Op 26 juni 2019 ondertekenden de rectoren van de vijf Vlaamse universiteiten het charter Gender in Academia. De Jonge Academie en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) stelden dit document op, met als doel gendergelijkheid in de academische wereld sneller te bereiken. Hoewel de Vlaamse universiteiten de voorbije jaren vooruitgang boekten op dit vlak, duurt het zonder bijkomende inspanningen nog minstens dertig jaar om tot een evenwicht te komen.
De personeelsstatistieken van de VLIR uit 2019 tonen aan dat de Vlaamse universiteiten bijna evenveel vrouwelijke als mannelijke doctoraatsstudenten tewerkstellen. Wanneer we verder op de academische ladder kijken, zien we dat mannen steeds meer het overwicht hebben. Zo is slechts een op vier van de hoogleraren een vrouw. Deze ondervertegenwoordiging is niet enkel een Vlaams fenomeen, maar doet zich in bijna heel Europa voor. Uit de cijfers van het aantal vrouwelijke rectoren blijkt dat België het met haar 0-10% nog minder goed dan de buurlanden die 10-30% halen. Momenteel is één van de vijf Vlaamse rectoren een vrouw: Caroline Pauwels van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Zij is pas de vierde vrouw in de geschiedenis van de Vlaamse universiteiten die het mandaat van rector verwierf. De VUB had van 1994 tot 2000 nog Els Witte als rector. De Universiteit Gent kende reeds 83 rectoren, waaronder één vrouw: Anne De Paepe in 2013. De Universiteit Hasselt en de Katholieke Universiteit Leuven hebben nog nooit een vrouwelijke rector gehad. De pionier van dit eenzame kwartet is Marie De Groodt-Lasseel (1914-2004). Zij was van 1978 tot 1981 rector aan het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA).
Vandaag wordt Marie De Groodt in de eerste plaats herinnerd als Europees grondlegster van de elektronenmicroscopie van biologisch weefsel. Ruim 380 wetenschappelijke publicaties dragen haar naam en ze ontving onderscheidingen van verschillende buitenlandse universiteiten en instellingen. Ze bleef tot op tachtigjarige leeftijd betrokken bij dit onderzoek. Eerder onderbelicht is het feit dat De Groodt de eerste vrouwelijke rector van België was, en bovendien een van de eerste binnen Europa. Een beperkt gezelschap, waartoe bijvoorbeeld de Tsjechische Jiřina Popelová (1950) behoort, ging haar voor.
In 1950 behaalde Marie De Groodt haar diploma van doctor in de Genees-, Heel- en Verloskunde met grootste onderscheiding. Ze begon haar academische carrière als assistente aan de Instelling voor Histologie van de Rijksuniversiteit Gent, waar haar vader directeur was. Marie De Groodt bleek al snel een veelbelovende wetenschapster te zijn. De Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België bekroonde haar in 1951 tot laureaat voor haar onderzoek naar het cholesterolytisch vermogen en angina pectoris. Daarnaast verschenen er aan het einde van de jaren 1950 vier publicaties waaraan ze had bijgedragen in het gerenommeerde tijdschrift Nature. De Groodt vergrootte haar internationale uitstraling door te publiceren in het Nederlands, Engels, Frans, Duits en door als vrijwillig vorser aan verschillende buitenlandse laboratoria onderzoek te doen. In 1963 werd De Groodt aangesteld als geassocieerd docent aan de Instelling voor Histologie, waarna ze twee jaar later overstapte naar het pas opgerichte Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA). Vanaf oktober 1965 was ze er gewoon hoogleraar en kreeg ook de leiding over de dienst voor histologie en microscopische anatomie.
Aan het RUCA vonden de eerste verkiezingen voor de functie van rector en ondervoorzitter plaats in 1969. Lucien Massart (1908-1988) bleef rector en na vijf stembeurten verwierf De Groodt de post van ondervoorzitter van de Raad van Beheer. Door hun tegenstrijdige visies op universiteitsbeleid, ontstond er meermaals een tweespalt tussen hen beiden. Wanneer de rector in 1977 een derde ambtstermijn ambieerde, stelde De Groodt zich ook kandidaat. Na verschillende stemrondes en zittingen van de Academieraad, haalde niemand de vereiste tweederdemeerderheid. De verkiezingsprocedure moest aangepast worden om uit te impasse te geraken. De kandidaat met de meeste stemmen verwierf het mandaat en dat was De Groodt.
De periode waarin Marie De Groodt aan het hoofd van het RUCA stond, viel in hoge mate samen met het einde van de tweede feministische golf in Vlaanderen. Vrouwenbewegingen en individuele feministes hadden de voorbije decennia gestreden voor een verdere emancipatie van de vrouw. Hun acties droegen bij tot een mentaliteitswijziging en een aanpassing van de wetgeving, waardoor vrouwen stelselmatig toegang kregen tot de volledige arbeidsmarkt. Ook De Groodt onderschreef dit recht. Zo stelde ze kort na haar benoeming “dat de vrouw waar ze ook staat, evenzeer als de man, volle kansen moet krijgen.” Wel zwoer ze het traditionele rollenpatroon niet af: “Een vrouw die zich thuis waarmaakt, vind ik even belangrijk als het feit dat ik mij als rektor moet waarmaken.” Deze emancipatiegolf heeft deuren geopend tot het rectoraat die anders gesloten waren gebleven.
Uit archiefmateriaal, waaronder de vergaderverslagen van de Raad van Beheer, blijkt dat Marie De Groodt zich als vrouw kon laten gelden binnen een mannenwereld. Haar ambtstermijn verliep wel niet zonder interne spanningen en conflicten, maar dit gaat dikwijls gepaard met beleidsvoering. Bovendien gaf De Groodt in maart 1979 aan dat het geen gemakkelijke tijden waren: “Het RUCA had in den beginne de wind in de zeilen (…) Nu is dit niet meer het geval.” Toch wist ze tijdens haar aanstelling heel wat te realiseren. Zo ondersteunde ze de aankoop van geavanceerde wetenschappelijke apparatuur, wat het onderzoek aan verschillende laboratoria bevorderde. Op vlak van onderwijs zette De Groodt in op een studentvriendelijk beleid. Daarnaast zocht ze meer toenadering tot het katholieke onderwijsnet, waardoor het RUCA een sterke stijging van het studentenaantal, en bijgevolg van de financiering, kende. Ze stond mee aan de wieg van de VLIR en tijdens haar termijn zou het RUCA eveneens nauwer gaan samenwerken met de twee andere Antwerpse universiteiten. Zo was ze in 1979 een van de oprichters van het fonds L. Craeybeckx, F. Detiège, F. Grootjans vzw, het latere ActUA (1999-2014), dat onder meer inzette op deze samenwerking. Ook was ze een stemgerechtigd lid van het Gemeenschappelijk Bureau Universiteit Antwerpen (1978-2003). Door dit orgaan profileerden de drie universiteiten zich naar buiten toe vaker als één geheel: de Universiteit Antwerpen. Het mandaat van De Groodt liep in 1981 af, waarna Gustaaf Van Rompu haar opvolgde.
De lopende campagne ‘Meer vrouw op straat’ brengt een aantal opmerkelijke vrouwen uit de geschiedenis onder de aandacht. Vandaag (3 februari 2020) stelde Linde Merckpoel Marie De Groodt-Lasseel voor, die tot heden een minder bekende figuur was. Ook de Universiteit Antwerpen mag De Groodt als Belgische pionier meer in de schijnwerpers plaatsen. Daarbij dient eveneens onderkend te worden dat het betreurenswaardig is dat een vrouw als rector tot heden een zeldzaamheid is. Initiatieven die streven naar gendergelijkheid binnen de academische wereld, behoeven aanmoediging en navolging.
Selectieve bibliografie
DEELSTRA, H., ‘Groodt (-Lasseel), Marie (Mieke) Hortsense Alphonse de’, Nationaal Biografisch Woordenboek 22, Brussel, 2016, 430-438.
Statistische gegevens betreffende het personeel aan de Vlaamse universiteiten. Telling 1 februari 2019, VLIR, Brussel, 2019.
VAN BEECK, R. e.a., Bouwen aan de Universiteit Antwerpen. 30 jaar RUCA, 1965-1995, Berchem, 1996.
VLIR-JA Charter. Gender in Academia 2019, Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en Jonge Academie (JA), Brussel, 2019.
– Alexia Coussement is historica en werkt als doctoraatsstudente aan het Centrum voor Politieke Geschiedenis. Binnen het domein van de hedendaagse universiteitsgeschiedenis doet ze onderzoek naar de totstandkoming van de Universiteit Antwerpen.