Steven Van Laere – speerpuntmanager ‘Oncologie’ en ‘Omics’

Na een lange zoektocht is hij eindelijk gevonden: de nieuwe speerpuntmanager Omics en Oncologie. Wij maakten kennis met prof. Steven Van Laere, die sinds 1 april deze job invult. Steven is geen nieuw gezicht: als onderzoeker was hij al 19 jaar verbonden aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Hij vertelt over zijn carrière, over het samenspel tussen technologie en kankeronderzoek en waarom het belangrijk is om samen te werken.

Dag Steven! Je bent nu iets meer dan een maand bezig als speerpuntmanager. Hoe verliep je start?

“Ik ben hier met open armen ontvangen door de beleidsploeg en mijn andere collega’s. Ik heb ook veel nieuwe mensen leren kennen, want ook al was ik als onderzoeker al een tijd aan de faculteit verbonden, toch ken ik nog lang niet iedereen. Op mijn allereerste werkdag zijn mijn kinderen en mijn vrouw ook meegekomen om mijn bureau mee in te richten. Ik vond het belangrijk om op mijn eerste werkdag echt op kantoor te zijn, want ik werkte al meer dan een jaar thuis.”

Als speerpuntmanager moet je de brug slaan tussen twee onderzoeksdomeinen: Oncologie en Omics. Het eerste is onderzoek naar kanker en het tweede een technologische platform dat gebruikt wordt in de gezondheidswetenschappen. Wat hebben die twee met elkaar te maken?

“Heel veel! Sinds 2000 worden onderzoekstechnieken die de volledige moleculaire structuur van een cel in kaart kunnen brengen op grote schaal gebruikt. Met deze technieken kan je de volledige samenstelling van het genoom, transcriptoom of proteoom van een cel in één experiment bestuderen en daar liggen een serieuze technologische ontwikkelingen aan de grondslag. Het resultaat van zo’n experiment is een grote verzameling van gegevens, big data van mensen zeg maar. Hierdoor krijg je met één blik zicht op het hele moleculaire landschap van een cel. Dat is belangrijk voor kankeronderzoek, want bij kanker is er ergens iets mis in dat landschap. Vroeger moest dat onderzoek gebeuren door gen per gen te onderzoeken. Dat was alsof je met een verrekijker naar het landschap kijkt en telkens maar kleine stukjes te zien kreeg. Dankzij de ontwikkelingen in het Omics-veld kan je het hele landschap nu in één keer zien. Met specifieke algoritmen kan je dan patronen identificeren of kan je voorspellende modellen bouwen die toepast kunnen worden in de diagnostiek. De Omics-technologie heeft er mee voor gezorgd dat het wetenschappelijk kankeronderzoek nu een stuk nauwer aansluit bij de noden van de patiënt door de zogenaamde “bench-to-bedside” vertaling een stukje efficiënter te maken.”

In je eigen onderzoek ging je aan de slag met deze onderwerpen. Hoe zag je carrière eruit tot nu toe?

“In 2002 startte ik hier aan de faculteit aan een doctoraat met als doel het transcriptoom van het het inflammatoire borstcarcinoom – dat is een zeldzame vorm van borstkanker – te analyseren. Na mijn doctoraat ben ik blijven hangen in het onderwerp en startte ik aan mijn postdoc. In die periode heb ik mij verder verdiept in bio-informatica en computationele biologie. Doordat ik die kennis had, ben ik gevraagd om mee te werken aan allerlei andere projecten. Eén van de spannendste dingen die ik gedaan heb, is een samenwerking bij het International Cancer Genome Consortium (ICGC). Daar hebben wij bijgedragen aan het in kaart brengen van alle genomische veranderingen bij borstkanker. In die periode promoveerde ik ook van postdoc tot ZAP-lid. Ik werkte tussendoor 4 jaar aan KU Leuven, tot ik in 2013 weer aan de slag ging bij FGGW als hoofddocent met voornamelijk een onderzoekstaak.”

En nu dus de volgende piste: speerpuntmanager. Wat houdt die job in?

“Als speerpuntmanager probeer ik samenwerkingen te smeden tussen verschillende onderzoekers van de domeinen Oncologie en Omics. Het is mijn bedoeling om die onderzoekers uit hun eigen cocon te halen, eens over het muurtje te laten kijken. Samen kan je soms meer bereiken dan individueel. Op welke manier ik concreet te werk zal gaan, ben ik nog aan het uitzoeken door met veel mensen in gesprek te gaan.”

Helpt het dat je zelf ruime ervaring opdeed als onderzoeker?

“Zeker, want ik weet hoe het is om in zo’n cocon te zitten. Als beginnend ZAP-lid had ik er veel aan gehad als iemand mij een hand had gereikt, zodat ik vlotter mijn weg had gevonden binnen de faculteit. Dankzij mijn onderzoekservaring weet ik nu wélke hand ik moet reiken aan onderzoekers.”

Je hebt het onderzoek nog niet vaarwel gezegd: je bent nu nog deeltijds aan de slag als professor. Een bewuste keuze?

“Absoluut! Ik word nog altijd vrolijk van onderzoek, en er is nog veel te ontdekken in het domein waar ik actief in ben. Als speerpuntmanager kan ik mensen nu ook helpen met de kennis die ik opdeed in de afgelopen 19 jaar. Mijn twee functies versterken elkaar ook. Omdat ik nog als onderzoeker aan de slag ben, blijf ik op de hoogte van alle analysetechnieken voor big data. Dat domein evolueert heel snel; als ik het onderzoek niet meer zou volgen, kan ik binnen twee jaar geen relevante informatie meer geven aan onderzoekers. Langs de andere kant hoop ik als speerpuntmanager ook kennis en ervaring op te doen die nuttig is voor mijn eigen onderzoek, zo kan ik er met een andere bril naar kijken. Een noodzakelijke afwisseling!”

Je werkt nu samen met speerpuntmanager Jasna en jullie worden vanaf augustus versterkt door een derde collega. Hoe zie je de samenwerking tussen de speerpuntmanagers onderling?

“Elke speerpuntmanager heeft zijn of haar eigenheid en is ook aangenomen om een bepaalde flank te bedekken. Die eigenheid moet bewaard worden, maar het is belangrijk dat we elkaar op de hoogte brengen als we in onze speerpunten iets zien waar een andere speerpuntmanager ook iets mee kan. Ik zie ons als een echt team.”

Een vraag om mee af te sluiten: droomde je als kind al van dit soort job?

“Als kind nog niet, nee. Ik heb lang met het idee gespeeld om piloot te worden in het leger. Dat was mijn jongensdroom. Maar wat ik nu doe is evenzeer mijn droomjob: ik moet in de derde graad van het middelbaar gezeten hebben, toen het bedrijf Innogenetics in het nieuws kwam met gentherapie. Vanaf dan was die interesse gewekt en had ik onbewust de beslissing gemaakt: dit is wat ik wil doen in mijn leven. Toen ik startte in de opleiding biomedische wetenschappen, wist ik ook dat ik een doctoraat wilde doen. Ik ben dan geen piloot, maar ik ben wel geland waar ik had willen zijn.”