Dankzij het internet lees jij nu deze blogpost. We kunnen ons haast geen samenleving meer voorstellen zonder deze razendsnelle, globale uitwisseling van informatie. Ook voor de werking van instellingen als universiteiten is het belang van dit wereldwijde netwerk onmiskenbaar. Het maakt allerlei handelingen mogelijk: mailen, colleges streamen, onderzoeksdata delen, publicaties downloaden, enzovoort. Hierdoor kon de universiteit zelfs tijdens een pandemie blijven functioneren. Het web verbindt de internationale universitaire gemeenschap en laat toe om efficiënter en flexibeler te werken. Daarbij zouden we haast vergeten dat dit een relatief recente uitvinding is. Op 29 oktober 1969 zag de eerste vorm van het internet het levenslicht in de Verenigde Staten. Toen stuurde een computer in de University of California, Los Angeles (UCLA) een eerste bericht naar een computer in Stanford University via het Advanced Research Projects Agency Network (ARPANET). Het systeem zou zich in de volgende periode exponentieel uitbreiden en vanaf 1974 werden er andere netwerken aan toegevoegd.
Aan het einde van de jaren 1970 deed de voorloper van het internet zijn intrede in het Antwerpse universiteitswezen, dat toen bestond uit drie instellingen: het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA), de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius (UFSIA) en de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA). Universiteiten behoorden namelijk tot de eerste gebruikers van dit innovatieve medium. Weliswaar bestonden voordien andere communicatiemiddelen, zoals de telex, en computers om grote hoeveelheden informatie snel te verwerken. Het Rekencentrum van de UFSIA beschikte sinds 1970 bijvoorbeeld over een IBM 1130, een binaire 16-bit computer waarmee de studenten moesten leren werken. Dergelijke toestellen konden door middel van ponskaarten aan gegevensverwerking doen. De mogelijkheden om computers met elkaar te verbinden, waren nog beperkt.
De UIA pakte in 1979 als eerste publiekelijk uit met “een verbluffende nieuwigheid”, de ‘Logon-computer’. Daarmee konden gebruikers informatie opvragen bij corresponderende computers, ook internationaal. Wanneer koning Boudewijn en koning Fabiola vier jaar later de UIA bezochten, kregen ze in de universiteitsbibliotheek een demonstratie. Via telefoonkabel werd een verbinding gemaakt met Bern, waarna aan de hand van zoektermen artikels uit een literatuurlijst werden gefilterd. De UIA was bovendien de eerste Europese bibliotheek zonder steekkaarten. In diezelfde periode maakte het Antwerps Instituut voor Materiaalwetenschap (IMS) een satellietverbinding met een supercomputer in Minneapolis om complexe rekenopdrachten uit te voeren. Daarnaast werkte de UIA in 1986 mee aan de uitbouw van een directe verbinding via satelliet met de Brigham Young University, die op haar beurt aangesloten was bij een internationaal computernetwerk. Op die manier kon de instelling rechtstreeks de ontwikkelingen in Amerika volgen.
De Antwerpse universitaire instellingen hadden de ambitie om een netwerk uit te bouwen om hun bibliotheken met elkaar te verbinden, maar uiteindelijk kozen ze er in 1986 voor om gebruik te maken van het VUBIS-netwerk – een project ontwikkeld door de Vrije Universiteit Brussel en de Technische Universiteit Eindhoven. Het netwerk bleef ook groeien. Zo sloot in 1987 de Antwerpse stadsbibliotheek zich aan en twee jaar later volgde het Limburgs Universitair Centrum. De database kon geraadpleegd worden via terminals in de bibliotheken of via campusnetwerken. Ook externe bedrijven of instellingen konden via hun computer met modem inbellen op het systeem, waarvoor ze 5 Belgische frank per minuut betaalden.
In de loop van de jaren 1980 kwamen er aan de Antwerpse universitaire instellingen ook stelselmatig specialisatieopleidingen bij die studenten dienden voor te bereiden op de snel evoluerende telematicasector, een combinatie van de telecommunicatie en informatie. Telematica vormde een aandachtspunt binnen DIRV (Derde Industriële Revolutie Vlaanderen). Binnen dit socio-economisch programma – dat Gaston Geens als eerste Vlaams minister-president in 1982 opstartte – werd spitstechnologie beschouwd als hefboom voor de ontwikkeling van de regio. Daarbij werd een nauwere samenwerking tussen universiteiten en de industrie ook aangemoedigd, onder meer door middel van spin-offs en wetenschapsparken. De toenemende verwachtingen ten aanzien van universiteiten stonden daarbij haaks op de aanhoudende besparingsoperaties die het wetenschappelijk onderzoek ondermijnden.
Het RUCA plande in 1988 haar computernetwerk aan te sluiten op internationale academische computernetwerken, zodat onderzoekers vanuit de eigen werkplek informatie konden uitwisselen en databanken raadplegen over de hele wereld. Maar van de eerste echte internetverbinding was er in België pas sprake in september 1989. De KU Leuven kon toen connectie maken met het internet via een IP-verbinding tussen hun mainframe en één in Montpellier. Een jaar later had de universiteit deze tussenstap niet langer nodig om toegang te krijgen tot het wereldwijde web. In 1990 sloten ook vier andere Belgische universiteiten zich via de KU Leuven op het internet aan, waaronder de UIA.
In 1996 konden de Antwerpse universitaire instellingen zich verder online openstellen voor elke computer die op het MANAP-glasvezelnetwerk (Metropolitan Area Network for Antwerp) was aangesloten. Volgens Luc Wauters, voorzitter van de Universiteit Antwerpen, versnelde en vereenvoudigde dit de communicatie tussen de drie campussen. Het vormde een belangrijk hulpmiddel voor hun verdere integratie. Vervolgens zou de universiteit het netwerk aanwenden om lokaal afstandsonderwijs uit te bouwen. De mogelijkheden breidden snel uit. Zo konden studenten van de universiteit van Eindhoven en Antwerpen in 1998 digitaal colleges van de andere bijwonen. Tijdens deze periode vond ook een toenemende commercialisering van het internet plaats. Steeds meer particulieren konden verbinding maken met het web. Wat begon als een afgeschermd militair project transformeerde op enkele decennia tijd tot een massamedium waar vandaag meer dan de helft van de wereldbevolking toegang tot heeft. Het internet heeft de kracht om te verbinden en om te verdelen. Het speelt een centrale rol binnen maatschappelijke ontwikkelingen en vormt om die reden een belangrijk thema binnen de contemporaine politieke geschiedschrijving.
Als je aankondigingen van nieuwe blogteksten in je mailbox wil ontvangen, stuur dan een bericht naar kim.overlaet@uantwerpen.be.