1928-2014
Bij zijn afscheidsviering op 13 oktober 1993 kreeg Clem Neutjens naar goed gebruik het laatste woord. Hij hield het kort en verklaarde dat hij dat deed omdat hij zijn hele loopbaan lang altijd al een stille ontloper van de orde geweest was en dat ook op zijn laatste werkdag wou blijven.

Studies
Die loopbaan was nochtans erg ‘ordentelijk’ begonnen. Neutjens liep college in zijn geboortestad Mechelen en studeerde op zijn tweeëntwintigste, dus zo vroeg mogelijk, af aan de KULeuven als licentiaat Germaanse filologie en baccalaureus wijsbegeerte. Het was, al vertelde hij later soms dat hij ook van het studentenleven had weten te genieten, het parcours van een studax, en het lag dus voor de hand dat hij al kort daarna, terwijl hij zoals veel afgestudeerden van zijn generatie eerst zijn legerdienst ging doen, aan een doctoraat begon te denken. Hij schreef dat naast een voltijdse opdracht als leraar Nederlands in Brasschaat, waar hij de orde al wel discreet begon te ontlopen: zijn leerlingen in het Sint-Michielscollege kregen, naast de gevestigde waarden uit de roemruchte bloemlezing Zuid en Noord, ook gestencilde teksten van Gerard Walschap en Hendrik Marsman te lezen.
Proefschrift
Het proefschrift ging over de controversiële Duitse literatuurwetenschapper Friedrich Gundolf (1880-1931), die voor veel van zijn meer traditionele collega’s wegens zijn nogal bevlogen eigenzinnige taalgebruik hoogstens een bombastische fantast leek. Ook daar dus een wat heterodox onderwerp, waarbij de doctorandus zijn proefschriftauteur zeker niet verafgoodde, maar wel rustig argumenteerde dat wie Gundolfs hele oeuvre doorlas, er meer systeem in ontdekte dan men het op het eerste gezicht zou vermoeden. Zijn inbreng in het vak was zeker niet alleenzaligmakend, maar alleszins verrijkend en dus niet te missen.
Omgaan met nova
Dat was iets wat Clem Neutjens zijn leven lang over veel vernieuwers in zijn vakgebied zou herhalen: hij was en bleef altijd iemand die, overigens niet alleen in zijn vak, van nieuwe dingen hield. Hij werd tegelijk geen nieuwlichter en al helemaal geen rebel omdat hij zich nooit echt bij een van die vernieuwingen aansloot, maar alle nova onvermoeibaar met evenveel sympathie als gevoel voor nuance bleef verkennen en doceren. Hij kon dat sinds 1965, twee jaar na zijn promotie, op UFSIA doen, waar hij naast traditionele vakken als Heuristiek en Europese Literatuurgeschiedenis al vlug een nieuw vak Algemene Literatuurwetenschapaan het curriculum toevoegde, en misschien nog meer op UIA, waar hij in 1972 tot de eerste lichting professoren behoorde, en jaar na jaar complete licentievakken wijdde aan wetenschappers als Julia Kristeva, Ludwig Wittgenstein, Claude Lévy-Strauss, René Girard of Jacques Derrida.
Literatuurwetenschapper
In die zeventiger jaren was er in de literatuurwetenschap veel in beweging en Neutjens was voor veel studenten een beslagen gids in dat oerwoud. Hij was dat trouwens niet alleen voor zijn studenten en niet alleen in Antwerpen: in 1998 startte hij samen met zijn goede Leuvense vriend Rik van Gorp de Vlaamse Vereniging voor Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap, die met haar contactdagen en in haar ALW-cahiers voortdurend allerlei topics uit de recente literatuurwetenschap op de agenda zette. Het werd meteen een forum waar ‘literaire’ romanisten en germanisten, die voor bama in aparte opleidingen lesgaven, elkaar over die wat kunstmatige barrière heen konden ontmoeten. Neutjens wist ook daar, op een moment dat niemand voorzag dat studenten enkele decennia later voor combinaties Frans-Duits of Engels-Spaans zouden kunnen opteren, een gevestigde orde te ontlopen.
Beleid
Wat overigens niet betekent, wel integendeel, dat hij zich binnen die orde hautain afzijdig hield. Neutjens nam telkens weer en naarmate de jaren vorderden steeds belangrijker beleidstaken op en was, voor zover ik zie, de enige ooit die zowel op UFSIA als UIA, en kort na elkaar, zes jaar decaan was. Hij was al die tijd ook lid van de twee belangrijkste beleidsorganen op UFSIA, de Rectorale Raad en de Algemene Vergadering, en sloot zijn parcours daar af als beheerder academische aangelegenheden, in de praktijk zoveel als vicerector.
In al die functies las hij zijn dossiers altijd meer dan nauwkeurig en met een misschien typisch filologische maar door sommigen ook gevreesde acribie. Wie er graag de kantjes afliep of jaarverslagen, projectvoorstellen of promotiedossiers met grote woorden opsmukte moest geregeld ontdekken dat Neutjens merkte en zonder veel stemverhefffing maar evengoed duidelijk zegde dat die verbale mist een armzalige inhoud verborg. Het werd hem niet altijd in dank afgenomen, maar Neutjens vond het zijn plicht allereerst de academische kwaliteit van alles waarover hij (mee) moest beslissen een gepaste voorrang te geven.
Groei UA
Zijn diverse beleidssfuncties op twee campussen overtuigden hem ook al vroeg dat de Antwerpse deeluniversiteiten er alle belang bij hadden naar elkaar toe te groeien. Hij bleef op dat punt omzichtiger en zei dat zelden met zoveel woorden: toen hij in 1993 met emeritaat ging zou het trouwens nog tien jaar duren voor de UA een feit werd en zouden te bruuske uitspraken in die richting alleen voor nodeloze opschudding gezorgd hebben en de diverse convergenties die zich spontaan aftekenden eerder vertraagd dan versneld hebben. Ik herinner me wel, omdat ik Neutjens ook na zijn emeritaat nog geregeld zag, dat hij de diverse ontwikkelingen die uiteindelijk tot die fusie leidden met veel belangstelling volgde: dat was duidelijk iets wat hij nog graag mee-gemaakt zou hebben.
Postacademische activiteiten
Dat emeritaat gaf hem natuurlijk meer tijd voor dingen waar hij altijd al belang aan hechtte maar, als drukbezet literatuurwetenschapper en beleidsman, minder aan toekwam. Neutjens hield niet alleen als onderzoeker maar ook artistiek van nieuwe paden. Hij ging graag naar avant-gardetheaters en bezocht in binnen- en buitenland musea en tentoonstellingen over abstracte en/of non-figuratieve kunst. Hij gaf daar lezingen over op leergangen volwassenenonderwijs en was ook een veelgevraagd spreker op vernissages. Daarnaast nam hij tijd voor meer ‘sociaal’ engagement en ging hij bv. jarenlang geregeld een handje toesteken bij Buurtwerk De Seefhoek, waar hij koffietjes schonk voor minderbedeelden en ook al vlug lid werd van de Buurtraad. Daarna gaf hij ook een paar jaar lessen Nederlands aan asielzoekers in de lokalen van het vroegere Sint-Lucasziekenhuis in Ekeren. Zijn agenda bleef zo ongeveer even gevuld als tijdens zijn ‘actieve’ jaren; zelf zei hij, met de droge humor die voor wie hem kende, ook bij zijn personage hoorde, graag dat hij nu eindelijk het gevoel had iets nuttigs te doen …
Ziekte
Hij moest daar jammer genoeg bruusk mee ophouden toen hij op 9 augustus 2008 het slachtoffer werd van een zware hersenbloeding, die hij op het nippertje overleefde en waar hij mentaal zwaar beschadigd uit kwam. In de bijna bijna zes jaar die nog zouden volgen werd lezen en praten steeds moeilijker en uiteindelijk totaal onmogelijk en zouden ook alle herinneringen steeds meer vervagen. Zijn echtgenote bleef hem al die tijd liefdevol thuis verzorgen zodat hij tot zijn toch nog onverwachte einde op 28 mei 2014 in zijn vertrouwde omgeving kon blijven. Ik zal niet licht vergeten hoe hij, toen ik hem daar een tweetal weken voordien voor het laatst bezocht, mijn stem vaag leek te herkennen maar zo te zien al niet meer kon plaatsen. Het werd noodgedwongen een stil afscheid van iemand naar wie ik, met veel anderen, altijd had opgekeken.
em. prof. dr. Paul Pelckmans – FLW UAntwerpen
24 maart 2024