1943-2016
Joris Gerits (voor de vrienden ‘Jo’) is geboren in Vilvoorde op 6 september 1943 en overleden in het Imeldaziekenhuis in Bonheiden op 26 juli 2016.

Joris Gerits groeide op in Vilvoorde en Mechelen. Gedurende zes jaar na WO II, vanaf 1945, bezocht hij zijn vader af en toe in de gevangenis, die daar wegens collaboratie verbleef. De voornaam Joris zou zijn vader gekozen hebben als reminiscentie aan de leider van Verdinaso. Tussen haakjes, Joris heeft heel die ideologie altijd verafschuwd.
Persoonlijk leven
Zijn middelbare studies deed hij in het Mechelse Sint-Romboutscollege, waar hij deel uitmaakte van een wonderjaar, met medeleerlingen als Herman De Coninck (dichter), Paul Goossens (journalist), Hans Hauben (hoogleraar KUL), Etienne Van den Bergh (VRT), Marcel De Smedt (orthopedisch arts) en anderen.
Hoewel wij en velen met ons in de academische en de literaire wereld hem kenden als een zacht, vriendelijk, innemend, openhartig, altruïstisch, eerlijk persoon, heeft Gerits in zijn persoonlijke leven veel pech gehad. Na enkele jaren en vier kinderen, liep zijn huwelijk spaak, en kreeg hij het gedurende vele jaren financieel moeilijk. Bovendien bleken twee van zijn zoons met een psychiatrische problematiek te worstelen. Die zoons, vooral de oudste, is hij zijn hele verdere leven op allerlei manieren blijven ondersteunen. Zijn tweede huwelijk, opnieuw met een germaniste, is na zeventien jaar ook ongelukkig geëindigd. Ten slotte heeft hij in Keerbergen wel geluk mogen beleven met germaniste Jozefien (Joske) De Meulder († 2024), zijn derde echtgenote. Dat geluk werd overschaduwd door gezondheidsproblemen. Sinds de jaren ’80 had hij al twee keer een hernia opgelopen, daarna longoedeem, en in 2003 had hij slokdarmkanker – waar zijn vader aan overleden was – overwonnen, een kanker waaraan slechts een klein aantal patiënten weten te overleven. Hoewel hij genezen leek, zijn er nadien toch uitzaaiingen opgedoken waar hij uiteindelijk aan overleden is. Zijn lichaam schonk hij aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit Antwerpen. Over zijn persoonlijke levensgeschiedenis heeft hij – soms pijnlijk openhartig – geschreven in zijn roman 365. Een dagboek (2007). Daarin vertelt hij ook hoe vaak hij wieler- en andere sportwedstrijden volgde op tv.
Opleiding
Na het middelbaar onderwijs trad Gerits in 1961 in bij de jezuïeten en studeerde daar filosofie. Op zijn 27ste trad hij uit.
In 1971 is hij bij prof. F. Droste (KUL) in de Germaanse filologie afgestudeerd met een taalkundige licentiaatsverhandeling over de semantische interpretatie in de transformationeel-generatieve grammatica van de bekende Amerikaanse taalkundige (en politiek commentator) Noam Chomsky. In 1971-1972 heeft hij gedurende acht maanden met een beurs van de Belgisch-Nederlandse culturele akkoorden gestudeerd aan het Instituut A.W. de Groot voor Algemene taalwetenschap aan de RU Utrecht. In de jaren ’70 kon ondergetekende het als assistent voor Nederlandse taalkunde en taalbeheersing bij prof. G. Jo Steenbergen, die ernstig ziek was gevallen, niet meer alleen aan. Hij kreeg van decaan prof. L. Vander Kerken s.j. de opdracht een bijkomende assistent te zoeken. Het oog viel op Joris Gerits. De decaan vond hem een uitstekende keuze, temeer vanwege Gerits’ filosofische opleiding bij de jezuïeten. Een jaar later werd Pol Cuvelier ook aangeworven als assistent. In de lessenroosters voor de studenten werd het drietal Daems-Gerits-Cuvelier steevast vermeld als ‘DGC’, wat op een avond van de studentenvereniging Skald geïnterpreteerd werd als ‘De Goddelijke Comedie’. Joris’ interesse bleek toch meer naar de literatuur uit te gaan dan naar de taalkunde, zodat hij een proefschrift over dichter Hugues C. Pernath aan de KU Leuven verdedigde in 1980. Naast de oefeningen taalbeheersing bij de germanisten nam hij ook het vak rechtstaalbeheersing voor de rechtenstudenten over van prof. Steenbergen. In 1981 werd hij deeltijds docent terwijl hij tegelijk van 1981 tot 1986 werkleider was, in 1989 werd hij hoogleraar, vrijwel volledig in de kandidaturen/bachelor. In 2008 ging hij met emeritaat.
Onderwijs
Het vak rechtstaalbeheersing is Gerits in de rechtenfaculteit blijven verzorgen. Daarnaast is hij verschillende vakken, vooral met betrekking tot de moderne Nederlandse literatuur, gaan geven aan de studenten germanistiek. Onder meer: Hedendaags Noord-Nederlands proza, Moderne Nederlandse Teksten I en II, Gerard Walschap, Frederik van Eeden, Politieke en socio-culturele tendensen in het interbellum, Lectuur en interpretatie van Nederlandse poëzie uit de 20ste eeuw. Zijn lessen werden door de studenten zeer gewaardeerd.
Onderzoek en publicaties
In het verlengde van zijn colleges schreef hij tal van artikels, essays, recensies, kronieken en signalementen in een groot aantal tijdschriften, onder meer in Dietsche Warande en Belfort, Septentrion, Streven (ook redactielid, meer dan 200 bijdragen; van 1992 tot 2003 een vaste rubriek over poëzie), Ons Erfdeel, De Boekenwereld, Gezelliana, Leesidee, Biekorf, Vlaanderen.Kunsttijdschrift, Vooys, Poëziekrant, Cahiers voor Literatuurwetenschap (CLW, VAL Vlaamse Vereniging voor Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap), Revolver. Verder auteursportretten in Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur, bijdragen in boeken, zoals Verhalen voor Vlaanderen. Aspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog (1997, Karel Wauters red.). Over de auteur die hij in zijn proefschrift had onderzocht, bracht hij mee uit Hugues C. Pernath. Gedichten. Tekstkritische leeseditie (Joris Gerits, Marleen Smeyers en Yves T’Sjoen. Met een nawoord van Joris Gerits. Tielt: Lannoo – Atlas, 2005. 584 p.). Opvallend is dat hij erg veel aandacht had voor jonge dichters als Ramsey Nasr, Bart Meuleman, Peter Holvoet-Hanssen en andere.
In een necrologie bij zijn overlijden schreef UGent-literatuurwetenschapper Yves T’Sjoen (Neerlandistiek, 31 juli 2016): “Elk van zijn vele wetenschappelijke en essayistische bijdragen munt uit door een helderheid van formulering, inzicht in en liefde voor dat beklemmend en weerbarstig dichterlijk oeuvre”.
Gerits’ eigen literaire werk omvatte het sterk autobiografische 365. Dagboek (Meulenhof / Manteau, 2007), en de dichtbundel Fuga (Leuven: Uitgeverij P, 2014).
Dienstbetoon
Gerits’ betrokkenheid bij het onderwijs, met name Nederlands, uitte zich in zijn voorzitterschap (1985-1991) van het Centrum voor Didactiek en ondervoorzitterschap van Instituut voor Didactiek en Andragogiek (IDEA, beide UA – UFSIA).
Hij zette zich in als voorzitter van het Vlaams Fonds voor de Letteren (2002-2009; voorganger Paul de Wispelaere, opvolger Jos Geysels); secretaris van de Hugues C. Pernath-Stichting (na 1985 voortgezet als Pernathfonds), medeoprichter van de stichting Gerard Walschap Genootschap (1998); lid van verschillende literaire jury’s zoals de Pernath-prijs, de Prijs der Nederlandse Letteren (Taalunie).
Kritische overwegingen
Over de universiteit was Gerits kritisch. In het Antwerpse studentenblad Dwars (21.04.2007) had hij bedenkingen bij de bamahervorming van 2004: te veel flexibiliteit, te veel regeltjes. Onrustwekkend vond hij de concurrentiestrijd tussen de universiteiten, en academia als liberale vrije markt.
Over de klassieke psychiatrie heeft hij zich meerdere keren kritisch uitgesproken, onder meer in zijn roman 365. Dagboek en in het al genoemde gesprek met Dwars. Daar zegt hij onder meer:
“Ik ben heel blij dat er een vangnet als de psychiatrie bestaat voor mensen die anders in de goot zouden terechtkomen. Soms heb ik echter het gevoel dat men te vaak met pillen werkt en voor de rest te weinig zorg biedt. Die medicatie is natuurlijk nodig om toch enige controle te hebben over mensen met stemmingswisselingen, maar op termijn worden mensen apathisch van al die scheikunde. Het kalmerende effect is niet min. Vele patiënten blijven hangen in de psychiatrie. Zij wachten tot anderen een oplossing aanreiken van buitenaf – een positie waarin ze vaak gedwongen worden. Maar als je jezelf niet kunt genezen, kan niemand je helpen.”
Zijn overlijdensbericht opende met een citaat van Ludwig Wittgenstein dat kenschetsend is voor Joris Gerits’ leven:
Eeuwigheid is zijn in het nu en samenvallen
met je bestaan – zonder onvrede; zonder
verleden of toekomst; vervuld met liefde
tijdloos
em. prof. dr. Frans Daems, FLW UAntwerpen
1 januari 2025
(met dank aan collega’s Willy Smets, Hubert Meeus en Frank Willaert)