Tekst: Alex Verlinden
Referentie: Universiteitsarchief, 10034
We schrijven 1965. In de wandelgangen van de Rijkshandelshogeschool, een van de vroegste voorlopers van de Universiteit Antwerpen, heerst commotie. Er wordt ijverig een brief doorgegeven tussen de studenten die druk de inhoud ervan met elkaar bespreken. Het is een protestbrief verspreid door een student. Hij vecht daarin een sanctie van de school aan, die hem is opgelegd wegens het aansluiten van een platendraaier in zijn kamer. De auteur van de brief wil zijn medestudenten wijzen op enkele fouten die de school volgens hem heeft gemaakt.
In de eerste plaats drijft hij de spot met de controleorganen van de school door ze ‘de spionagedienst van Middelheim’ te noemen. Hij wijst op fouten in de mededeling van zijn sanctie. Zijn platenspeler aanzien ze verkeerdelijk voor een radio. Een aantal datums zijn niet juist. Ook het taalgebruik van de administratie wordt in vraag gesteld, waarop de student op een scherpe manier verwijst naar het boek Verzorgde schrijftaal van Talpaert en Buyse. Misschien het meest belangrijke in de brief, is dat hij zijn medestudenten erop wil wijzen dat er een verrader in hun midden zit; een medestudent zou hem verklikt hebben. Dit is hoogstwaarschijnlijk meteen ook de reden waarom deze protestbrief zo breed verspreid werd onder de studenten. Het is een waarschuwing aan andere studenten om hun illegitiem aangesloten elektronica op te bergen voor ook zij hiervoor een sanctie krijgen.
‘Daarom Middelheimers aller landen: verwijder in allerijl alle leidingen die u of anderen aangebracht heeft want er woont een verrader onder ons.’