De kunstnier van Kolff
Het enige wat je blijkbaar nodig hebt om een kunstnier te maken is een houten ton, een paar slangen, een Duitse bommenwerper en een waterpomp van een Ford model T. Dit lijkt misschien simpel, maar het is complexer dan het klinkt.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte de Nederlandse arts Willem Kolff een van de eerste kunstnieren ter wereld. Hiervoor gebruikte hij een platte slang, gemaakt van worstenvellen. Deze slang wond hij om een draaiende ton die in een zout bad kwam te liggen. Vervolgens prikte hij een slagader van de patiënt. De naald verbond hij dan met een slang die hij vervolgens connecteerde met de platte slang van de kunstnier. Zo kon het bloed op een gecontroleerde manier in de kunstnier stromen.
Om het bloed door de slang te laten pompen, maakte Kolff een pomp van een Duitse bommenwerper en een waterpomp van een Ford model T. Hierdoor konden afvalstoffen en overtollig water door de slang naar het zout bad overgaan. Het uitstromende gezuiverd bloed ging vervolgens via een slang van de kunstnier naar de patiënt. Op die manier werd de werking van de nieren van een patiënt volledig overgenomen door de machine. Nu zou ik mezelf toch niet zo veilig voelen moest mijn leven afhangen van een paar slangen die aan een ton vasthangen.
Maar het werkte blijkbaar wel, want in 1945 voerde Kolff zijn eerste geslaagde dialyse uit met de kunstnier. Hij stelde daarbij vast dat patiënten die aan een nierziekte leden nu in goede gezondheid bleven. Na de Tweede Wereldoorlog liet hij een prototype maken. Hierbij vervaardigde men de tonvormige machine in hout. Vanaf dat moment werd de kunstnier van Kolff snel wereldwijd gebruikt. Uiteindelijk verving men door de jaren heen de houten ton door metalen modellen.
Zo’n metalen model werd voor het eerst in Antwerpen gebruikt in 1956 in het Stuivenbergziekenhuis bij een patiënt met acute nierinsufficiëntie. Het toestel deed daarna nog jarenlang dienst. Vandaag is deze kunstnier te vinden in het Lambotte Museum voor de geschiedenis van de gezondheidszorg dat zich in het Stuivenbergziekenhuis bevindt. Daar toont het aan bezoekers dat nierziektes in de vroege twintigste eeuw met een (wat lijkt) primitief toestel werden behandeld.
Tekst: Bob Van Hee