De Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI), opgericht om inbreuken tegen wetenschappelijke integriteit te onderzoeken, speelt vandaag ook een belangrijke ondersteunende rol. “We tonen niet de enige juiste weg, maar reiken tools aan om die weg zelf uit te stippelen”, zegt Marianne De Voecht, secretaris van de CWI. In een nieuwe podcastreeks van de VLIR delen onderzoekers hun ervaringen rond het thema.
De CWI werd in het leven geroepen in 2010, destijds vooral voor de opvolging van concrete inbreuken op de wetenschappelijke integriteit”, vertelt Marianne, experte wetenschappelijke integriteit van de Research Affairs Office van het Departement Onderzoek, Innovatie & Valorisatie Antwerpen (RIVA). Ze schat het jaarlijkse aantal meldingen van mogelijke fraude op een drietal. Dat zijn er niet veel, maar nog altijd drie te veel.
“Wetenschappelijke integriteit houdt in dat het onderzoek in kwestie beantwoordt aan de ethische principes en professionele standaarden van vandaag”, legt Marianne uit. “Het is ontzettend belangrijk dat we daar met z’n allen over waken. Als er twijfel is over de geloofwaardigheid van wetenschappelijk onderzoek, knaagt dat immers aan het vertrouwen van andere academici én de hele maatschappij. Vandaar het belang van de CWI en ons beleid rond wetenschappelijke integriteit.”
De top drie van de inbreuken zijn plagiaat, het zelf aanmaken van onderzoeksdata of het vervalsen van die data. “Maar er is ook een grijze zone, bijvoorbeeld een selectieve weergave van resultaten. Zoiets gebeurt misschien onbewust, maar het tast evenzeer de waarheidsgetrouwheid van het onderzoek aan”, zegt Marianne.
Een procedure kan lang duren en is psychologisch belastend voor de betrokken onderzoekers. Daarom hebben we sinds kort een vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit bij wie zowel de melder als de betrokkene terecht kan voor een gesprek.”
– Marianne De Voecht
Meldpunt
Als iemand een inbreuk vermoedt, kan hij of zij die aankaarten bij het meldpunt voor wetenschappelijke integriteit. Die functie wordt waargenomen door professor Willem Lemmens van het Departement Wijsbegeerte. Marianne: “In eerste instantie probeert hij te bemiddelen. Als dat niet lukt, onderzoeken we de klacht door bijkomende documenten als bewijslast op te vragen en met de melder in gesprek te gaan. Ook de betrokkene waartegen de melding wordt neergelegd, mag uiteraard zijn verhaal doen.”
In de praktijk kan zo’n procedure lang duren, soms wel maanden. Vooral voor de betrokken onderzoekers kan dat psychologisch belastend zijn, weet Marianne. “Ze komen meestal uit de lucht gevallen en moeten zich verantwoorden voor een voltallige commissie. Daarom hebben we sinds kort een vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit bij wie zowel de melder als de betrokkene terechtkan voor een gesprek.”
Als de procedure is afgerond, maakt de CWI haar advies over aan het universiteitsbestuur. Het is dan aan de rector om te beslissen welk gevolg hij aan de zaak geeft. “Indien mogelijk doen we als commissie ook aanbevelingen voor een betere omkadering of begeleiding, om te voorkomen dat er opnieuw zo’n fout gebeurt. Wetenschappelijke integriteit is immers niet alleen de verantwoordelijkheid van de individuele onderzoeker, maar van de hele universiteit.”
Minder bestraffen, meer preventie
Met de jaren namen preventie en dialoog de overhand op het opsporen en bestraffen van fouten. “We zien onze werking nu vooral als een positief verhaal, waarbij we in de eerste plaats good practices promoten. Het liefst van al zouden we op termijn als commissie overbodig worden”, aldus Marianne.
Concreet werden er binnen RIVA verschillende richtlijnen uitgewerkt. Een voorbeeld daarvan is het document rond auteurschap. Marianne: “Het gaat dan bijvoorbeeld over het al dan niet vermelden van auteurs in een publicatie en in welke volgorde. We merkten dat onderzoekers wel proberen om zich aan de internationale richtlijnen te houden, maar dat ze geen eenduidig document hebben om naar te verwijzen.” Daarom werd een set institutionele richtlijnen rond auteurschap uitgewerkt. “Vergelijk het met een huwelijkscontract”, lacht Marianne. “In het beste geval heb je het niet nodig, maar mochten er problemen opduiken, dan heb je iets om op terug te vallen.” Intussen is er een gelijkaardig document voor het gebruik van AI in wetenschappelijk onderzoek.
“We zien onze werking nu vooral als een positief verhaal, waarbij we in de eerste plaats good practices promoten. Het liefst van al zouden we op termijn als commissie overbodig worden”
– Marianne De Voecht
Mind The GAP
Daarnaast kunnen onderzoekers gebruik maken van de online trainingstool ‘Mind The GAP’ op Blackboard, waarbij GAP staat voor Good Academic Practices. Het gaat om een gezamenlijk initiatief van alle Vlaamse universiteiten (VLIR). Via een online cursuspakket leren jonge onderzoekers waarop ze moeten letten tijdens de diverse fases van de research, van het proefopzet en het beheer van onderzoeksdata tot wetenschappelijke communicatie en peer review.
Marianne: “Startende doctorandi zijn verplicht de cursus te volgen: zij zijn immers de promotoren van de toekomst. Maar de module is toegankelijk voor alle studenten en medewerkers en bevat ook interessante onderdelen voor ervaren onderzoekers. Eén module is bijvoorbeeld gewijd aan supervisie van onderzoek.”
Podcastreeks
Dé uitdaging blijft om onderzoekers voor al die richtlijnen en tools warm te maken. Te vaak worden ze immers nog weggezet als administratieve last. Om Mind The GAP onder de aandacht te brengen maakte de VLIR een zesdelige podcastreeks. Daarin staat het menselijke verhaal achter wetenschappelijke integriteit centraal. Onderzoekers en beleidsmedewerkers van alle Vlaamse universiteiten vertellen over hun ervaringen. Welke lessen hebben zij geleerd? Welke hordes zijn ze zoal tegengekomen?
Na een algemene introductie komen vijf thema’s aan bod: Generative AI, research data management, auteurschap, correcties en retracties en de mentale uitdagingen waarmee onderzoekers te maken krijgen. “De experten doen er vrijuit hun verhaal. Ze geven onder meer de boodschap mee dat twijfelen heel normaal is, voor elke onderzoeker. Via de show notes verwijzen we naar concrete richtlijnen en bijkomende informatie”, zegt Marianne, die als beleidsmedewerker mee haar schouders zette onder het initiatief.
Vanuit onze universiteit komen professor Walter Daelemans van het Departement Taalkunde en professor Charlotte De Backer van het Departement Communicatiewetenschappen aan bod, in de afleveringen over respectievelijk AI en de menselijke impact van onderzoek. “Dat laatste is een erg persoonlijk verhaal geworden. Over het licht zien uitgaan en jezelf weer oprapen, en over tijd mogen nemen voor je onderzoek”, vertelt Marianne. Ze hoopt dat de podcastreeks de reflectie rond wetenschappelijke integriteit mee kan aanwakkeren. “Het is niet aan ons om onderzoekers de enige juiste weg te tonen, wel om tools aan te reiken waarmee ze zelf de juiste weg kunnen uitstippelen”, besluit ze.