Productontwikkeling

Studenten productontwikkeling (PO) doen graag wetenschappen en willen met die wetenschappen creatief aan de slag. Ze leven met open blik, hebben veel interesses, denken probleemoplossend en zijn nieuwsgierig. Ze proberen graag nieuwe dingen uit en eigenlijk schuilt er in hen een wereldverbeteraar.

Door dit uitgesproken profiel is er een grote samenhorigheid onder studenten PO.

De ideale vooropleiding bestaat niet. Iedereen komt bij ons binnen met sterktes en zwaktes. Dit komt door de drie wetenschappelijke disciplines die ongeveer evenwaardig aan bod komen in de opleiding. Elke student zal moeten bijbenen op bepaalde vlakken. Vooropleidingen die statistisch gezien het meeste kan op slagen hebben zijn: wetenschappen-wiskunde, latijn-wetenschappen, latijn-wiskunde, industriële wetenschappen, elektromechanica. Maar ook studenten uit industriële kunsten (KSO) zien we dat het goed doen. En natuurlijk zijn er ieder jaar heel wat studenten uit andere richtingen die goede resultaten halen. Motivatie is ook heel bepalend.

Toepassingen uit de wiskunde, fysica, statistiek en economie vormen een belangrijk onderdeel van je studieprogramma. Bijna alle theorievakken zijn toegepast en dus ondersteunend aan het ontwerpen. Tijdens de 1ste bachelor krijg je nog algemene vakken: wiskunde, economie, fysica. Maar deze dienen uiteindelijk ook als ondersteuning voor hogere jaren.

Of je productontwikkeling zal studeren staat of valt niet alleen met je voorkennis wiskunde. Hoewel het niet makkelijk zal worden met drie uur in je vooropleiding. Drie uur betekent per definitie: bijbenen (bijspijkercursus in september en monitoraten). Op basis van de cijfers slaagt ongeveer 1 op 10 studenten met drie uur wiskunde in het middelbaar. Vier uur wiskunde lijkt al een betere basis te geven. Maar hierbij hangt ook veel af van de school en de leerkracht die leerlingen hadden in het middelbaar onderwijs. Wiskunde is en blijft een opleidingsonderdeel van maar 3 studiepunten, het is geen hoofdvak. Het gaat vaak meer over het abstract kunnen denken dan over feitelijke wiskundige kennis. Studenten ‘buizen’ niet enkel voor wiskunden. Wanneer studenten onvoldoendes halen, zien we dit meer in clusters van vakken: wiskunde – fysica – economie – bedrijfseconomie en CAD.

Conclusie: dit blijft een erg individueel verhaal waar geen pasklaar antwoord op is. Motivatie, abstract denkvermogen, kunnen studeren en interessevelden gaan bepalender zijn dan het aantal uur wiskunde in het middelbaar. Wat zeker zo is, is dat als je later bv. een waspaal ontwerpt om de was te drogen in de tuin, je in staat moet zijn om de dikte van het aluminium te berekenen. Ook bij 6 beaufort mag deze niet breken.

Het aandeel praktijk vs. theorie is ongeveer 50/50 zowel in tijdsbesteding als in studiepunten. Al zijn er piekperiodes in praktijk, deze worden gecompenseerd door meer theoretische periodes (zeker met de examens – 17 weken in een semester, waarvan ‘4 blok’).

Productontwikkelaars communiceren door te tekenen en dat kun je leren. Tekenen wordt stap voor stap aangeleerd. Schetsen als productontwikkelaar vraagt exactheid en zelfzekerheid.