Onze ruimtelijke planning is een echte tragedie, dat zien we allemaal. Toch zijn er te weinig stedenbouwkundigen om hier iets aan te doen. Gemeentes, provincies, ontwerpbureaus, allemaal komen ze handen en hoofden tekort om de puzzel van de toekomst te leggen, en ruimte voor natuur te behouden. Nochtans blijken veel studenten de studie wel interessant te vinden wanneer je ze een tipje van de sluier licht. Jeroen Nelissen, een student Stedenbouw, licht dat tipje hier voor jullie op, en dan wel onder de vorm van een sprookje. Dat van Prins Bouwshift.
Het Gewestplan als seniele koning
Het verhaal van Prins Bouwshift begint in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen de machtige Koning Gewestplan elk lapje grond een functie gaf. Dat een koning dit zo specifiek deed, is ondenkbaar voor de omliggende koninkrijken. Sterker nog, de functies die het Gewestplan destijds toebedeelde, zijn momenteel nog steeds voor ongeveer tachtig procent van het grondgebied geldig. Hoewel koning Gewestplan dus nog steeds erg invloedrijk is, is zijn visie zwaar verouderd. Nochtans was de oude koning ooit een vooruitstrevend man. Het Gewestplan beschermde de belangrijkste groene gebieden door ze een haast onbetwistbare plaats te geven in zijn plannen. Toch maakte hij ook grote fouten: doordat er voorspeld werd dat de bevolking enorm zou stijgen, tekende hij wel twintig procent van het grondgebied in als woongebied, terwijl op dat moment nog maar negen procent was volgebouwd. Die overschot aan woongebied zorgde ervoor dat de inwoners in vijftig jaar tijd enorm veel breder gingen wonen. Terwijl in die periode de bevolking nauwelijks steeg, verdubbelde de hoeveelheid bebouwde ruimte.
De Grootgrondbezitters als adellieden
Het koninkrijk wordt dus in snel tempo volgegoten met beton en de seniele koning staat machteloos omdat hij grote groepen grondbezitters ooit heeft beloofd dat hun land veel munten waard is. De belangrijksten onder deze groep grondbezitters behoren tot de adel. Deze gebruiken hun macht en invloed om de waarde van hun land te behouden. Dit gaat des te beter omdat de oude Koning Gewestplan al jaren niet meer goed uit zijn woorden komt. Zijn oorspronkelijke bedoelingen worden wel eens vaker verdraaid, dit met name door de Regenten, die het sinds de jaren 80 van hem overnemen in het dagelijks bestuur. Deze regenten werden om de paar jaar verkozen door het volk, dus waren ze bang om beslissingen te nemen die pas op lange termijn vruchten zouden afwerpen. Bovendien brengt de adel aantrekken extra geld in het laatje en dus ging het beton storten door.
De Betonstop en de Bouwshift als jonge prinsen
De Raad der Wijzen zag al jaren met lede ogen toe hoe het land werd volgebouwd en dus voedden ze de jonge Prins Betonstop op met hun inzichten. De jonge prins groeide op tot een ambitieuze, enthousiaste wereldverbeteraar, maar dat zag de adel niet graag gebeuren. Ze mobiliseerden hun troepen en nog voor de prins tot koning werd gekroond, pleegden ze een staatsgreep. Prins Betonstop stierf een tragische dood en zijn kleine broer werd de troonopvolger. Prins Bouwshift was een stuk gematigder, mede doordat hij zijn hele opvoeding les had gekregen van de huidige regent: Zuhal Demir.
Zuhal Demir als sluwe regent
Onder de naam van de jonge Prins Bouwshift probeert Regent Demir tot op heden haar macht en die van de adellieden door te drukken. Met haar nieuwste reeks maatregelen, het Instrumentendecreet, probeert ze het volk en de Raad der Wijzen te overtuigen dat ze een rem gaat zetten op de inname van de open ruimte en hijst ze Prins Bouwshift op het schild als nationale held. De Raad der Wijzen is echter sceptisch. Er staan namelijk een aantal zeer sluwe regeltjes in dat nieuwe Instrumentendecreet, dat verdacht goed uitkomt voor de adel. Zo staat er, dat als je een stuk land in bouwzone wil omtoveren tot natuurgebied, je daar de eigenaar geld voor moet geven, omdat de grond zo minder waard wordt. Dat is logisch, en dat was dan ook al een maatregel onder Koning Gewestplan, maar waar dat bedrag vroeger tachtig procent van de geïndexeerde oorspronkelijke waarde bedroeg, wil Demir dit wel honderd procent van de huidige waarde maken. Dit gaat in de praktijk over bedragen van tot wel twintig keer zo groot. Deze enorme stapels munten dienen bovendien niet meer door het paleis betaald te worden, maar door de dorpen en steden zelf. Er komt weliswaar een fonds vanuit het paleis dat de pijn voor de dorpen en steden zal verzachten, maar dit volstaat totaal niet.
Het volk als grote verliezer
Dit zal ervoor zorgen dat geen enkel dorp of stad het nog ooit in z’n hoofd zal halen om woongebied om te zetten naar natuurgebied, ook al hebben we meer dan genoeg woongebied. Wanneer ze dat wel doen, komen er miljarden munten terecht in de -nu al goed gevulde- schatkamers van de adel. Zij maken maar twee procent uit van het volk, terwijl die andere achtennegentig er onrechtstreeks voor moet betalen via de belastingen.
De Raad der Wijzen is hierover niet te spreken, net zoals de dorpen en steden zelf, en zal daarom blijven strijden. Met hun vorige open brieven aan het volk zorgden ze er al voor dat de stemming voor deze maatregel werd uitgesteld, maar de strijd is nog niet gestreden.
Wordt vervolgd…
Door Jeroen Nelissen