1935-2022
Paul Mommaers werd geboren in Deurne (Antwerpen) op 28 oktober 1935 in het gezin van Alfons Mommaers, onderwijzer, en Maria Pousset.

Vorming
Na de lagere school volgde Paul de Grieks-Latijnse humaniora in het Xaveriuscollege in Borgerhout. Hij studeerde filosofie in Vals-près-le-Puy (F), waar hij zich ook intens bekwaamd heeft in de Franse taal. Daarvan zou hij later de vruchten plukken. Dan kwam de tijd om te doen wat hij heel graag deed: lesgeven. In 1962 werd hij benoemd in het Xaveriuscollege van Borgerhout voor twee schooljaren.
Tijdens zijn studie theologie maakten hij en een aantal van zijn medestudenten kennis met een gastdocent die overgekomen was uit Rome: pater Albert Deblaere, een specialist in de christelijke spiritualiteit. Die maakte zulk een indruk op zijn studenten dat een aantal van hen besloot om hun verdere leven in hoofdzaak te wijden aan de studie van (voornamelijk middeleeuwse) spiritualiteit. Paul was een van hen.
Zo kreeg hij de kans te gaan promoveren aan de Sorbonne te Parijs. In 1971 promoveerde hij in ‘Sciences religieuses’ met een proefschrift met als titel Benoît de Canfeld (1562-1611), sa terminologie “essentielle”, ses sources flamandes.
Werk
In 1974 werd hij als schrijver en onderzoeker opgenomen in het Ruusbroecgenootschap. Doceren en wetenschappelijk onderzoek bleven zijn voornaamste bezigheden. Aan de UFSIA en later aan de Universiteit Antwerpen doceerde hij godsdienstwetenschappen, aan de KU Leuven geschiedenis van de spiritualiteit. Dat bleef hij doen tot aan zijn emeritaat (2001). Als docent werd hij algemeen gewaardeerd, als examinator werd hij door menigeen gevreesd. Hij was wars van modieuze en oppervlakkige wijsheden. Zijn wetenschappelijk werk bleef gericht op mystieke schrijvers.
Na de studie van Benoît de Canfeld verdiepte hij zich eerst in de ‘fenomenologie van de liefde’ bij Ruusbroec. Hij zorgde voor de commentaar van de meeste werken in de uitgave van Ruusbroecs Opera Omnia en wijdde verscheidene monografieën aan de mystiek van dezelfde auteur en vervolgens aan de literaire en spirituele nalatenschap van Hadewijch. Het ging hem er steeds om de vitale kern van het mystieke getuigenis bloot te leggen: mystiek als beleving van een intense, alles omvattende liefde. Van Hadewijch heeft hij de Brieven uitgegeven: de Middelnederlandse tekst met vertaling in modern Nederlands en commentaar. Daarbij heeft de Hongaarse onderzoeker Anikó Daróczi voor een klank-ritmische lay-out van de tekst gezorgd. Op dezelfde wijze zijn de Brieven met Engelse vertaling uitgegeven. Hij had ook de intentie de Visioenen op dezelfde wijze te bezorgen met vertalingen in het Nederlands, het Engels en het Frans, een ambitieus project dat hij niet heeft kunnen voltooien. Maar ook andere mystieke auteurs genoten zijn aandacht. Van de begijn Claesinne van Nieuwlant (± 1550-1611) bezorgde hij een inleiding op en editie van haar Samenspraak met de priester Jan (‘Pelgrim’) Pullen.
Ook over de mystiek in het algemeen heeft hij enkele bijdragen geleverd, zowel in boekvorm als in artikelen. Dat betreft dan zowel de mystieke beleving als de eenheidsbeleving als de weerslag ervan op de menselijke psyche, waarbij Jezus’ menszijn een toetssteen is.
Ook de rol van de taal brengt Mommaers herhaaldelijk naar voren. Een van zijn laatste publicaties handelt over de esthetiek en de mystiek bij Marcel Proust: Marcel Proust, esthétique et mystique. Une lecture d’À la recherche du temps perdu. Een gelijkaardig onderzoek heeft hij ondernomen naar de mystiek in het werk van de Oostenrijkse auteur Robert Musil, Der Mann ohne Eigenschaften: Robert Musil, mystique et réalité: L’énigme de «L’Homme sans qualités». Beide publicaties tonen aan dat hij zich ook in de moderniteit thuis voelde. Bovendien trad hij ook buiten de grenzen van de christelijke mystiek. Daarvan getuigt zijn werk Mysticism Budddhist and Christian, dat de vrucht is van een maandenlang verblijf aan de Nagoya University in Japan.
De voltooiing
Op de werklust van de tachtigjarige scheen geen rem te staan. Maar mét zijn geliefde Ruusbroec moest hij aanvaarden dat dat leven sterfleec (es). Zijn stoere gezondheid begon te wijken en zijn gezichtsvermogen verzwakte, een zware handicap voor iemand die voortdurend met teksten bezig is. Een eerste beroerte tastte zijn beweeglijkheid aan, een tweede maakte het alleen wonen onmogelijk. Na een lange revalidatie werd hij begin 2022 in het verzorgingstehuis van de jezuïeten in Heverlee opgenomen. Het was een moeilijke overgang, maar hij nam er vrede mee. Uiteindelijk werd het coronavirus hem noodlottig.
In de korte tijd die hij in dat grote huis mocht doorbrengen, heeft hij een diepe indruk nagelaten door de manier waarop hij vocht met zijn handicap en door de vurigheid waarmee hij droomde van de voltooiing van zijn werk over Hadewijch. Hij overleed er in de vroege morgen van 18 februari 2022.
em. prof. dr. Guido De Baere, FWL, UAntwerpen
10 april 2025