De Écorché combattant van Jacques Eugène Caudron

Écorché combattant of spierman, afgietsel naar een origineel van Jacques Eugène Caudron, ongedateerd

Waarom is een beeldhouwwerk van een gespierde man belangrijk voor Academisch Erfgoed en voor studenten conservatie-restauratie? Het tekenen naar afgietsels kent een lange traditie in de opleiding van jonge kunstenaars. In de achttiende en de negentiende eeuw was anatomische correctheid en de weergave van het geïdealiseerde (voornamelijk mannelijke) lichaam erg belangrijk in het academiesysteem. Op die manier kreeg de écroché een centrale positie in het tekenonderwijs. Maar wat is nu een écroché? Een écroché, ook wel spierman genoemd, is een getekende of gebeeldhouwde figuur zonder huid. Hierdoor zijn de spieren zichtbaar en kan een tekenstudent ze makkelijk bestuderen. Opvallend is dat de écroché de kruisbestuiving reflecteert tussen wetenschap en kunsten die de studie van het menselijk lichaam sinds de Renaissance tot stand brachten.

De écroché Combattant is een werk van de Franse beeldhouwer Jacques-Eugène Caudron. Het anatomische model werd gemaakt in opdracht van Antoine-Louis-Julien Fau, een Parijse arts. Fau was de auteur van een boek uit 1845 dat hij later uitgaf onder de titel “Anatomie artistique du corps humain”. Dit boek bevatte talrijke écroché tekeningen en was in de tweede helft van de negentiende eeuw het anatomisch standaardwerk voor kunstenaars. In dezelfde perioden waren gipsen afgietsels van Caudrons écroché een vast onderdeel in het curriculum van academies. Daarnaast waardeerden tijdgenoten het kunstwerk vanwege de anatomische correctheid, levendigheid en haar evenwicht. Samen met de eveneens iconische écrochés van Jean-Antoine Houdon gebruikt de Antwerpse Academie vandaag nog altijd het model van Caudron.

Niet alleen het tekenen naar afgietsels van antieke sculpturen was een essentieel onderdeel van het negentiende-eeuwse kunstonderwijs, maar ook het bestuderen van anatomische modellen. Volgens de schrijver Hendrik Conscience doorliepen jonge academiestudenten een vast programma. Dit programma was onderverdeeld in drie delen: het tekenen naar grafiek van lichaamsdelen, naar gipsen afgietsels en naar levend model. Op de jaarlijkse wedstrijden op de Academie bekroonde men de beste tekeningen. Ook hier lag de focus op het bestuderen van de anatomie van het ideale lichaam.

“Als gy op de Akademie moogt komen, dan gaet gy eerst een jaer lang op de klas van de Neuzen en de Ooren; dan een jaer op de Koppen; dan twee jaer op de Mannekens; dan een jaer of dry op het Pleister; dan een jaer of vier op het Leven”

Een citaat van Hendrik Conscience over het programma dat academiestudenten doorliepen, Bron: zie literatuur

De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen is sinds de vroege negentiende eeuw gevestigd op de Campus Mutsaard. Sinds 2013 zijn enkele richtingen, waaronder conservatie-restauratie onderdeel van de Faculteit Ontwerpwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. De campus huisvest een omvangrijke en diverse collectie academisch erfgoed. Een belangrijk onderdeel van dit erfgoed is de collectie gipsen afgietsels.

Vandaag spelen de opleidingen conservatie-restauratie en erfgoedstudies van de Universiteit Antwerpen een belangrijke rol. Niet alleen zorgen zij voor de conservatie van de collecties bewaard op de campus, ze doen er ook onderzoek naar. Historische afgietsels en studieobjecten dragen bij aan de opleiding van een nieuwe generatie erfgoedprofessionals doordat ze de basis vormen voor het aanleren van conserverings- en behandelingstechnieken.   

Tekst: Ulrike Müller, Hélène Verreyke en Tine D‘haeyere

Voor meer informatie zie Catalogus Academisch Erfgoed

Verder lezen:

Ulrike Müller, Hélène Verreyke en Tine D’haeyere, ‘Between art historical representation and didactic functionality: The cast collection of the Royal Academy of Fine Arts of Antwerp’, in Artium Quaestiones 34 (2023), 221-252.

Carolien Van der Star, ‘De Academie als museum? De erfgoedcollecties van de academie en de zorg ervoor’, Johan Pas e.a. (red.), Contradicties: Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen 2013–1633, (Gent: AsaMER, 2013), 273-278.

Hendrik Conscience, Hoe men schilder wordt: Eene ware geschiedenis van eenen schilder die nog leeft (Antwerpen: J.E. Buschmann, 1843).