Frits Parmentier

1936-2020

De wetenschappelijke doctrine

Van de zeventiger jaren van vorige eeuw, en enkele decennia erna, was Professor Parmentier een bekende figuur bij de studenten Geneeskunde en Biologie. Twee grote groepen, die als eerste contact met de universiteit, het vak Algemene Chemie van hem kregen voorgeschoteld. Een zware cursus, aangevuld door uitgebreide practica. In de vorige eeuw waren het de exacte wetenschappen (plus wiskunde) die bepaalden of je geneesheer, bioloog… zou worden. Parmentier heeft niet meegemaakt dat zijn vak, dat, samen met fysica en wiskunde, de basis is van de empirische doctrine die ‘wetenschap’ heet, sterk werd gereduceerd.

Het Koloniaal Instituut als RUCA-embryo

Rector Massart stelde Parmentier mij in 1972 nog uitdrukkelijk voor als ‘dr.’ Parmentier. Hij was vóór zijn dertigste aan het RUCA begonnen, dus nog wat jong om de academische ladder te beklimmen, maar iedereen noemde hem ‘prof’. Frits Parmentier had een imposante bureauruimte op de eerste verdieping van het vroegere Koloniaal Instituut[1], op de Middelheimlaan, dat destijds diende om een koloniale Kongo-elite op te leiden. Hij kon buiten nog een bronzen beeld zien dat de ‘bevrijdende’ rol van de Belgen in Kongo verheerlijkte. Het beeld is, decennia later, spoorloos verdwenen. Ook enkele metalen werken van Panamarenko zijn in die periode verdwenen. Een van onze arbeiders had de opdracht gekregen om metalen constructies op te ruimen, en de goedbedoelende man zag geen verschil tussen hoogstaande kunst, en kitsch. Een en ander verwekte enige verdoezelde opschudding, en ingehouden hilariteit. Als rectificatie zou Parmentier, als hij nu even zou terugkeren, niet ver van zijn vroegere bureau, de aula Lumumba aantreffen. Het gebouw maakt nu nog een diepe indruk op de bezoeker. Het diende geruime tijd voor de opstart van het RUCA.

Achter zijn bureau gezeten, rookte prof Parmentier, naar de ingeburgerde gewoontes van de tijd, een ‘Belga zonder filter’. ”De baas (rector Massart), heeft je geselecteerd om hier te komen promoveren”, zei hij. Ook de andere universitairen van zijn groep bleken door ‘de baas’ geselecteerd te zijn, met een zeker vetorecht van Parmentier. s’ Middags nuttigde Parmentier soms met de groep een lekkere warme maaltijd in het studentenrestaurant, eveneens gelegen in het voormalige Koloniaal Instituut. Dat betekende militair gedisciplineerd aanschuiven aan de – overigens goed georganiseerde – tafels, en schotels doorgeven. Je kon toevallig oudere, erg sociale proffen tegenover je zitten hebben zoals prof Van de Walle, Vakaet, Dierick… Allen erg aangename tafelgenoten van wie je iets opstak.

Het chemie-startteam van Parmentier-Massart

Parmentier stelde me voor aan zijn chemieteam van de zeventiger jaren: drie jonge laboranten, een heel competente technicus, een erg actieve amanuensis, een prima poetsvrouw, een secretaresse, enkele pas afgestudeerde universitaire chemici, een doctoraatsstudente farmacie, en één doctor in de chemie. De universitair geschoolden moesten de studenten begeleiden in de practica, cursusmateriaal onderhouden, en theoretische oefeningen geven. Het stond hun ook vrij om hun wetenschappelijke talenten te ontplooien. Er was ook professor Vochten, een dertiger, die als solist zijn eigen fysicochemisch onderzoek als een bezetene uitvoerde. Hij gaf chemie aan de handelsingenieurs.

De groep nam een ruimte in op het gelijkvloers van het gebouw, een geïmproviseerde werkplek-laboratorium. Iedereen zijn/haar stoel en grote werktafel, en een gezamenlijke koffietafel. De voedingsbodem voor een onderzoeksgroep was in constructie, maar die puzzel klopte nog niet. Studenten begeleiden was prioritair. In het Koloniaal Instituut was er practicum, na een korte inleidingsles, in een groot lokaal, dat goed was uitgerust: empirisch – met eigen metingen dus – chemische observaties uitleggen. Zoals de echte wetenschappelijke doctrine vereist. Wiskunde zonder rekenmachine, want die moest nog uitgevonden worden. Balansen die volledig vergelijkbaar waren met die van Lavoisier. Aanwezigheid in de practica was essentieel. Over de theoretische cursus deed iedere student mondeling examen. Tien vragen die in tien minuten met Parmentier of Massart mondeling werden overlopen, en dan viel het verdict onmiddellijk. Drama of euforie – voor velen hun eerste universitaire evaluatie. Steeds een assistent in de nabijheid om afpenners te ontmaskeren, of om te beletten dat er gewag kon worden gemaakt van MeToo-toestanden. Een toen onbenoemd, maar zeker niet onbestaand fenomeen.

Parmentier ging met humor door het leven

Naar Gentse gewoonte was er ’s morgens en in de namiddag een korte koffiepauze bij het chemieteam. Parmentier hield dan van een goed gesprek, met veel zin voor humor. Hij was meestal goedgeluimd, en had oog voor ieders persoonlijkheid en problematiek. Als hij een mop in het Gents vertelde, dan ging die over papegaaien. ‘Poepegajem’ in het Gents, waardoor de Antwerpse laborantes pas echt begonnen te gieren als Parmentier al een verdieping hoger in zijn bureau zat. In het West-Vlaams, waar een h als een g wordt uitgesproken, verklaarde hij dat ”Gerwig Gilderson his master’s voice” was, en dat hij voor de ‘master’ (de latere rector Dierick) enkel opzij ging ”als die met zijn hoefijzers van de trap viel”. Parmentier en de Dierick-groep hadden een dispuut over een biochemiecursus, maar beiden waren upperclass-gentlemen, en verder dan frustratie ging het nooit. Met Parmentier kon je geen ruzie maken. Hij had veel respect voor de meeste collega’s. Bijvoorbeeld anatoom Vakaet. Toen prof. Vakaet recht tegenover mij zat in de eetzaal, fluisterde Parmentier: ”De studenten vinden dat hij sprekend op Louis de Funés lijkt.” Toen de schotel met kip passeerde, presenteerde Parmentier de schotel aan Vakaet, met de vraag l’ aile ou la cuisse?, de titel van een Franse De Funés-filmklassieker. De tafel, en dan vooral de studenten, proestten het uit.

Wetenschappelijke boekhouding in de seventies

Prof. Parmentier zorgde voor hypermoderne apparatuur, en voor literatuur, en legde uit waar hij aan de UGent op gewerkt had. Hij stelde me voor om fytochemie op te starten. In die periode had je voldoende aan enkele goede phytochemistry-tijdschriften, en dito boeken. Geen gegoogel met zoekmachines – wel duizenden getypte steekkaarten die verwezen naar evenveel kopieën van artikels. Een typmachine, een kopieerapparaat, een immense fichebak, en kasten vol gekopieerde wetenschappelijke artikels, werden ‘beheerd’ door een secretaresse. Wij moesten enkele decennia wachten op toetsenborden om te mogen typen. Parmentier introduceerde mij bij het bibliotheekpersoneel, en bij de Antwerpse plantentuin, waar directeur Van den Heuvel voor hem een serre vrij hield voor fytochemisch onderzoek. Hij onderhield actief vriendschappelijke contacten bij die instellingen.

De toenmalige tijdelijke immigratietsunami

In de jaren zeventig werd de jonge universiteit plots zowaar ‘mondiaal’. Bijna tegelijkertijd waren er in Duitsland en in Nederland limieten gesteld op het aantal studenten dat de richting geneeskunde mocht volgen. Nederland had zelfs een lotingsysteem ingevoerd. Duitsland beweerde over te weinig laboratoria te beschikken om goede practica te geven. Wij stonden plots voor een tsunami aan jonge buitenlanders. We hadden er zelf ook niet genoeg plaats voor, maar Parmentier zag er geen probleem in, en moedigde ons aan om op onconventionele manieren inleidingslessen en practica te geven. Dat creëerde eigenaardig genoeg een dynamisch enthousiasme bij de jeugdige B-Nl-Dl-US-Skandinavië-cocktail. Parmentier was even vaderlijk voor de buitenlanders, die erg dankbaar waren voor de door Antwerpen geboden kans, en zich heel voorbeeldig gedroegen.

Transfer naar de Groenenborgerlaan

De Parmentier-(eigenlijk Massart-)groep werd midden jaren 70 overgeënt naar de eerste verdieping van gebouw V op de Groenenborgerlaan, dat beter uitgerust was om te experimenteren. De eerste verdieping was een idee van rector Massart: geen passanten op het gelijkvloers, en slechts één trap omhoog als je de soms drukke lift wou mijden. In die lift vonden sommige proffen het toen logisch dat zij, de elite, eerst naar hun verdieping werden versast, en het gepeupel moest het dan maar verder onder mekaar uitvissen. Daar was toen geen discussie over, wel enige wrevel. De gewoonte verdween geleidelijk, het hiërarchische systeem niet. Het gebouw was een aangename en efficiënte werkplek, maar miste wel veiligheid voor chemici. Het werd net (2025) afgekeurd door een risicoanalysebedrijf. Toen de erg gemotiveerde dr. (nu emeritus) Guido Van der Groen midden jaren 70 een interessant ebolavirologisch lab wou opstarten, vond Parmentier het veiliger dat deze erg risicovolle activiteit in het Tropisch Instituut plaatsvond, in de omgeving van Peter Piot. Parmentier koos er toen voor om op zijn leeftijd niet nog voluit een onderzoeksgroep uit te werken, maar zich te blijven concentreren op studenten.

Prof Parmentier was in de eerste plaats een goed lesgever. Een vaderfiguur voor de studenten. 50% was gebuisd, maar nooit heeft iemand zijn/haar resultaat bij hem betwist. Hij hield zich aan een soort protestants correct denkpatroon, en was, samen met zijn Nederlandse vrouw, zoon en dochter, op wie hij erg gesteld was, geïntegreerd in de protestantse gemeenschap. Na enkele decennia vertrouwde hij me toe dat een en ander wat sekte-achtig werd voor hem en voor zijn kinderen, en dat hij als vrijzinnige verder wou leven.

De Schotse connectie

Een deel van zijn jeugd spendeerde Parmentier bij een oom in Schotland. Als protestant kleedde hij zich sober, maar dikwijls met een touch voor de Schotse/Angelsaksische cultuur. Die combinaties gaven hem een hogere middenklasse-uitstraling. Zo voelde hij zich ook. Hij reed graag met zijn authentieke Morris Traveler-auto. Een wagen die Engelsen en Schotten in WO II uit praktische overwegingen uitbouwden tot wat men nu een SUV noemt, door gebruik van een chique houten achterbouw. Hij voelde zich dus compleet in zijn element toen we een prestigieus congres bijwoonden in Edinburgh. Hij had vinnige, door het publiek erg geapprecieerde discussies. Parmentier vond dat ik voor mijn (toen jonge) vrouw een authentieke kilt moest kopen in de, volgens zijn zeggen, onovertroffen Princess Street. Omdat ik duizelig werd van de honderden kilts in de drukbezochte zaak, vroeg hij mij luid grappend in het Engels, en gesticulerend, om een verkoopster te kiezen die het profiel van mijn vrouw het best benaderde. Ik werd er nog meer duizelig van, maar de zaakvoerder, en de verkoopsters, vonden het een schitterend idee, en ze maakten er een geslaagde grappige catwalk van. De kilt paste mijn vrouw perfect.

Parmentiers alter ego

Parmentier ging af en toe op wintersport. Hij had een buitenverblijfje in de Kempen, waar hij zich kon verdiepen in literatuur, muziek, en planten. Parmentier deed zelden iets onwettigs. Toen begin jaren zeventig aan de E40 gesleuteld werd, orakelde onze draaiknoppenradio van Philips (nu nog verkocht voor senioren), dat ergens in Limburg versteende sequoiabomen waren blootgelegd. Prof Vochten, een verslaafde mineralenverzamelaar, smeekte Frits Parmentier hem er onmiddellijk (illegaal) naartoe te brengen met zijn Morris Traveller. Daar kon immers een halve ton stenen in, en zowel de auto als zijn eigenaar, hadden een wettig geruststellende uitstraling. Een verontruste Parmentier – het alter ego van prof. Vochten –, zag bij aankomst onthutst dat de rijkswacht de vindplaats afschermde voor diefstal. ”Prof. Vochten, RUCA”, zei Vochten droogjes tegen de commandant, die zowaar zijn mannen de opdracht gaf om de stenen in de Morris Traveller van de ‘experts’ te laden. Op dat moment komt er een cameraploeg van de toenmalige Belgische televisie aan. ”Kunnen we een uitleg krijgen door de professoren?” Parmentier versteent. ”Geen probleem”, zegt Vochten. Om 8u. ‘s avonds (primetime) ziet mijn vrouw hun interessante verhaal uitgebreid op het tv-nieuws.

Een gouden generatie technici?

Parmentiers obsessie zat eerder bij elektronica, muziek, computers, en nieuwe wetenschappelijke instrumenten. Op zijn initiatief testten en kochten wij de eerste HPLC-apparatuur van Hupe & Busch, die hij enthousiast met mij grondig uittestte in Duitsland. En het was zijn idee om een eveneens peperdure Packard Liquid Scintillation Counter te kopen, en de beste spectrofotometers. Hij vond het niet erg, en ondersteunde ons om al die apparatuur, die gemaakt was voor routine-analyses, compleet om te bouwen tot wetenschappelijk relevante apparatuur avant la lettre. Dat was toen mogelijk dank zij onze RUCA-ateliers met top-technici en elektronica-ingenieurs (Jozef Everaert, Walter Van Dongen, Jan Doclo, Victor Claeys …), de uitgebreide centrale werkplaats van Raymond, glasblazers Jan en Raymond … Teamwork van een generatie technici waarvan Parmentier steeds benadrukte dat die prima onderwijs hadden genoten.  Ik besefte pas decennia later dat Parmentier mijn onderzoeksgroep hiermee als een intercontinentale raket gelanceerd had in de chromatografie en elektrochemie-wereld. Hij was de perfecte voorzetman, de juiste lead-out. Dank u, professor!

Frits Parmentier overleed te Averbode op 24 december 2020.

em. prof. dr. Luc Nagels, FWET, UAntwerpen
5 juli 2025


[1] De Koloniale Hogeschool, Middelheimlaan 1, 2020 Antwerpen