Geschonden hart van Europa: Partizanenmonumenten in de schaduw van het kruis

In de reeks ‘Het geschonden hart van Europa’ blikken geschiedenisdocenten en studenten terug op de indrukken die ze hebben opgedaan tijdens de studiereis naar de Westelijke balkan. De reisverslagen in deze blog proberen de historische gelaagdheid en de actuele relevantie van de Bosnische geschiedenis tot uitdrukking te brengen. Vertrekkend vanuit een concrete plaats of object plooien ze de achterliggende politieke geschiedenis open en duiden ze deze in haar complexiteit. Het zijn geen doorwrochte wetenschappelijke artikelen, en vaak zullen ze meer vragen oproepen dan ze kunnen beantwoorden. Deze vragen zelf zijn echter van cruciaal belang voor het begrijpen van het historische en actuele Europa. 

Aflevering 3: Partizanenmonumenten in de schaduw van het kruis

De plaats waar het idee voor de studiereis is ontstaan, hebben we tijdens de excursie zelf ironisch genoeg niet bezocht. Het ging meer bepaald om de herinneringsbegraafplaats van de Partizanen in Mostar, waar ik een half jaar tevoren op een zomerse avond was beland. De studenten die de rondleiding in Mostar hadden voorbereid, wilden ons er graag naartoe brengen, maar onze lokale gidsen – drie historici van de Universiteit van Mostar die zichzelf als moslims identificeren – benadrukten dat in hun stad zoveel interessantere zaken te bezichtigen waren. Dit advies is ongetwijfeld symptomatisch voor de marginale plaats die de antifascistische en communistische strijd van de Partizanen tijdens de Tweede Wereldoorlog vandaag bekleedt in het herinneringslandschap van Mostar – en bij uitbreiding van Bosnië-Herzegovina. 

Vernielde herinnering

Nochtans prijst – of prees althans in juli 2017 – de toeristische dienst van Mostar in een ruim verspreide flyer het monument wel aan als één van de highlights van de stad. Toen ik ernaar op zoek ging, bleek het echter nauwelijks te vinden. Geen enkele pijl gaf de richting aan, geen paneel wees de voorbijganger op het bestaan ervan. Die weigering om het monument in de schijnwerpers te plaatsen kan niets te maken hebben met schaamte om de banaliteit of de kleinheid van het monument. Wie het uiteindelijk enigszins achterin heeft gevonden, wordt immers geconfronteerd met een indrukwekkende en bevreemdende vorm van landschapsarchitectuur. Op een oppervlakte van 5000 m² volgen gekromde betonnen muren elkaar op tegen de heuvel, slechts onderbroken door allerhande kosmologische symbolen. Het in 1965 afgewerkte monument hoort thuis in de lange rij intrigerende spomeniki (herinneringsmonumenten) die vooral in de jaren 1960 over heel Joegoslavië werden gebouwd ter nagedachtenis van de strijd van de Partizanen tegen het nationaalsocialistische Duitsland en het fascistische Italië (voor een volledig overzicht van die monumenten zie www.spomenikdatabase.org). De opdracht voor het monument in Mostar werd gegeven door Džemal Bijedić, de toenmalige burgemeester die in 1971 de eerste islamitische premier van de Joegoslavische federatie zou worden. Het plan werd getekend door Bogdan Bogdanović, de architect uit Belgrado die verantwoordelijk was voor het grootste aantal spomeniki. Zowel deze bouwgeschiedenis als feit dat er Bosniakken, Serviërs en Kroaten begraven liggen, geven aan dit monument een sterk interetnisch karakter. Net zoals de andere spomeniki diende het uitdrukking te geven aan de centrale leuze van de Joegoslavische Federatie, namelijk “Eenheid in Broederschap”. 

Of men er nu van houdt of niet, de partizanenbegraafplaats heeft alles in zich om naast de beroemde heropgebouwde brug een centrale bezienswaardigheid van Mostar te worden. Toch was een bezoek aan de begraafplaats anno 2017 in de eerste plaats een unheimliche ervaring. Ze is niet alleen schromelijk verwaarloosd, maar toont ook sporen van actieve vernieling. Het onkruid groeit overal – en soms metershoog – tussen de muren, het afval ligt her en der verspreid, de graffiti is alomtegenwoordig, en vele van de 810 grafstenen zijn aan diggelen geslagen. Die toestand is niet het rechtstreekse gevolg van de Bosnische oorlog van de jaren 1990. Het monument werd weliswaar tijdens deze oorlog vernield door het Kroatische leger dat dit gedeelte van de stad in handen kreeg, maar het werd nadien heropgebouwd en in 2006 met de nodige luister opnieuw ingehuldigd. Sindsdien is het echter opnieuw ten prooi gevallen aan herhaalde vormen van vandalisme.

Grafstenen van Partizanen zijn aan stukken geslagen en zijn samen met wat afval in één van de ornamenten van de begraafplaats gekieperd. (foto juli 2017)

Wie zich hieraan bezondigt, is onduidelijk. Vermoedelijk gaat het om Bosnisch-Kroatische groeperingen die met nostalgie terugkijken naar het fascistische Ustaša-regime dat tijdens de Tweede Wereldoorlog met steun van de As-mogendheden over Kroatië en het huidige Bosnië-Herzegovina regeerde. Aangezien de begraafplaats zich situeert in het stadsdeel dat sinds de Bosnische oorlog van 1992-1995 vrijwel uitsluitend door Kroatische Bosniërs wordt bewoond, lijken ook weinigen zich om het lot ervan te bekommeren. Onder Kroaten is de sympathie voor de Partizanen, die duizenden Kroatische slachtoffers maakten, immers bijzonder klein. Zoals de reactie van onze gidsen duidelijk maakte, lijken ook Bosnische moslims weinig geneigd om de erfenis van de Partizanen te beschermen, laat staan te verheerlijken. Daarvoor voelen zij zich vermoedelijk te weinig beschermd door de staat die zich op die erfenis beriep. 

De symbolische toe-eigening van een wijk

Ook al hielden onze lokale gidsen ons tegen om de Partizanenbegraafplaats te bezoeken, toch werden we tijdens onze wandeling al snel met diezelfde vaststelling geconfronteerd. We vertrokken immers aan de Bulevar, de brede laan die tijdens de Bosnische oorlog de frontlijn vormde tussen het Bosnische en het Kroatische leger, en die ook vandaag nog de twee bevolkingsgroepen grotendeels van elkaar scheidt. Op die straat bevindt zich een herdenkingsfontein voor de Partizanen, die enige stilistische verwantschap vertoont met de grote spomeniki. In een bassin met een diameter van een viertal meter staat een soort futuristische tulp tegenover een schuin geplaatste betonnen schijf. Maar ook hier vallen vooral de verwaarloosde staat en de sporen van vernieling op. Het beton is sterk verweerd en bemost, en vertoont behalve kogelgaten vooral ook veel graffiti. Het logo van de Ustašabeweging is op een van de betonnen elementen aangebracht en ondanks de laag witte verf die erover is aangebracht kan men op de grote schijf nog de woorden fašizam živi, ofte “Het fascisme leeft” lezen. De verwondering daarover neemt nog toe indien men verneemt dat dit monument – waarvan de precieze ontstaansgeschiedenis niet via een digitale zoektocht kan worden opgespoord – nog in 2010 grondig werd gerestaureerd na de verwoestingen die het had ondergaan tijdens de Bosnische oorlog. 

De tulpachtige structuur in de Partizanenfontein (toestand maart 2018)

De tragiek van dit monument wordt nog verdiept wanneer men het in zijn omgeving bekijkt. Indien men van het monument naar het noorden kijkt, kan men nog een glimp opvangen van de sniper toren, vanwaar achtereenvolgens Servische en Kroatische milities tijdens de Bosnische oorlog de moslimbevolking van de stad terroriseerden. Kijkt men naar het zuiden, dan ziet men achtereenvolgens de 107-meter hoge toren  van de franciscaner-kerk en het 30 meter hoge kruis boven op de heuvel Hum. Beide bouwwerken werden in 2000 gebouwd, als onderdeel van een bewuste politiek van het episcopaat van Mostar om het katholieke karakter van dit stadsdeel triomfalistisch te benadrukken. De kerktoren verving een veel bescheidener variant die er in 1866, dus nog tijdens de Osmaanse periode, was gebouwd. Deze nieuwe toren mocht niet hoger worden dan de kathedraal van Zagreb, maar moest hem wel evenaren. Daarom werd hij slechts één meter minder hoog gebouwd. Toch wordt vooral het kruis door de moslimbevolking als een provocatie beschouwd, aangezien het werd geplaatst op de heuvel van waar de stad tijdens de Bosnische oorlog onder vuur was genomen. 

Een zicht van aan de Partizanenfontein aan de Bulevar naar het Zuiden. Op de voorgrond de schijf waarop de woorden ‘Het fascisme leeft’ nauwelijks worden verborgen door een laag witte verf. Daarachter de 107 meter hoge toren van de franciscanenkerk en het 30 meter hoge kruis op de heuvel Hum (toestand maart 2018).

Dit alles gaf nog meer betekenis aan de beslissing van onze gidsen om ons weg te houden bij de Partizanenbegraafplaats. Die ligt immers midden in het stadsdeel dat symbolisch nadrukkelijk is opgeëist door de katholieke Bosnische Kroaten – een wijk, met andere woorden waarin zij zich vermoedelijk allesbehalve welkom voelen. Of zijn de dingen toch aan het veranderen, en hadden zij dus ongelijk? Nauwelijks twee maanden na ons bezoek, op 9 mei 2018, werd de nog maar eens gerestaureerde begraafplaats plechtig en met een zekere luister geopend naar aanleiding van de door de Europese Unie georganiseerde Europa-dag. Is daarmee de definitieve aanzet gegeven om het geschonden hart van Europa te helen? Of zal het monument er binnen enkele jaren opnieuw zo gehavend bij liggen als ik het zelf in juli 2017 aantrof? 

*Deze tekst is mee geïnspireerd op het essay dat student Cars de Rooij schreef in het kader van het vak Politieke Geschiedenis: thema’s en debatten

Verberg reacties

1 reactie

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *