Tirailleurs

Heel Parijs hing er begin januari 2023 vol mee: affiches voor de nieuwe film Tirailleurs met Omar Sy (bij ons vooral bekend van de serie Lupin). In de prent volgen we een Senegalese vader en een zoon die tegen hun zin ingelijfd worden in het Franse leger en terecht komen aan het westelijk front tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal is gauw verteld: wanneer de Fransen in West-Afrika ‘indigènes’ gaan ronselen wordt onder de ogen van zijn vader Bakary Diallo de 17-jarige herder Thierno gedwongen om dienst te nemen. Vader laat zich vervolgens eveneens inlijven om een oogje op zijn zoon te kunnen houden en om te trachten samen terug te keren. Aangestoken door het enthousiasme van zijn luitenant die hem naar het hart van de strijd wil brengen, zal Thierno echter zichzelf bevrijden van de voogdij van zijn vader en een man worden, terwijl Bakary alles zal doen om hem uit de gevechten te halen en veilig terug te brengen. De toenemende spanning tussen de Afrikaanse vader en zoon krijgt daarnaast een – ietwat karikaturale – spiegel in de relatie tussen de Europese vader, de ijzervretende generaal, en de zoon, de getormenteerde luitenant die ondanks zijn persoonlijke bedenkingen bereid is zijn leven te geven voor La Patrie en de daarbijhorende vaderlijke zegen. 

Als oorlogsfilm was 1917 spannender en spectaculairder en leerde het de toeschouwer veel meer over hoe het er aan toeging op het slagveld. Toch vind ik Tirailleurs veel waarachtiger én waardevoller. De oorlog wordt er bekeken vanuit Afrikaanse – en dus nieuwe-  ogen. Er wordt bijvoorbeeld veel meer Fula dan Frans gesproken. Het is ook geen (louter) heroïsch verhaal. Zo is er aandacht voor de spraakverwarring en de culturele verschillen die legio waren aan en achter het front, en dan niet alleen tussen de Afrikanen en de Fransen, maar ook tussen verschillende Afrikaanse groepen zoals de Peul en de Wolof. Ook de gruwel die ‘kameraden’ elkaar in hun  gebrutaliseerde leefwereld konden aandoen wordt niet uit de weg gegaan. Dat kinderen dan weer in staat waren die grenzen van taal en cultuur te overstijgen en een middel waren om de mentale band met thuis op te roepen blijkt ook uit de literatuur. En over literatuur gesproken: van zodra ik de naam van de vader hoorde, deed die een belletje rinkelen. Bakary Diallo is – toeval of niet?- ook de naam van zowat de enige tirailleur sénégalais van de Eerste Wereldoorlog die ons geschreven mémoires heeft nagelaten. Zijn Force-Bonté vertoont echter weinig of geen overeenkomsten met deze film. Wel meen ik dat daarentegen de orale cultuur van de West-Afrikanen weerspiegeld wordt in het verhalende karakter en de bijwijlen poëtische ondertoon van de film (of beeld ik dat met mijn onvermijdelijke westerse blik slechts in?) 

Niet dat er geen anachronismen en andere foutjes te bespeuren vallen: een huis waarin elke kamer een stopcontact heeft was uitgesloten in die tijd, al zeker wanneer het een afgelegen boerenwoning betreft. Maar dat is maar een detail. Ik stelde me meer vragen bij de zeer brutale scene waarin de Franse militairen en hun Afrikaanse handlangers herdersjongens gevangen nemen om ze te dwingen soldaat te worden. Die dwang om dienst te nemen was er zeker, maar ze was meestal indirecter en subtieler: aan dorpshoofden werden bijvoorbeeld x-aantal rekruten geëist en zij duidden die dan aan onder hun jongemannen. Ook de standrechtelijke executie door ophanging van een deserteur leek me nogal straf. Allicht waren deze ingrepen in de ogen van de scenaristen nodig om het verhaal sterker te maken en daar kan ik wel mee leven : een historisch verhaal is geen academische geschiedschrijving.

Tirailleurs sénégalais bij het station van Ramskapelle op de spoorwegdijk van Diksmuide naar Nieuwpoort, oktober 1914.

Over de historische expertise waarop beroep gedaan werd kan ik overigens weinig zeggen. Tijdens de aftiteling speurde ik naar namen van bekenden maar die kwam ik niet tegen. Als ‘consultants historiques’ worden enkel Michel Goya en Anthony Guyon vermeld. De eerste is oud-kolonel van de marinetroepen (waaronder destijds de tirailleurs sénégalais vielen) terwijl de tweede een historicus is die zeer recent en onder auspiciën van het Franse Ministère des Armées een algemene geschiedenis van de tirailleurs sénégalais heeft gepubliceerd. De makers hebben dus gekozen voor experten in de militaire geschiedenis. Geen ‘usual suspects’ zoals Marc Michel (auteur van het gezaghebbende Les Africains et la Grande Guerre) of Joe Lunn (auteur van Memoirs of the Maelstrom: a Senegalese Oral History of the First World War) maar dus ook geen Afrikaanse historici. Op basis van die keuze besluiten dat de makers de bal misgeslagen hebben zou echter verkeerd zijn. Ik kon geen al te grove historische fouten ontwaren en belangrijker dan de vraag wie de historische experten zijn, is de vraag wat de filmmakers met de beschikbare  historische expertise aanvangen. Ik heb het zelf immers al meermaals meegemaakt dat men mij om advies vroeg om dan achteraf vast te stellen dat met mijn inbreng geen rekening werd gehouden.

Toch heeft de film een belangrijke Afrikaanse toets en die gaat verder dan de hoofdrolspelers, de gesproken talen of de in Afrika gefilmde scènes. Omar Sy heeft niet alleen de leidende rol in de film, hij is er ook de co-producent van. En -zo blijkt uit interviews – hij heeft zich echt vastgebeten in het onderwerp, las zich uitgebreid in en ging op bezoek in herinneringsoorden van de tirailleurs sénégalais zoals het Fort van Douaumont. Bovendien, zo bleek uit de aftiteling, is deze Frans-Senegalese co-productie effectief het resultaat van een Afrikaans-Europese samenwerking. Zo werden alle scènes in Afrika door Afrikanen gefilmd.

De suggestie waarmee de film eindigt, met name dat de Onbekende Soldaat onder de Arc de Triomphe wel eens een tirailleur sénégalais zou kunnen zijn, is niet van de pot gerukt. Aan een stel beenderen kan een huidskleur immers niet afgeleid worden en de Afrikanen vochten waar de ‘kandidaten’ voor de Onbekende Soldaat opgedolven werden. Het is een sterke reminder dat de westerse oorlogsherdenking inclusiever moet.   

De film is een blockbuster in Frankrijk en dat valt toe te juichen. Veel meer dan een tentoonstelling of een boek zal dit de aanwezigheid van Afrikaanse soldaten aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog verankeren in het Franse collectieve geheugen. In de cinema in Kortrijk waar ik ging kijken zaten er op een regenachtige zaterdagavond welgeteld zes mensen en dat in de eerste week dat de prent in onze zalen speelde. Dat is spijtig want deze film verdient een groot kijkerspubliek, zeker ook bij ons waar de inzet van de tirailleurs sénégalais in de Slag aan de IJzer in 1914 en het Bevrijdingsoffensief van 1918 nog meer vergeten is dan hun inzet in Frankrijk. Om het in actuele termen en met een knipoog te zeggen: ook de tirailleurs maakten deel uit van het verhaal van Vlaanderen.


Als je aankondigingen van nieuwe blogteksten in je mailbox wil ontvangen, stuur dan een bericht naar kim.overlaet@uantwerpen.be.