Raymond Van Uytven

1933-2018

Van briljant geschiedenisstudent tot gedreven archivaris en gezaghebbend historicus-mediëvist

Wijlen professor dr. Raymond van Uytven was een rasechte Brabander. Hij werd geboren in Leuven op 1 februari 1933, studeerde er en bleef er bijna zijn hele leven lang wonen. Midden in de jaren 1990 verhuisde hij naar Halle-Booienhoven, een deelgemeente van de Brabantse stad Zoutleeuw, waar hij ten slotte op 20 december 2018 overleed. Zijn carrière speelde zich af in Brussel, in Antwerpen en in Leuven, maar ook in het buitenland. Het omvangrijke onderzoek dat hij als historicus-mediëvist deed, betrof overwegend het oude Hertogdom Brabant.

Het stond in de sterren geschreven dat Raymond van Uytven een schitterende academische carrière tegemoet ging. Nadat hij zijn humanioradiploma had behaald, besloot hij zich in te schrijven aan de Katholieke Universiteit van Leuven en er de opleiding Geschiedenis te volgen. In 1955 behaalde hij er het diploma licentiaat Wijsbegeerte en Letteren/Geschiedenis met de grootste onderscheiding. Met zijn licentiaatsverhandeling over de Leuvense stadsfinanciën, die hij maakte onder het promotorschap van de befaamde professor Jan Arthur Van Houtte (1913-2002), gezagvol specialist van de middeleeuwse en vroegmoderne (economische) geschiedenis van de Lage Landen, toonde hij alvast dat hij als kersvers historicus veel in zijn mars had. Hij startte dan ook snel een doctoraatsstudie op met opnieuw professor Van Houtte als promotor en verdiepte zich verder in de Leuvense stadsfinanciën.  Van 1956 tot 1959 was hij aspirant bij het toenmalige Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). Raymond van Uytven zette zijn doctoraatsonderzoek breed op en rondde het na verbluffend korte tijd met brio af. Op 12 februari 1959 werd hij doctor in de Wijsbegeerte en Letteren- Geschiedenis met de grootste onderscheiding. Hij was toen 26 jaar oud. Een doctoraat in de geschiedenis op die jonge leeftijd behalen was uitzonderlijk en bleef gedurende vele decennia een niet te evenaren voorbeeld! Zijn schitterende studie werd in 1961, in nauwelijks herwerkte versie, uitgegeven in de reeks Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België. Het was een kanjer van ruim 700 bladzijden, waarin hij – voor de lange periode van de 12de tot het einde van de 16de eeuw – de stadsfinanciën én ook de stadseconomie van Leuven in hun geheel onder de loep nam.  

Hoewel Raymond van Uytven als zeer jonge en briljante doctor in de geschiedenis ongetwijfeld aan de Leuvense universiteit al veel naam had gemaakt en een academische carrière daar voor hem dan misschien ook wel voor de hand lag, kwam het niet meteen zover omdat er zich niet onmiddellijk een vacature aanbood waarop hij kon solliciteren. Hij besloot daarom zich te bekwamen in de archivistiek. Hij nam met succes deel aan het staatsexamen voor archivarissen, wat uitzicht bood op een carrière in een rijksarchief. Na eerst nog een jaar als aangesteld navorser van het bovengenoemde NFWO actief te zijn geweest, kwam hij als archivaris terecht in het Algemeen Rijksarchief in Brussel, waar hij zeven jaar bleef en opklom van archivaris-paleograaf en eerst-aanwezende tot werkleider. Hij legde er zich vooral toe op de archieven van de Rekenkamers. Dat was een ontzaglijk groot bestand om te inventariseren, maar het was tegelijk inhoudelijk ook erg interessant. Het inspireerde hem trouwens tot talloze publicaties.

Professor aan de UFSIA en aan de KU Leuven: bevlogen en inspirerend, kritisch en veeleisend

Toch liet een academische carrière niet lang op zich wachten. Dankzij de Wet op de Universitaire Expansie van 9 april 1965 werd in Antwerpen eindelijk universitair onderwijs uitgebouwd. Toen kwamen het (Rijks)universitair Centrum Antwerpen en de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius tot stand. Voor deze laatste had pater Etienne Dhanis s.j. al in 1959 de basis gelegd, toen hij in de Prinsstraat zowel een faculteit Wijsbegeerte en Letteren oprichtte, die ook de opleiding Rechten omvatte, alsook een faculteit Economische en Sociale Wetenschappen, die voortaan de vroegere Sint-Ignatius Handelshogeschool verving. De kandidaatsopleiding Geschiedenis startte in het academiejaar 1960-1961. Aanvankelijk stonden voornamelijk jezuïeten in voor de opleiding, maar gaandeweg werd het professorencorps met lekendocenten uitgebreid. En zo werd ook een beroep gedaan op Raymond van Uytven, die niet enkel als een gedreven en gerespecteerd historicus bekend stond, maar door zijn werkzaamheden aan het Algemeen Rijksarchief uitermate geschikt was om studenten wegwijs te maken in het zoeken en het ontcijferen van historische bronnen. Bovendien had hij, in voorbereiding van zijn doctoraat en als laureaat in 1956 van de interuniversitaire wedstrijd voor reisbeurzen zijn kennis verruimd door colleges te volgen bij befaamde onderzoekers-historici in Groningen, Parijs en Londen, waardoor hij inzake heuristiek, historische kritiek en methodologie de geknipte man was om studenten geschiedenis op te leiden. Op 1 oktober 1963 kreeg hij dan ook zijn eerste aanstelling als docent aan de van rechtswege toen nog niet erkende Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius. Na de bovengenoemde wet op de universitaire expansie werd hij op 1 oktober 1965 deeltijds docent en drie jaar later voltijds docent aan de nu wettelijk erkende Faculteiten, die kortweg als UFSIA werden aangeduid. Dat hij in 1967 de prestigieuze vijfjaarlijkse prijs van de alumni van het NFWO in de wacht sleepte, bevestigde ongetwijfeld dat de UFSIA een uiterst bekwaam historicus en een gedegen en onvermoeibaar onderzoeker had aangetrokken. Respectievelijk vanaf 1 oktober 1970 en 1 oktober 1975 mocht hij zich hoogleraar en gewoon hoogleraar noemen. Verschillende opleidingsonderdelen werden hem toevertrouwd. Hij doceerde Algemene geschiedenis van de middeleeuwen, Sociaal-economische geschiedenis van de middeleeuwen, Heuristiek, Historiografie, Middelnederlands, Paleografie en Oefeningen over middeleeuwse geschiedenis.

Het lijdt geen twijfel dat Raymond van Uytven zijn studenten het metier van historicus perfect trachtte aan te leren. Zijn historische kennis in het algemeen en van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd in het bijzonder, en zijn gedetailleerde kennis van het oude hertogdom Brabant waren werkelijk kolossaal én indrukwekkend. Hij was een bijzonder gedreven docent die het zich blijkbaar had voorgenomen bij zijn studenten-toekomstige historici een stevige historische basis te leggen. Tot aan de fusie van de Antwerpse universitaire instellingen moesten de studenten Geschiedenis na hun tweede kandidaatsjaar immers uitwijken naar andere Vlaamse universiteiten voor hun opleiding tot licentiaat. In de praktijk trokken aanvankelijk de meesten naar de Universiteit van Gent, maar ook de universiteiten van Leuven en Brussel ontvingen door de jaren heen kandidaten Geschiedenis van de UFSIA. Die studenten getuigden daar van de sterke opleiding die zij aan de UFSIA hadden genoten, waartoe Raymond van Uytven zijn steentje in belangrijke mate had bijgedragen.

Ikzelf was een van zijn studenten in de periode 1966-1968. Toen en nu nog steeds had en heb ik veel respect voor de man die zich als ‘vleesgeworden historische kennis’ aandiende, voor wie de heuristiek en de techniciteit van het kritisch historisch onderzoek absoluut geen geheimen hadden, en die zijn toehoorders steeds weer verbaasde met zijn scherpzinnige, originele en steeds goed gefundeerde opmerkingen. Raymond van Uytven legde de lat voor de studenten al bij de eerste ontmoeting hoog. Zo veronderstelde hij bij hen een grondige kennis van diverse talen en het liefst ook van Latijn en verwachtte hij – terecht – een zeer actieve inzet van de studenten.  Maar doordat hij erg streng en kritisch was en vaak een ironisch of zelfs licht sarcastisch toontje aansloeg, zich soms enigszins koleriek opstelde – gemeend of niet gemeend? – en dan fulmineerde, was toch enige durf nodig om te antwoorden op zijn vragen of om zelf vragen te stellen. Zijn aanpak was ongetwijfeld goed bedoeld om de studenten bij de les te houden, hen in te wijden in de middeleeuwse geschiedenis en in de eisen van het historisch onderzoek, hun kennis, inzicht en kunde bij te brengen en leverde uiteindelijk ook schitterende resultaten op. Maar voor eerstejaarsstudenten waren zijn colleges zeker in de eerste weken van het academisch jaar een ware confrontatie. Toch kon Raymond van Uytven zich ook van zijn zachte kant tonen, meevoelend zijn en ook erg grappig uit de hoek komen. Je moest hem eigenlijk leren ‘savoureren’ – Raymond van Uytven was zelf een Bourgondisch levensgenieter, die een glaasje wijn en een lekker etentje best kon smaken! – en dat lukte meestal gaandeweg. Studenten die na twee jaar de UFSIA verlieten om hun opleiding elders voort te zetten, waren hem dankbaar en prezen hem om wat hij hun had bijgebracht. Met de jaren werd hij overigens milder. In de periode  1990-1998 maakten ook Leuvense studenten Geschiedenis met hem kennis, want toen doceerde hij daar als buitengewoon hoogleraar het college sociaal-economische geschiedenis van de middeleeuwen, een college dat professor Herman baron Van der Wee, wereldwijd erkend specialist van de sociaal-economische geschiedenis, tot dan toe doceerde, die het in overleg met de Leuvense overheden aan Raymond van Uytven had afgestaan.

In 1985 werd Raymond van Uytven voor drie jaar voorzitter van het Departement Geschiedenis aan de UFSIA een mandaat dat in 1988 voor drie jaar werd verlengd. Het Departement liet zich voornamelijk in met het historisch onderzoek binnen de afdeling Geschiedenis, terwijl de Sectie Geschiedenis alle onderwijsaangelegenheden van de afdeling onder haar bevoegdheid had. Op 1 oktober 1996 werd hij voor een periode van drie jaar gekozen als ‘sectieverantwoordelijke’. Op dat ogenblik benaderde hij stilaan de pensioengerechtigde leeftijd. Raymond van Uytven werd emeritus in 1998, maar bleef nog in het academiejaar 1998-1999 het opleidingsonderdeel Inleiding tot de Geschiedenis van de Middeleeuwen doceren. Naar aanleiding van zijn emeritaat werd hem een Liber amicorum aangeboden onder de titel Proeve ’t al, ’t is prysselyck. Verbruik in Europese steden (13de-18de eeuw).[1] 

Scherpzinnig auteur, enthousiast causeur, invloedrijk lid van jury’s en redacties, actief en bezield deelnemer aan wetenschappelijke bijeenkomsten

Hoewel Raymond van Uytven steeds een goedgevulde leeropdracht had, slaagde hij erin met een razend tempo te publiceren, zowel boeken als tijdschriftartikelen. Bovendien toonde hij zich steeds bereid om inleidende teksten te schrijven voor colloquia, congressen of tentoonstellingscatalogi en een bijdrage te leveren voor een of ander Liber amicorum. Zijn publicaties[2] betroffen een scala van thema’s zoals onder meer de geschiedenis van het hertogdom Brabant, stadsgeschiedenissen zoals die van Antwerpen, Mechelen en Leuven, de historiek van kloosters en abdijen, sociaal-economische evoluties, methodologische studies of bijdragen over historiografie, studies over specifieke thema’s zoals bijvoorbeeld de Blijde Inkomst van Brabant, kleurensymboliek, mode en conjunctuur in de 14de eeuw, productie, handel, transport en verbruik van wijn … Hij trad ook op als eindredacteur of
(co)editor van verzamelwerken, zoals onder meer Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek (1981) en als redactioneel begeleider van vijf delen van de (nieuwe) 15 delen omvattende Algemene Geschiedenis der Nederlanden (1977- 1983).

Raymond van Uytven zetelde in talloze redactieraden en jury’s en commissies, onder meer van het NFWO en in doctoraatsjury’s. Hij werd vaak gevraagd voor een lezing of als voorzitter bij wetenschappelijke congressen, als panellid bij wetenschappelijke debatten of als spreker bij een viering of een herdenkingsactiviteit. Zijn inbreng was steeds origineel én scherpzinnig. Hij schrok er niet voor terug bepaalde stellingen te weerleggen of bepaalde zienswijzen helemaal onderuit te halen. Net zoals hij ten aanzien van zijn studenten streng en kritisch de puntjes op de i zette, wond hij ook bij dergelijke publieke optredens nergens een doekje om. Hij zegde er ongezouten, maar steeds goed beargumenteerd, zijn mening, maar liet ook niet na zijn uiteenzetting fijnzinnig en geestig te kruiden.   

De omvangrijke wetenschappelijke activiteit van Raymond van Uytven bleef niet onopgemerkt. In 1988 riep de Université Catholique de Louvain hem uit tot laureaat van de Chaire Bourguignonne die hem toeliet een reeks lezingen te wijden aan het thema Noblesse et villes. In 1992 werd hij gasthoogleraar aan de University of Pennsylvania in Philadelphia (USA) en een jaar later verwierf hij de binnenlandse Francqui-leerstoel aan de Universiteit van Gent. Die bekroning vulde hij in met een reeks boeiende lezingen over mentaliteitsevoluties in de middeleeuwen.

Raymond van Uytvens activiteiten vielen absoluut niet stil tijdens zijn emeritaat. Hij publiceerde nu in een opmerkelijk hoog tempo boeken die uiteraard stoelden op wetenschappelijk onderzoek, maar die zich ook richtten naar het brede publiek: De zinnelijke middeleeuwen (1998), De papegaai van de paus (2003), waarin hij het had over mens en dier in de middeleeuwen, Geschiedenis van de dorst. Twintig eeuwen drinken in de Lage Landen (2007) en Smaken verschillen (2010) over tafelen en mode in West-Europa. Als emeritus gaf Raymond van Uytven ook nog regelmatig gastcolleges en lezingen in binnen- en buitenland. En hij schrok er ook niet voor terug de leiding te nemen bij studiedagen of colloquia. Dat deed hij zelfs nog, als bijna-tachtiger, toen in 2012 in Zoutleeuw een studiedag werd gewijd aan het  Charter van Kortenberg (1312).[3]

Toen hij op late leeftijd door opeenvolgende hersenbloedingen werd getroffen, droeg hij zijn lot uitermate moedig. Dat aan zijn steeds gedreven onderzoek en zijn passie om te schrijven en om zijn kennis mee te delen nu een einde kwam, viel hem ongetwijfeld zwaar, maar hij was zich bewust van de eindigheid van het leven en ook van de beperktheid van het eigen werk. Het stemde hem echter diepgelukkig en dankbaar dat hij, dankzij de liefdevolle zorgen van zijn echtgenote, thuis kon blijven en nog vrienden en collega’s kon ontmoeten.  

Raymond van Uytven werd op 28 december 2018 plechtig ten grave gedragen in Sint-Truiden. [4]

em. prof. dr. Helma De Smedt, FLW UAntwerpen
5 augustus 2024

Academische Bibliografie


[1]  “Proeve ‘t al, ’t is prysselyck”. Verbruik in Europese steden (13de-18de eeuw) – Consumption in European towns. Liber Amicorum Raymond van Uytven (Bijdragen tot de Geschiedenis, 81, 1998, 1-3). Antwerpen, Universiteit Antwerpen, 1998, 383 pp.

[2] Voor een overzicht van de publicaties van Raymond van Uytven tot en met 1998, zie G. Marnef, ‘Bibliografie van Raymond van Uytven’, in: “Proeve ‘t al, ’t is prysselyck”. Verbruik in Europese steden (13de-18de eeuw) – Consumption in European towns. Liber Amicorum Raymond van Uytven (Bijdragen tot de Geschiedenis, 81, 1998, 1-3), pp.25-41.

[3] Raymond van Uytven publiceerde daarover: ‘Het charter en de raad van Kortenberg herdacht’, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek, vol. 29, 2012, pp. 17-28.

[4] Naar aanleiding van zijn overlijden schreven A.-J. Bijsterveld en G. Marnef een ‘In memoriam prof. dr. Raymond van Uytven (1933-2018)’, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek, 2019, pp. 11-13 en Erik Aerts, ‘In memoriam. Raymond van Uytven (1933-2018)’, in: Tijdingen uit Leuven. Tijdschrift van de Vereniging Historici Lovanienses, 168, maart 2019, pp. 53-57.