolmaking van hun neoliberale ‘Washington Consensus’. Toen de rampzalige sociale gevolgen van het beleid zichtbaar werden, werd het mondiale verhaal voltooid, eerst met ‘armoedebestrijding’, daarna met ‘sociale bescherming’ als risicobeheer, tenslotte met ‘universele sociale bescherming’ die allesbehalve universeel is, en met een strijd tegen ongelijkheid die alleen naar beneden kijkt en de rijken ongemoeid laat.

Het zijn de gevolgen van dit beleid die we vandaag ervaren. Wereldwijde armoede en groeiende ongelijkheid tussen en binnen landen. Met een planeet die op het kantelpunt staat van onomkeerbare klimaatschade. En met een werkelijk onvermijdelijk besluit dat het niet anders kon. Er was geen politieke wil om een ander, alternatief beleid te voeren, om mensenrechten te respecteren of om de obscene en perverse rijkdom eerlijk te verdelen. Armoedebestrijding was ook niet het juiste antwoord.

Wij hebben het goed

Bij de Franse parlementsverkiezingen van 2024 was de participatie van de burgers ongewoon hoog. 67 % van de kiezers vond het nuttig een stem te laten horen. Er stond dan ook veel op het spel. Kon de uiterst-rechtse partij van Marine Le Pen een meerderheid halen in het Parlement? Zowel wie voor als wie tegen was ging stemmen. Het Rassemblement National werd gedegradeerd tot derde grootste partij en het linkse Nouveau Front Populaire werd de grootste.

Het cijfer van de participatiegraad is een gemiddelde. Veelal worden de cijfers van een verkiezing ontleed aan de hand van geografische kaarten en men komt dan tot het besluit dat er een kloof tussen stad en platteland is ontstaan. Steden zouden progressiever zijn dan de kleine dorpen waar nog nauwelijks iets over blijft aan openbare diensten en waar veranderingen minder makkelijk worden aanvaard. Dat klopt beslist.

Er is ook een andere analyse mogelijk, door te gaan kijken naar de verschillende stembureaus. Julia Cagé en Thomas Piketty (2023) deden het en ze spreken nu van ‘geosociale klassen’. Ze besluiten dat het kiesgedrag afhangt van de woonplaats én de sociale klasse. Ander onderzoek bevestigt dit (Bouba-Olga, & Grimault, 2024).

Bij de Parlementsverkiezingen lag de participatie in de rijkste stembureaus niet op 67 maar op 76 %, in de armste slechts op 49 %. Arme mensen, zo kan hier worden uit afgeleid, zijn minder geïnteresseerd in politiek en democratie. Ze willen eerst brood op de plank.

In West-Europa hebben mensen ogenschijnlijk best een goed leven. Maar de wereld verandert, vaak heel snel, en velen voelen zich bedreigd. Door het slechte nieuws over de klimaatverandering, door de migranten in de buurt, door de oorlogen aan onze grenzen en in het Zuiden.

Er zijn ook dagelijkse kleine en grote problemen. De bushalte verdwijnt, de geldautomaat doet het niet meer, het postkantoor gaat dicht en de kruidenier gaat met pensioen. Dat zijn allemaal erg uiteenlopende zaken die niet aan één enkele oorzaak liggen, maar samen wel tot ongemak en ontevredenheid leiden. Veel mensen zeggen dan ‘foert’. De koopkracht daalt, op televisie hoor je iets over ‘inflatie’, over oude auto’s waar je de stad niet meer mee in kan, over besparingen die ‘Europa’ oplegt.

Veel mensen gaan in het stemhokje dan onbewust kiezen voor oplossingen die het allemaal nog erger kunnen maken. Ze voelen zich machteloos en zoeken bescherming. Het is een wereldwijd gegeven van alle tijden. In onze tijd is het de overheid, de Staat, die voor die bescherming zou moeten zorgen.

Ze kan dat grosso modo op slechts twee manieren doen. Met een breed beleid van economische en sociale rechten, met openbare diensten, met een klimaatbeleid dat vertrekt van wie het minder goed heeft, met eerlijke belastingen en herverdeling, met onderwijs en gezondheidszorg. Ze kan dat ook met ‘meer blauw op straat’, met het verdedigen van een sociale orde en repressie van al wie ze tracht te verstoren, met gesloten grenzen en militairen die daar op toe zien. Het is een fundamentele keuze waar meer en meer samenlevingen, wereldwijd, mee te maken hebben. Houden we vast aan de liberale waarden van vrijheid en gelijkheid, of kiezen we voor meer identiteit en soevereiniteit, voor het welzijn van het eigen volk? Op het spel staan democratie en mensenrechten.

Het belang van sociale rechtvaardigheid

Het spreekt voor zich dat de bestaanszekerheid en de welvaart van de bevolking bepalend zijn voor de gemaakte keuze. Daklozen en bedelaars op straat helpen niet om mensen gerust te stellen. Lange wachtlijsten voor sociale woningen of voor gehandicaptenzorg evenmin. Een degelijk armoedebeleid dat resultaten kan voorleggen wel. Het idee dat mensen er op vooruit kunnen gaan, materieel zowel als in termen van welzijn, is van het allergrootste belang. Het idee van in een rechtvaardige samenleving te vertoeven, waar ieder bijdraagt naar vermogen en krijgt in functie van behoeften, is primordiaal.

In heel wat landen is dat precies waar het fout loopt. Dat er in Afrika nog steeds landen zijn waar 60 % of zelfs 80 % van de bevolking extreem arm is en de armoede blijft groeien, dat wereldwijd 3,5 miljard mensen arm zijn met een inkomen van minder dan 6,85 US$ per dag (World Bank, 2024b), dat de ongelijkheid schrikbarende proporties aanneemt met, volgens Oxfam (2019), 26 mensen die even rijk zijn als de bijna 4 miljard armste mensen ter wereld samen, dat het vermogen van de rijksten met 2,5 miljard US$ per dag is toegenomen in 2023 (Oxfam, 2023), dat er in de rijke en machtige V.S. 771 duizend daklozen zijn (The U.S. Department of Housing and Urban Development, 2024), dat in een rijk land als België waar de ongelijkheid tot de laagste ter wereld behoort, toch 18,6 % van de bevolking een risico op armoede of sociale uitsluiting loopt (Statbel, 2024), terwijl er Belgische miljardairs1 in de top duizend zijn te vinden. En dat van elke US$ inkomen uit belastingen nauwelijks 8 cent komt van een belasting op vermogen (Oxfam, 2024).

Het zijn die scheef getrokken verhoudingen die ons moeten aanzetten tot meer denkwerk. Hoe kom je tot een rechtvaardiger wereld? Een rechtvaardiger land? Is het voldoende om de armoede te bestrijden? Hoe kan je best die ‘hogere’ waarden van democratie en mensenrechten verdedigen? En de vrijheid en de emancipatie van iedereen bevorderen?

Dit zijn de vragen die dit boek wil beantwoorden door in eerste instantie ‘armoede’ zelf en het armoedebeleid onder de loep te nemen.

‘Armoede’ is vaak het eerste antwoord waaraan wordt gedacht om het onrechtvaardigheidsgevoel weg te werken. We gaan de armoede bestrijden, zeggen ook de grote mondiale financiële instellingen, hopend om de vele kritiek die ze krijgen toch van zich af te schudden.

Noch mondiaal, noch Europees zien we de armoedecijfers ernstig dalen. Volgens de Wereldbank is er zelfs weer een omgekeerde beweging bezig en wordt de kloof tussen rijk en arm weer groter. Hoe komt dat?

Ruim dertig jaar al doe ik onderzoek naar armoede. Het betekent, in mijn geval, dat ik de internationale narratieven bestudeer, zie hoe armoede daar plots in verschenen is en weer uit verdwijnt, zie hoe ‘armoede’ onderzocht wordt en hoe de strijd er tegen al dan niet georganiseerd wordt, zie hoe ‘ontwikkelingssamenwerking’ er door beïnvloed wordt. Zie hoe tegelijk de sociale zekerheid wordt afgebouwd. Het is in hoofdzaak een verhaal van permanente verbazing, van ongeloof en van verontwaardiging.

De stelling die ik in dit boek wil uitwerken is daarom dit: armoede is een bijzonder pijnlijke realiteit voor veel te veel mensen, maar armoede is ook een thema dat wordt gebruikt en misbruikt om andere dingen mee te doen dan wat wordt verwacht. Er is in de meeste gevallen geen enkele politieke wil aanwezig om de armoede echt uit te roeien, ook al wordt voortdurend gezegd dat armoedebestrijding prioritair is. Integendeel, armoede wordt dag na dag aangemaakt en wie eventjes boven de armoedegrens uitkomt valt er korte tijd later vaak onverbiddelijk weer onder. Bovendien is armoede niet eens het grootste probleem, wel zijn dat de grote vermogens en de ongelijkheid. Vandaar dat de oplossing moet bestaan uit een beleid van wat vroeger ‘ontwikkeling’ heette en van sociale rechtvaardigheid. Armoede moet illegaal worden verklaard. De armoedefabriek moet dicht.

Is armoedebestrijding een goede doelstelling?

De vraag kan verbazen, maar hoe ik ertoe gekomen ben is een lang verhaal dat ik in het eerste hoofdstuk van dit boek kort samenvat. In 1990 pakte de Wereldbank uit met een nieuwe slogan: ‘We have a dream. A world without poverty’ – We hebben een droom. Een wereld zonder armoede. Dat klonk geweldig goed, zeker voor een financiële instelling die toen vooral bekend stond om het strenge soberheidsbeleid dat ze, samen met het Internationaal Muntfonds (IMF), oplegde aan arme landen.

Op hetzelfde ogenblik, 1990, pakte het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, UNDP, ook uit met een rapport over ‘menselijke ontwikkeling’. Ook dat zag er geweldig positief uit, omdat de instelling aantoonde dat economische groei lang niet genoeg was. Er hoorde een sociaal beleid bij dat mensen inderdaad tot een hogere levensstandaard kon brengen.

Een grondige analyse van al die documenten deed me echter snel tot een ander besluit komen. Want de Wereldbank had geen statistieken over armoede, het strenge soberheidsbeleid veranderde niet en van sociaal beleid was niet echt sprake. Integendeel, voortdurend werd gezegd dat sociale zekerheid niets was voor arme landen en enkel de ‘bevoorrechte’ ambtenaren of militairen ten goede kwam. Vandaar het besluit dat het voorgestelde armoedebeleid een sterke onvoldoende kreeg, want volkomen verenigbaar was met de neoliberale politiek die toen werd bepleit.

Met het etiket van ‘armoedebestrijding’ werden ingewikkelde procedures en mechanismen uitgewerkt om arme landen verder in het neoliberale keurslijf te dwingen. In de Europese Unie werden de oude armoedeprogramma’s afgeschaft wegens een gebrek aan bevoegdheden. Er werden vanaf 2000 wel nieuwe armoededoelstellingen opgenomen in een aantal programma’s, maar echte bevoegdheden zijn er nog steeds niet. De doelstellingen worden ook niet gehaald. Wel heeft er zich een grondige betekenisverschuiving afgespeeld waardoor sociale bescherming iets anders wordt dan wat we vroeger bedoelden en nu in dienst staat van de economie. Armoede wordt daardoor een ethisch probleem in plaats van een klassenprobleem.

Ondanks alle plechtige beloften zijn de armoedecijfers niet echt aan het dalen, op geen enkel niveau. Er zijn veel verschillende manieren waarop je de armoedebestrijding kan omzeilen, en vaak heeft dat te maken met het ontbreken van bevoegdheden om iets aan het inkomenstekort van arme mensen te doen. Dat wordt uiteengezet in hoofdstuk twee, waar ook gekeken wordt naar de theoretische grondslag van mijn stellingen. Er heeft zich aan het eind van vorige eeuw een hele verschuiving voorgedaan van de visie op armoede die in West-Europese landen zoals België, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk, net zoals in veel landen van Latijns Amerika wel degelijk bestudeerd en bestreden werd. Bovendien gaat men binnen de categorie van de armen aparte ‘erge’ vormen van armoede benadrukken, zoals de ‘feminisering’ van de armoede, of de ‘kinderarmoede’. Arme mensen worden meer en meer in een aparte categorie gedwongen waar ze niet meer uit kunnen. Daarbinnen gaat men dan op zoek naar ‘de armsten onder de armen’. Mocht dit gepaard gaan met een breed sociaal beleid dat ook alle andere mensen niet vergeet, was er geen enkel probleem.

Bovendien gaat het onderzoek naar armoede meer en meer over allerhande ‘multidimensionele’ aspecten ervan. Dat is bijzonder interessant om het fenomeen beter te begrijpen en te zien wat er in een samenleving aan de hand is. Het is echter minder nuttig als men de armoede echt wil bestrijden, want, hoe men het ook draait of keert, in elke markteconomie – waar men geld nodig heeft om goederen en diensten te kopen – is armoede in eerste instantie een inkomenstekort. Dat leg ik uit in hoofdstuk drie. Het is een delicaat thema dat altijd op verzet stuit, maar de argumenten zijn keihard. Het betekent echter niet dat dit inkomenstekort enkel met uitkeringen of met een loon kan opgelost worden, wel dat een voldoende inkomen altijd het eerste en laatste doel moet zijn van elke armoedebestrijding die die naam waardig is. Mensen moeten hun autonomie en hun waardigheid kunnen terug winnen en dat kan enkel met zelfredzaamheid gekoppeld aan solidariteit.

Armoedebestrijding alleen kan trouwens nooit voldoende zijn om tot een rechtvaardige wereld te komen. Daarvoor is de ongelijkheid veel te groot, op veel verschillende manieren. Het is die ongelijkheid die mensen brandmerkt, hen minderwaardig doet voelen en hen tekent voor het leven. Juist op dit punt ontstaat de verwarring, omdat de ‘kwetsuren binnenin’ zoals ze genoemd worden, inderdaad wel zeer reëel zijn, maar toch iets anders dan het dagelijks geldtekort dat mensen de grond onder de voeten doet verliezen. Die trauma’s, die ook veel andere mensen op andere vlakken kunnen ervaren, zijn geen monopolie van de armen. Ze moeten dus apart behandeld worden en zijn géén aparte armoededimensie, zo stel ik in hoofdstuk vier.

Hoofdstuk vijf gaat over een zeer nobele activiteit, filantropie. Goed bedoeld, in de grote meerderheid van de gevallen, maar tegelijk zeer problematisch. Het is de sector waarin het erg duidelijk wordt dat armoedebestrijding zo veel andere doelstellingen van niet-arme mensen dient. Beslist niet alles kan over één kam worden gescheerd, maar dat het precies de superrijke mensen zijn die nauwelijks belastingen betalen, uitpakken met hun gulle geven, is meer dan wraakroepend. De grote filantropen van deze tijd zijn machtige mensen die ook de democratie in gevaar brengen.

Doen gewone mensen dan niets voor de armen? Natuurlijk wel, en het is hier nog minder dan bij de rijke filantropen dat kritiek echt op zijn plaats is. De goede bedoelingen ontbreken nooit. Toch moet men vaststellen dat men maar zelden meer dan enkele kruimels geeft, wat afgedankte kleren of schoenen, zelden een nieuwe warme jas of ondergoed. We geven wat we zelf niet langer nodig hebben. Bovendien wordt die milde naastenliefde met beperkte middelen ruimschoots teniet gedaan door wat de overheid bedenkt om arme mensen te straffen. Dat arme en laagopgeleide mensen minder lang leven is niet de schuld van de overheid, maar dat ze niet eens mogen samenwonen om huurgeld uit te sparen is dat wel. Alles wat arme mensen kunnen bedenken om het moeilijke bestaan toch draaglijker te maken is illegaal of bijna. Van prostitutie tot winkeldiefstal en drugs dealen. Het wordt behandeld in hoofdstuk zes.

Hoofdstuk zeven gaat over de christelijke naastenliefde en de moderniteit. Bevrijdingstheologen verdienen een aparte plaats in het denken over geloof en verzet, maar is dat terecht? Het klopt dat velen, onder meer in de revolutionaire strijd in Latijns Amerika, hun leven hebben gegeven. Ze streden met en voor de armen, tégen de onderdrukking. Maar wat dan met moeder Theresa, die toch ook veel deed voor de armen? Wat is de rol van het geloof? Van een gevoel voor rechtvaardigheid en emancipatie? Hoe verhoudt armoedebestrijding zich tot de moderniteit en het de-koloniale denken die vandaag hoogtij vieren? Het is geen makkelijk onderwerp en de antwoorden zijn daarom ook minder uitgesproken dan in andere hoofdstukken.

Hoe moeten arme mensen hun stem laten horen? Moeten ze ook actie voeren? Moeten ze een revolutie ontketenen om oplossingen te krijgen? Het zijn vragen die door heel de geschiedenis werden gesteld en waarop eveneens weinig pertinente antwoorden komen. Hoe komt het dat de eisen van de landbouwers bijvoorbeeld zo snel ingewilligd werden vorig jaar? Is het verstoren van de openbare orde een voorwaarde om gehoord te worden? Wat doen de middenveldorganisaties? Kunnen ze de agenda bepalen of zijn ze afhankelijk van de regeringen en de grote mondiale instellingen? Hoofdstuk acht geeft enkele antwoorden.

Hoofdstuk negen tenslotte legt uit waarom niet armoede maar wel de grote vermogens en de ongelijkheid het probleem zijn. Het zijn thema’s die vandaag de internationale agenda hebben bereikt, maar nog steeds niet echt worden aangepakt. Een ‘rijkentaks’ of een ‘financiële transactietaks’ worden nu ook in de hoogste kringen bij de VN besproken maar het zal wellicht nog even duren voor ze echt worden aanvaard. Stap voor stap worden ze wel bespreekbaar en blijken ze onvermijdelijk te worden. Het is een lange weg, maar een juiste weg voor meer rechtvaardigheid.

Hoofdstuk tien gaat over de oplossingen. Armoedebestrijding is uiteraard noodzakelijk, maar herverdelen en belastingen heffen kunnen nooit genoeg zijn. Een brede verzorgingsstaat met sterke vakbonden zijn van essentieel belang. Ook in België staan hervormingen op de agenda en het is geen makkelijke opdracht want er zijn veel tegengestelde belangen plus ‘verworven rechten’. Maar het is juist door de afbouw van de sociale zekerheid dat armoede dag na dag gecreëerd wordt. Toch moet het mogelijk zijn om oplossingen te bedenken waar iedereen beter van wordt. Bij het opsommen van die mogelijkheden kom je eigenlijk uit bij wat vroeger ‘ontwikkeling’ heette. Dat is een sociaal beleid, zeer zeker, maar eerst en vooral een economisch beleid dat zorgt voor werkgelegenheid met correcte lonen, met openbare diensten, met infrastructuur, met een overheid die kan samenwerken met de particuliere sector om investeringen te financieren en te laten opbrengen. Op lokaal vlak gaat het om een sociale en solidaire economie die mensen kan laten voorzien in hun behoeften. Er is geen ‘het volstaat om…’, integendeel, het zijn telkens uiteenlopende en goed uitgekiende processen, met vallen en opstaan, met resultaten die kunnen meevallen of tegen vallen. Maar het kan. Hoop en optimisme zijn niet uit den boze, integendeel.

Referenties

Bouba-Olga, O., & Grimault, V. (2024). Ce qui explique vraiment les différences de vote RN entre les villes et les campagnes, Alternatives Economiques, 5 juillet.

Cagé, J., & Piketty, T. (2023). Une histoire du Conflit politique. Elections et inégalités sociales en France, 1789-2022. Seuil.

Oxfam (2022). Inequality Kills The unparalleled action needed to combat unprecedented inequality in the wake of COVID-19. Oxfam International.

Oxfam (2024). Less than 8 cents in every dollar of tax revenue collected in G20 countries comes from taxes on wealth, says Oxfam, geraadpleegd via https://www.oxfam.org/en/press-releases/less-8-cents-every-dollar-tax-revenue-collected-g20-countries-comes-taxes-wealth

Statbel (2024). Meer dan 2,1 miljoen Belgen lopen risico op armoede of sociale uitsluiting, geraadpleegd via https://statbel.fgov.be/nl/nieuws/meer-dan-21-miljoen-belgen-lopen-risico-op-armoede-sociale-uitsluiting

The U.S. Department of Housing and Urban Development (2024). The 2024 Annual Homelessness Assessment Report (AHAR) to Congress. Part 1: point-in-time estimates of homelessness december 2024. The U.S. Department of Housing and Urban Development.

United Nations (2024). World Social Report 2024. Social Development in Times of Converging Crises: A Call for Global Action. United Nations.

World Bank (2024a). The Great Reversal. Prospects, Risks, and Policies in International Development Association (IDA) Countries. World Bank.

World Bank (2024b). Poverty, Prosperity, and Planet Report 2024: Pathways Out of the Polycrisis. World Bank

  1. https://www.forbes.com/billionaires/ ↩︎